BoekrecensieMemoir
Schrijver op zoek naar haar droomhuis
De trilogie van Deborah Levy (1959) is geestig en inspirerend, leest lekker en brengt je een nieuwe vriendin.
Ze heeft al heel wat boeken op haar naam staan, wordt over de hele wereld gelezen en werd genomineerd voor diverse prestigieuze prijzen, maar geld voor een eigen huis heeft Deborah Levy (1959) niet. Zeker niet voor het droomhuis dat zij voor ogen heeft: groot, karaktervol, met een park van een tuin en een vijver of nee, bij nader inzien, toch liever een getijdenrivier. Omdat zo’n optrekje niet gratis is, werkt ze aan een scenario, maar omdat Levy het verdomt om haar heldin sympathiek te maken, een eis die aan vrouwelijke personages wordt gesteld, blijft ook die film in de mijmerfase hangen. Tussen droom en daad staat geld in de weg, en het besef dat het verwerven van een huis niet hetzelfde is als het verwerven van een thuis.
Over het (niet) hebben van een huis en het schrijven over vrouwen die zichzelf zijn kwijtgeraakt – ‘verdwenen vrouwelijke personages’ zoals Levy ze noemt – daar gaat het grofweg om in Onroerend goed, het derde en (voorlopig?) laatste deel van haar memoir. Dat klinkt moeilijk en wellicht wat saai, maar dat is het allerminst. Levy schrijft lucide, elegant én, zou ik daar aan toe willen voegen, bedrieglijk gewoon, maar dan gaat u weer denken dat dat saai is, en dat is het dus niet. Ze meandert, onderzoekt, stelt zich vragen waarop geen pasklare antwoorden zijn en laat zich daarin bijstaan door schrijvers als Marguerite Duras, Simone de Beauvoir, Georges Perec en James Baldwin. Levy lezen is andere schrijvers willen (her)lezen. Ze is vast een echte schrijversschrijver, maar laat u ook daardoor niet ontmoedigen.
Levy leest lekker en kan geestig uit de hoek komen. Neem deze: bij het inrichten van haar nieuwe schrijversschuurtje stuit ze op een roman die ze ooit van haar ex-man kreeg. ‘Het verhaal in dit boek’, schrijft Levy, ‘ging over een vrouw die haar leven aan een man heeft geschonken. Dat is niet iets om thuis te proberen maar daar gebeurt het meestal wel.’ Waarbij meteen ook een compliment aan de vertalers Astrid Huisman en Roos van de Wardt: de trilogie leest alsof ze in Levy’s moerstaal is geschreven.
In tranen op de roltrap
Verschillende thuizen komen er voorbij. In het eerste deel, Dingen die ik niet wil weten (2013), valt te lezen hoe haar vader, als Levy vijf is, thuis in Johannesburg wordt opgepakt en voor vier jaar achter de tralies belandt. Hij is lid van het ANC. Na zijn vrijlating vertrekt het gezin uit Zuid-Afrika.
Dit deel draait om de vraag waarom ze schrijft. Het wordt verteld vanuit een veertigjarige Levy die, omdat ze telkens als ze op een roltrap staat in tranen uitbarst (bij het omhoog gaan dan) naar Mallorca is gegaan. Ze doet haar verhaal aan een vreemde, een Chinese winkelier, ‘maar ik weet niet of ik ook daadwerkelijk alles heb gezegd wat je zo meteen gaat lezen’. In vier hoofdstukken krijgen we vier antwoorden op die vraag naar het schrijven, waarvan het meest zwaarwegende schuilt in een nieuwe vraag: ‘Wat doen we met de kennis waar we niet mee kunnen leven? Wat doen we met de dingen die we niet willen weten?’
In De prijs van het bestaan (2018) focust Levy op het leven na haar scheiding. Levy trekt het breed. Over de maatschappelijke rol van de vrouw gaat het; die gaat zó op in wat er van haar wordt verlangd, dat ze vergeet wat haar eigen verlangens zijn. Ergens in de vijftig is Levy nu en met haar dochters verhuisd naar een lelijk appartement op een heuvel dat ze desondanks min of meer weet om te toveren tot een thuis. Ze rijdt op een e-bike die ze koestert als een vriend. En ze schrijft weer. In een hutje in de tuin van haar vriendin Celia begint ze aan de trilogie.
Dit tweede deel oogt als een bundel korte verhalen en opent met een prachtige observatie in een bar. Een oudere man praat aan een stuk door met, of tegen, een jongere vrouw. Zij onderbreekt hem, waarna hij zegt: ‘Je praat wel veel, hè?’ De jonge vrouw probeert hem duidelijk te maken dat ‘de wereld ook haar wereld’ is, maar kennelijk ‘was het niet in hem opgekomen dat zij hem misschien wel helemaal niet beschouwde als de hoofdpersoon en zichzelf als bijpersoon’. Een scène die naklinkt in de gesprekken die Levy voert over de verfilming van haar roman Terug naar huis. De producenten willen het perspectief van een háár naar een hém verleggen.
Bananenboom als derde kind
In het zojuist verschenen laatste deel Onroerend goed (2021) zoomt Levy in op de plekken zelf en hoe ze (niet) zijn ingericht. Bijna zestig is ze – en haar jongste dochter zo’n beetje het huis uit – als Levy bij een stalletje een bananenboom van nog geen dertig centimeter koopt. Ze zet hem op haar balkon, waar haar ‘derde kind’, zoals de jongste hem gekscherend noemt, het verrassend goed doet. Het oude schuurtje moet worden ontmanteld, want Celia heeft haar huis te koop gezet; een nieuwe schuurtje, in de buurt van Abbey Road, wordt ingericht. Ze zal er haar nieuwe roman, De man die alles zag, situeren. Maar ze heeft de stekker van haar laptop nog niet in het stopcontact gestopt, of ze krijgt een fellowship in Parijs. Haar ‘derde kind’ is nu 1.20 meter, de zorg ervoor moet aan haar dochter worden toevertrouwd.
In dit derde deel is Levy overal en nergens. De hoofdstukken hebben titels als: Londen, Parijs, New York, Mumbai. Als ze vanuit India een ticket terug naar huis wil boeken, kan ze het vliegveld niet vinden. Ze heeft de zoekterm Mombai ingetikt. ‘In Zuid-Afrika, waar ik ben geboren, is een mum een mom, en zo had ik mijn moeder altijd genoemd. Mombai. Mombye. Ik kon haar dood niet accepteren.’ Over afscheid nemen gaat het, en het dagelijkse leven, koken, vriendschappen en toevallige ontmoetingen. En over dat droomhuis dus, dat ze in en met gedachten en spullen bezielt.
Ook in dit laatste deel genoot ik van Levy’s brille en stijl, maar als ik moest kiezen, zou ik zeggen dat ik de eerste delen de betere vind, maar dat kan ook komen doordat ik die eerst las. Een kennismaking die mij het gevoel gaf dat ik er een nieuwe vriendin bij had. En waarom kiezen? Ik zou gewoon met deel 1 beginnen en lekker doorgaan en samen met Levy tot de conclusie komen dat haar boeken haar onroerend goed zijn.
Deborah Levy
Onroerend goed
(Real Estate)
Vert. Astrid Huisman. Roos van de Wardt.
De Geus; 288 blz. € 23,50