recensieItaliaanse meesters

Sprezzatura: virtuoze Italiaanse penseelkunstenaars op zoek naar een eigen stijl

null Beeld Gallery of Modern and Contemporary Art
Beeld Gallery of Modern and Contemporary Art

De Italiaanse schilderkunst tussen 1860 en 1910 waaide met alle winden mee. In Assen is nu te zien hoe dat eruit zag.

Joke de Wolf

Het lijkt een schilderij van een Hollandse meester. Een sloot, zeilboten, zwart-witte koeien, een paar trekpaarden, een stad aan de horizon. Maar er klopt iets niet. De wolkenlucht is on-Nederlands wollig en die torens zijn te sierlijk. Ze lijken wel Italiaans en dat zijn ze ook.

De Italiaanse kunstenaar Lorenzo Delleani maakte in 1883 een rondreis door Noord-Europa. Vanuit Keulen ging hij naar Amsterdam, daarna reisde hij door naar Den Haag, Leiden en Rotterdam. Hij schilderde wat hij zag, in vlotte toets: een molen, een Amsterdams stadsgezicht. Twee jaar later, terug in Italië maakte hij pas het grote schilderij, waarop hij aan de Hollandse torens een Italiaanse draai gaf. Drie van deze Hollandse schilderijen zijn de komende maanden te zien in Assen, bij de tentoonstelling ‘Sprezzatura’, genoemd naar de Italiaanse omschrijving voor achteloos iets ingewikkelds doen. Er hangen zo’n zeventig schilderijen uit de halve eeuw tussen 1860 en 1910.

Bloedvergieten

Een periode die in de geschiedenisboeken en in de literatuur bekend is vanwege de Italiaanse zoektocht naar eenheid: in 1861 verenigden de meeste stadstaten zich tot het koninkrijk Italië, in 1866 kwam Venetië erbij en met aanzienlijk bloedvergieten was de staat in 1870 compleet met Rome als hoofdstad. In de kunstgeschiedenis is de periode buiten Italië nauwelijks bekend, een paar reislustige schilders zonder heimwee uitgezonderd. Met deze tentoonstelling laat het Drents museum, na de tentoonstellingen over kunst uit dezelfde periode uit Rusland en Schotland, zien dat ook de Italiaanse schilders best wat in hun mars hadden.

De tentoonstelling begint gewichtig, met schilderijen met vooral een politieke boodschap, als orgaan van de verschillende partijen in het land. Vaak zijn dat beelden van mensen met vlaggen of gewond na de strijd. Bijzonder is daarom het fraaie ingetogen schilderij, met daarop Luisa Sanfelice in de gevangenis uit 1875. Sanfelice werd gezien als een van de eerste republikeinse Italiaanse helden bij een korte opstand in 1799 in Napels. Op het werk van Gioacchino Toma zit ze sereen in haar cel te breien, kinderkleertjes waarschijnlijk: er was een hardnekkige mythe dat ze een zwangerschap zou hebben geveinsd om haar veroordeling te kunnen uitstellen.

Een veel vrijere toon zetten de Macchiaioli, de ‘kliederaars’ van het gelijknamige café in Florence. Ze troffen elkaar daar rond 1850, ze trokken de natuur in net als de Fransen van de school van Barbizon in die tijd. Ze experimenteerden in hun landschappen enthousiast met lichtval en vlakverdeling, de achterliggende betekenis was minder belangrijk.

Alberto Martini, Tijdens het slapen, 1906-07. Galleria d'Arte Moderna, Milano. Beeld Drents Museum
Alberto Martini, Tijdens het slapen, 1906-07. Galleria d'Arte Moderna, Milano.Beeld Drents Museum

Er gingen natuurlijk ook Italiaanse kunstenaars naar Parijs, het centrum van de kunstwereld rond die tijd, ze keken er goed naar de beroemde meesters. Interessanter is de grote serie zelfportretten van de verschillende kunstenaars. De meeste namen zeggen ons nu weinig en veel van de grotere schilderijen waren gemaakt om te verkopen. Ze schuren vaak behoorlijk tegen de kitsch aan, op de zelfportretten zie je de kunstenaars zoals zij zichzelf zagen.

Een uitschieter is een zelfportret van Antonio Mancini, dat hij ‘Zelfportret van de gek’ noemde: hij heeft een fruitmand omgekeerd op zijn hoofd gezet – als een eerste Pastafari, de mensen die op een pasfoto poseren met een vergiet op hun hoofd. Mancini kon de drukte van Parijs niet aan en kwam na een paar maanden overspannen terug. Hij verbleef in het dolhuis van Napels, maar kon zo te zien nog schilderen als de beste.

Geen hoogvliegers

Eind negentiende eeuw ontstond sociale onrust in de snel geïndustrialiseerde gebieden. De kunstenaars kozen soms partij, om als Emile Zolà de ellende van de arbeiders te laten zien, de armen op de trappen van Rome, de zieken en de alleengelaten bejaarden. Grote schilderijen die werden getoond op de internationale tentoonstellingen, bijvoorbeeld vanaf 1895 op de Biënnale van Venetië. Anderen trokken zich liever terug in een droomwereld, met zoete zachte kleuren of nachtscènes waarin de fantasie van de toeschouwer wordt uitgedaagd betekenis te vinden in de vlekken en strepen.

De tentoonstelling leidt de bezoeker met uitgebreide toelichting op de bordjes bij de schilderijen en sympathieke aanvullende fragmenten uit de operawereld en de literatuur, prettig rond in deze onbekende wereld. Een fraaie catalogus biedt nog meer context met heel leesbare artikelen. Anders dan de Schotten en de Russen, was er in Italië in deze periode niet één stijl, niet één groep, laat staan één kunstenaar die de dienst uitmaakte.

Echte hoogvliegers kent de periode dan ook niet, maar deze tentoonstelling laat wel mooi zien hoe Italië zocht naar eenheid en een eigen stijl. Nederlanders konden eenvoudig terug naar de meesters van de Gouden Eeuw, bij de Italianen was de last vele malen zwaarder. In 1909 publiceerde Filippo Marinetti zijn futuristisch manifest in Le Figaro, en vanaf toen kwam Italië in een stroomversnelling, waar het nog steeds niet uit lijkt te zijn ontsnapt.

Sprezzatura: vijftig jaar Italiaanse schilderkunst (1860-1910), in het Drents Museum in Assen tot 3 november.
★★★★☆

Lees ook:

Hoog tijd dat ook Van Goghs Drentse periode boven water komt

Waar liep en sliep Vincent van Gogh in Drenthe? Dat moet nieuw onderzoek gaan uitwijzen.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden