Interview
Schrijver Ian Buruma ziet culturen veranderen, 'De wereld die is geschapen in 1945 is afgebrokkeld'
Ian Buruma beschrijft in ‘Tokio mon amour’ zijn jonge jaren in de Japanse hoofdstad. Zijn boek gaat over veranderende identiteiten en culturen. ‘De angsten en taboes uit de Tweede Wereldoorlog zijn nu overal verdwenen.’
Zonder veel kennis van Japan vertrok Ian Buruma in 1975 als jongeman naar Tokio. Hij studeerde Chinees in Leiden, maar Japanse films en toneelstukken trokken hem meer, wegens de combinatie van de voor hem vreemde cultuur met toch zeer herkenbare menselijke aspecten. De jonge Britse Nederlander die ging studeren aan de filmacademie in Tokio, raakte gefascineerd door culturele verschillen.
Hij verliet de filmacademie, fotografeerde, acteerde en was zelfs even danser in een Japans gezelschap. Later vond hij zijn roeping in de journalistiek, en inmiddels is Buruma (66) hoofdredacteur van het vooraanstaande literaire blad The New York Review of Books. Een gesprek over nationale identiteit, kosmopolitisme en de eeuw van Azië, naar aanleiding van de Nederlandse vertaling van Buruma’s jongste boek, ‘Tokio mon amour’.
U ontdekte in Tokio dat Japanners uit de culturele wereld ook nieuwsgierig waren naar u, een westerling die gefascineerd was door hun land. Toch schrijft u dat een buitenlander er nooit echt bij kan horen in Japan, dat het niet mogelijk is Japanner te worden. Hoe komt dat?
“Elk land heeft zijn eigen idee van wat de nationale identiteit is. In Frankrijk is dat een culturele opvatting: als je vloeiend Frans spreekt en schrijft, word je wel geaccepteerd. Julia Kristeva (schrijfster en filosofe, red.) wordt in Parijs niet gezien als een Bulgaarse. In Engeland is het al moeilijker, maar nog wel mogelijk. In Japan lopen etnische achtergrond, familiegeschiedenis en cultuur volkomen door elkaar. Mensen kunnen je best accepteren als individu en als vriend, je maar je wordt nooit een van hen.
“Dat hoeft niet erg te zijn. De mensen die daar ongelukkig worden zijn degenen die denken dat het wel kan. Ik heb dat nooit belangrijk gevonden. Natuurlijk heb ik wel vriendschappen gesloten, dat was helemaal niet moeilijk, mensen waren heel warm en gastvrij. Maar het werd je wel duidelijk gemaakt dat je altijd een soort gast was, bijna in existentiële zin. Ik heb dat nooit echt pijnlijk gevonden, het fascineerde me juist dat een land zo gesloten is.
“Ik kom uit een gemengd gezin, met een vader en moeder uit verschillende landen, kosmopolitisch en rijk; die wereld kende ik. Het was juist interessant om in een land te wonen dat in bepaalde opzichten zo gesloten was. En zeker in Tokio voelde ik me wel thuis, ik ben ook getrouwd met een Japanse.”
Waar voelt u zich nu thuis? Bent u een wereldburger, een Brit, een Nederlander, een kosmopoliet, of misschien een eeuwige buitenstaander?
“Je overal thuis voelen is niet mogelijk. Maar dat kan wel op meer dan één plek. Ik kan dat in Londen, in New York en als ik hier woonde waarschijnlijk ook. Ik ben me bewust waar ik vandaan kom, ik voel me hier geen vreemde. Ik denk dat het veel met taal te maken heeft. Ik leef en schrijf in het Engels (zegt Buruma in vlekkeloos Nederlands, red.), het is de taal van mijn moeder.
“Zeker in Engelstalige landen voel ik me thuis, meer dan in andere landen. In New York kun je als Nederlander hoofdredacteur worden van een belangrijk literair blad. Dat zou in Japan niet gebeuren.”
U hebt ook een boek geschreven over de toestand in Nederland na de moord op Theo van Gogh: ‘Dood van een gezonde roker’. Hoe kijkt u naar de identiteitsdiscussie zoals die tegenwoordig woedt, mede door de Amerikaanse president Trump, de brexit-discussie en de angst voor immigranten?
“Er is natuurlijk niet één identiteit. Ook de Nederlandse identiteit is niet altijd hetzelfde geweest. Als je in de jaren twintig van de vorige eeuw aan mensen hier had gevraagd hoe ze zichzelf zagen, dan was waarschijnlijk hun godsdienst belangrijker dan hun paspoort. Als je protestants was ging je naar protestantse winkels en een protestantse sportclub en je trouwde met een protestantse.
“Een van de redenen waarom mensen zo zijn gaan zeuren over de Nederlandse identiteit, over wat het betekentom Nederlands te zijn, is het afbrokkelen van de zuilen. Veel mensen wisten toen niet meer wat hun plek was. Het enige wat aan gemeenschappelijks overbleef was Zwarte Piet, de koninklijke familie en het voetbal. Identiteiten veranderen en mensen blijven zoeken.
“Het is niet toevallig dat overal weer nationalisme en rechts-populisme opduiken. Het is een tijd waarin enorme verschuivingen plaatsvinden, de macht van het Westen verschuift naar China en de rol van Amerika is niet meer wat die was. De wereld die is geschapen in 1945 is afgebrokkeld, de welvaartstaat bestaat niet meer op dezelfde manier. Dit is een tijd van enorme onzekerheid, en dan komen er angsten los. Politici buiten die angsten uit, zij spelen in op rancune, jaloezie, het gevoel dat mensen door elites in de steek worden gelaten.”
Ziet u die nationalistische terugslag ook in Japan?
“Zeker. Het nationalisme van premier Shinzo Abe heeft dezelfde achtergronden als de opkomst van rechtse politici in andere landen. Niet alleen is de stem van rechts sterker geworden, links is ook veel zwakker geworden. In Japan zie je dat er in het onderwijs geen aandacht is voor de eigen rol in de Tweede Wereldoorlog. Het rechtse revanchisme is heel sterk naar voren gekomen.
“Het is iets wat zich ook in de rest van de wereld afspeelt doordat de herinnering aan de oorlog is verzwakt. De mensen die het hebben meegemaakt leven niet meer. De angsten en taboes die daaruit zijn voortgekomen - ‘dat nooit meer’ - zijn bijna verdwenen. Internationale samenwerking, Europese eenheid, al die dingen die zijn ontstaan uit trauma’s van de Tweede Wereldoorlog, daarvan zien mensen de noodzaak niet meer. Het is ook een onvermijdelijk proces, voor mensen die nu 20 of 30 zijn is de oorlog iets uit de geschiedenisboeken.”
Uw boek beschrijft ook de persoonlijke wording van een nieuwsgierige jongeman. U schrijft dat een culturele initiatie leidt tot een metamorfose. Zou u de jongeren van nu, bij wijze van levensles, aanraden andere culturen op te zoeken?
“Dat moet iedereen voor zichzelf weten, ik ben niet in een positie om mensen te adviseren, laat staan te preken. Wat ik wel kan zeggen: als je gaat wonen en leven in een ander land, een andere cultuur, met andere mensen en je niet opsluit met landgenoten op een Hollandse club waar ze klagen over de lokale bevolking, dan ga je nadenken over jezelf, over jouw positie in de maatschappij, wie je bent, waar je bij hoort. En dat is zeer leerzaam. Maar het is niet iets wat iedereen wil.
“Ik heb enorm geluk gehad dat ik op het goede moment op een plek zat waar belangstelling voor was en waar weinig mensen iets van af wisten. Dat is voor een schrijver en zeker voor een journalist natuurlijk een enorm voordeel. Dat Europa niet meer in het middelpunt van de wereld stond, voelde ik wel aan.”
