Tien Geboden
Schrijver Jan van Mersbergen kon zich altijd in zijn fictie verstoppen
Jan van Mersbergen (Gorinchem, 1971) debuteerde in 2001 met ‘De Grasbijter’. Zijn roman ‘Naar de overkant van de nacht’ is in 2011 bekroond met de BNG Nieuwe Literatuurprijs. In 2014 won hij de F. Bordewijkprijs voor ‘De laatste ontsnapping’. Deze week verscheen zijn negende roman: ‘De onverwachte rijkdom van Altena’.
I Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben
“Mijn vader komt van de gereformeerden uit Broek (Babyloniënbroek, AV), mijn moeder van de hervormden uit Giessen. We deden niet veel aan het geloof. Ja, ‘Here zegen deze spijzen, amen’ voor het eten, maar ik herinner me geen preken over wat er allemaal wel of niet mocht van de kerk. In Almkerk, het dorp waar ik ben opgegroeid, kon alles heel goed naast elkaar bestaan. Er was veel lucht, veel vrijheid, verzet was niet nodig. Ik heb nooit echt in God geloofd – net zoals mijn dochter nu zegt: dat kan helemaal niet, zoiets kan niet bestaan – maar ik ben het belang van de beelden, de rituelen, wel gaan inzien. Het is goed om bij elkaar te zijn, om op elkaar te letten. Ik zorg voor mijn gezin, voor de vrienden met wie ik ieder jaar in Venlo carnaval ga vieren. Die saamhorigheid, dat is precies wat mij zo aan carnaval bevalt.
“NRC-recensent Arjen Fortuin heeft eens geschreven dat al mijn boeken gaan over eenzame mannen op de vlucht, maar volgens mij is het tegenovergestelde waar: ze willen juist allemaal bij een groep horen; ze verlangen ernaar om ergens thuis te zijn.”
II Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is
“Ik schrijf in beelden. Alles wat ik meemaak, kan materiaal zijn voor een boek of een verhaal. Ik heb als stratenmaker gewerkt, da’s eigenlijk net zoiets: steentjes leggen. Soms moet je een bochtje maken, dan leg je de stenen iets verder uit elkaar of hak je er een paar in tweeën. Ik ken de techniek. En ik weet ook wat het is om de hele dag te scheppen, te bikken en met bakken specie heen en weer te sjouwen.”
III Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken
“In ‘De onverwachte rijkdom van Altena’ wordt nauwelijks gevloekt. Zo zijn ze niet, de mensen uit die streek. De volksaard schuilt meer in het dagelijks leven dan in het geloof. Het gaat mij erom dat lezers zich in het verhaal herkennen. Als een vloek niets toevoegt, kun je hem net zo goed weglaten.”
IV Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here uw God, dan zult gij geen werk doen
“Schrijver zijn, dat is nu eenmaal geen kantoorbaan. Ik werk altijd, alhoewel, als ik voetbal... Ik speel al jaren met dezelfde vrienden, we vormen inmiddels een veteranenteam. Normaal gesproken sta ik centraal achterin, of rechts back zodat ik met mijn zwakke knie ook een beetje aan de buitenkant kan gaan spelen, maar laatst werd ik gewisseld en kwam ik ineens links half te staan. Dat ging eigenlijk best goed. Drie kansen, één assist en nog een bal richting de kruising die er op het laatste moment werd uitgetikt! Afijn, het lijkt me duidelijk: als ik voetbal, schrijf ik niet.”
V Eer uw vader en uw moeder
“De vrijheid die ik in mijn jeugd heb gekend, dank ik voor een groot deel aan mijn ouders. Toen ik op mijn veertiende een plakboek bijhield en zei dat ik journalist wilde worden, vonden ze dat prima. Toen ik na zeven jaar mijn middelbareschooldiploma haalde en aankondigde dat ik naar Amsterdam zou vertrekken om daar een soort kunstopleiding te volgen, zeiden ze: da’s goed. Er werd me niks in de weg gelegd en het gekke is dat ik nu, op mijn beurt, wel moeite heb om mijn ouders hun eigen gang te laten gaan.
“Ze hebben veertig jaar geleden buiten het dorp een stuk land gekocht – vier hectare groot – waar ongelooflijk veel tijd en energie in gaat zitten. Het is een prachtig project, met een kapelletje en een klein museum voor oude landbouwwerktuigen, maar mijn ouders zijn in de zeventig en ik ben bezorgd dat het hen boven het hoofd gaat groeien. Ze zijn eigengereid. Met name mijn vader. Precies zoals een van de hoofdpersonages in De onverwachte rijkdom van Altena.
“Het land van mijn vader is in het boek een grote plas water geworden, maar het idee erachter is hetzelfde. Eigenlijk probeer ik via de literatuur iets van mijn vader te begrijpen en mezelf aan hem te laten zien. Het is leven met een omweg. Indirect. Uiteindelijk hebben mijn vader en ik allebei ons eigen project. Ik schrijf – net zoals de dochter van de hoofdpersoon – boeken, bedoeld voor iedereen en hij heeft zijn landgoed, dat hij – net als de eigenaar van de put – na al die jaren eindelijk openstelt voor publiek.
“Ik kon dit verhaal niet één op één vertellen. Mijn ouders zouden zeggen: waar is dat goed voor? Zoiets doe je niet in onze streek, want je weet nooit wat ‘de mensen’ dan gaan denken. Over mezelf kan ik schrijven wat ik wil; ze denken al dertig jaar van alles over mij. ‘Da’s die jongen van Jan en Jenny, met z’n gekke beroep en z’n grote mond’.”
VI Gij zult niet doodslaan
“Misschien valt er in mijn volgende boek (Van Mersbergen schrijft thrillers onder het pseudoniem Frederik Baas, AV) eindelijk een dode. Tot nu toe vond ik een moord, de daad op zich, niet zo boeiend; hoe de moordenaar verder leeft, is voor mij veel interessanter. Dat ik zelf niet erg agressief ben, heeft daar ongetwijfeld mee te maken. Ik kan wel erg star en koppig zijn. Ik ben een lieve vent, heel sociaal, maar als je me iets flikt, komt het tussen ons nooit meer goed. Toen ik voor het eerst een foto van Kim, mijn vriendin, op Facebook had gepost, schreef iemand: ‘Meisje, doe het niet!’ Nee, dat is geen grap. Dat is voorbij de grap.
“Voor mij was het meteen duidelijk: ontvrienden en weg ermee. Laatst kwam ik die persoon tegen bij een boekpresentatie. ‘Zullen we een biertje drinken?’ vroeg ze. Biertje gaat er altijd in, dus ik zei: da’s goed. Op weg naar de bar, riep ze nog even vrolijk: ‘Kunnen we meteen weer Facebookvrienden worden!’ waarop ik onmiddellijk antwoordde: ‘Doe voor mij maar een colaatje dan’.”
VII Gij zult niet echtbreken
“Het was geen mislukking maar een overschatting: ik dacht dat we het wel zouden redden, als gezin, ondanks haar psychische problemen, ondanks het feit dat ik thuis zo’n beetje in mijn eentje al het werk moest doen. We waren al acht jaar samen toen onze zoon werd geboren. Met zijn komst – en die van onze dochter, een paar jaar later – leek het proces zich alleen maar te versnellen, want als je kinderen hebt, dan moet je aan de bak. Zij bleef ’s ochtends in bed liggen en ging ook ’s middags, als er gegeten moest worden, liever even slapen. Tussendoor deed ze aan yoga. Ik bracht de kinderen naar school, haalde ze op, deed de boodschappen, zorgde voor het eten en moest daarnaast met schrijven de kost verdienen.
“Het was niet vol te houden. Ik pleegde roofbouw op mezelf. We hebben het er jarenlang over gehad: we moeten het anders verdelen. Na een tijdje begon ik de nachten te gebruiken om aan die situatie te ontsnappen. Dan hing ik rond in kroegen op de Zeedijk en kwam pas thuis als de kinderen naar school moesten worden gebracht. Het was een moeilijke tijd, maar ik wilde niet opgeven, er niet voor weglopen.
“Tot ik Esther (Esther Gerritsen, schrijfster, AV) tegenkwam. Ik zei tegen mijn ex: ‘Nu is er iets met míj aan de hand. Ik heb een ander’. Ik ben meteen vertrokken, heb twee maanden bij een vriend in huis gewoon en met Esther de vrijheid gevierd. We hadden onszelf allebei uit een lastige relatie bevrijd. Ik wilde iets met haar opbouwen, maar ik wist ook wel dat zoiets met Esther niet mogelijk was. Na een half jaar, van aan en uit en aan en uit, zijn we ermee gestopt. Niet veel later kwam ik Kim tegen. Het was in Venlo, vlak voor carnaval, en ik wist het meteen: even wakker blijven, goed opletten, dit mag je niet laten lopen.
“Voor haar was het anders. Ze kwam na onze ontmoeting gewoon een avondje naar Amsterdam. Een was een soort Tinder-date, maar dan zonder Tinder. Mijn gevoel klopte: dit was goed, dit was voor altijd. Het is gek, ik ben vanaf mijn negentiende, het moment dat ik in Amsterdam ging wonen, maar drie weken alleen geweest. Ik wil me gewoon graag binden – geen idee waarom. In september 2016 werd onze zoon geboren. We vormen nu, met z’n vijven – mijn ex kan nog steeds niet echt voor haar kinderen zorgen; ze is er nog slechter aan toe dan toen – een mooi gezin.
“Ik ben lang bang geweest om mijn kinderen bij mijn ex achter te laten. Ook dát was een reden om niet op te geven. Toen we eenmaal uit elkaar gingen, zei mijn zoon, destijds acht jaar oud: prima, zijn we eindelijk van dat gezeur af. Mijn dochter heeft lang gehoopt dat haar ouders weer verliefd op elkaar zouden worden. Ze is bezorgd, voelt zich verantwoordelijk. De bezoekjes aan haar moeder zijn hartverscheurend, maar zelfs mijn elfjarige dochter begrijpt inmiddels dat het beter is zo. Mijn ex heeft nu de tijd en de ruimte om uit te zoeken hoe ze verder wil met haar leven. En de kinderen zijn veilig. Bij mij.”
VIII Gij zult niet stelen
“Dat heb ik nooit gedaan. Ik ben geen heilige, maar dit gebod heeft voor mij echt waarde. Ik zou ook niemand kunnen belazeren. Ik ben wel eens jaloers op mensen die zich nergens iets van aantrekken. Laatst zag ik een man op straat een croissantje eten. De verpakking werd zo, hop, op straat gegooid. Ik ben niet jaloers op de houding – ik zou het zelf niet kunnen – maar wel op de vrijheid. Daar zou ik zo iemand op aanspreken: wat heerlijk voor je, dat je zoiets kunt doen! En niet: hé, ruim dat eens even op. Ik zeg er ook niets van als iemand op de stoep fietst. Ga je gang. Zo lang je maar oogcontact maakt – mag ik er even langs? – ga ik wel een stapje voor je opzij.”
IX Gij zult geen valse getuigenissen spreken tegen uw naaste
“Over twee jaar word ik vijftig. Dan woon ik dertig jaar in Amsterdam, ben ik twintig jaar schrijver en publiceer ik mijn tiende roman. Van dat boek zou ik een soort avonturenroman willen maken, met mezelf in de hoofdrol. Daar dacht ik aan toen ik laatst een lijstje maakte van alles wat ik in de afgelopen jaren heb meegemaakt: toen mijn oudste zoon in 2003 werd geboren, kreeg ik kanker in mijn ballen, ik genas, kreeg een gezin, ben gescheiden, verloor dierbaren, vond een nieuwe liefde – het is te veel om op te noemen, niet interessant om zomaar op te dreunen, dus hoe ga ik dat vertellen?
“Tot nu toe heb ik mezelf altijd in de fictie kunnen verstoppen, maar dit keer wil ik een vorm vinden waarin ik de sprongen die mijn leven heeft gemaakt met de lezer kan delen. Ik heb al een idee voor het begin. Er is een echo van onze jongste zoon, gemaakt toen hij zesentwintig weken oud was. Op die foto zie je hoe hij op zijn duim zuigt. Dat is wat ik twintig jaar lang heb gedaan. Ik heb alles verzonnen, maar dit keer wil ik het anders doen; ik ga hem precies vertellen wat zijn vader de laatste tijd heeft gemaakt.”
X Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is
“Eerst was ik heel fanatiek, ik moest mezelf als schrijver in een bepaalde positie zien te duwen. Dat is gelukt. Daarom ben ik veel rustiger nu. Ja, goed, ik ben nog weleens jaloers op de aandacht die collega’s krijgen, maar het is niet anders: als Peter Buwalda met een nieuw boek komt, publiceren de kranten onmiddellijk een recensie en mag hij natuurlijk aanschuiven bij ‘DWDD’.
“Laatst las ik een stukje in ‘Otmars Zonen’ en dacht: tja, dat is weer zó breed, het gaat alle kanten op, daar kan ik niet tegenop! Vergeleken met Peters boek komt in De onverwachte rijkdom van Altena nauwelijks een zwierig zinnetje voor. Maar goed, dit is wat ik wil maken, dit is wat ik kan. En daarnaast doe ik dingen die er net buiten vallen: workshops geven, over schrijven praten en avondjes organiseren. Ik weet wat mijn mogelijkheden zijn.
“Het is net zoiets als voetballen. Ik ben een sterke verdediger, ik vreet m’n tegenstander helemaal op, maar ik ben niet zo goed aan de bal, kan niet zomaar iemand passeren. Mijn eerste trainer zag dat al. Hij zei: Jan, als jij de bal krijgt: meteen afspelen! Dat doe ik, braaf. Heel af en toe denk ik eraan hoe het zou zijn om door te gaan, om een geweldig doelpunt te maken.
“Laatst had ik een prachtgoal bedacht: onze keeper trapt op de rand van de zestien meter de bal uit z’n handen, ik sta net voorbij de middellijn, vang ‘m op met m’n hoofd en dan kop ik niet door – wat ik normaal gesproken zou doen – maar leg ik de bal voor m’n rechtervoet en schop hem zo, in één keer, over iedereen heen het doel in! Ik vertelde de jongens van mijn team over mijn droomgoal en sindsdien beginnen ze met z’n allen te roepen als de keeper uittrapt en de bal bij mij terecht dreigt te komen: Nee, Jan! Niet doen!”
Tien geboden
Arjan Visser interviewt iedere twee weken iemand aan de hand van de Tien Geboden. U leest zijn eerdere gesprekken terug op trouw.nl/tiengeboden.
Lees ook:
Hoe doe ik het als man wél goed?
Schrijver Jan van Mersbergen ontmoette zijn vriendin in de kroeg. Hij zet kanttekeningen bij de me too-campagne. ‘Als die aantrekking er is, van twee kanten, en je doet niks, dan gebeurt er ook niks.’