Dat is al vaak gezegd. De historicus Jan Romein schreef meer dan zestig jaar geleden over ‘De eeuw van Azië’, maar die is toen niet aangebroken. Gaat dat nu wel gebeuren?
“In de analyse van machtsverhoudingen was Romein zijn tijd ver vooruit. Het Westen overheerste de wereld, maar dat verandert nu snel. Wie heeft de meeste invloed in Afrika? Niet meer de Verenigde Staten, Frankrijk of Engeland, maar China. Je ziet dat Trump ondanks gedoe over handel wel respect moet tonen voor president Xi Jinping. Dat komt ten dele doordat Trump een onwetende figuur is die graag met dictators omgaat en de illusie heeft dat hij het met hen op een akkoordje kan gooien, maar ook doordat het de werkelijkheid weerspiegelt.”
Wat betekenen die grote machtsverschuivingen voor Japan?
“Daar zijn ze heel bang voor. China heeft een macht die Japan nooit kan evenaren, en dat is niet een welwillende macht. En daarom kijken ze met ambivalente gevoelens naar de Verenigde Staten. Aan de ene kant is er niet veel respect voor Trump. Aan de andere kant zijn ze ontzettend bang dat ze voor hun veiligheid niet meer op de VS kunnen vertrouwen.”
In uw boek beschrijft u een wereld van voor ons vreemde seksuele en gewelddadige praktijken, met de term ‘ero, guro, nansensu’, het erotische, het groteske en het onzinnige. Is dat Japan nog te vinden onder, zoals u dat beschrijft, ‘de steeds geliktere buitenkant’?
“Ero, guro, nansensu is een term uit de jaren twintig, toen het ook in het Westen een wilde boel was. Het was de tijd van het surrealisme en seksuele veranderingen. En de Japanners hadden hun eigen variant. Die greep terug op een soort zelfkant van de Japanse maatschappij, die veel ouder was, uit de tijd van de shoguns. Dat was een militaire dictatuur. Als uitlaatklep voor de stedelijke bevolking was er een wilde cultuur met kabuki (traditioneel theater, red.), prostitutie en pornografie, waarin die gevoelens van rebellie, ontsnapping uit het keurslijf van een strak georganiseerde maatschappij konden worden uitgeleefd.”
De oude Japanse cultuur, met wilde shinto-feesten zoals u die beschrijft, bestaat die nog?
“Ja, die bestaat nog. Maar het wordt folklore, het leeft steeds minder. Dat is niet het einde van de cultuur, het betekent alleen dat het verandert. Hier lopen mensen ook niet meer in klederdracht. Het is meer iets geworden voor de televisie. Ook dat is een ontwikkeling die je overal ziet, zoals in Nederland met carnaval of de Elfstedentocht.”
Wat de televisie heeft gedaan, en nu de sociale media weer op een heel andere manier, is dat dingen die vroeger in de privésfeer bleven nu in de openbaarheid komen. Zo’n voetbalprogramma van Johan Derksen en René van der Gijp, wat daar gezegd wordt hoorde je vroeger alleen als café-praat. Dat is nu een publiek spektakel.”
Aan die wilde Japanse cultuur werd destijds een eigen draai gegeven door het jongerenprotest van de jaren zestig en zeventig. Is daar nog iets van over?
“Wat is er hier nog over van de jaren zestig, van Provo? Toen ik in Japan was, hadden de mensen van in de 30 of 40 allemaal de oorlog of de onmiddellijke nasleep van de oorlog meegemaakt, toen Japan heel arm was. Ze hadden van alles beleefd - bombardementen, geweld, armoede. Dat heeft natuurlijk een culturele invloed, en dat was zichtbaar in het dagelijks leven. Sindsdien zijn minstens twee generaties opgegroeid in overvloed en vrede, die hebben nooit zoiets dramatisch meegemaakt. Dan krijg je toch een heel andere cultuur. Wel tevreden, niet zo interessant. In Nederland gaan de boeken ook niet voor niets nog steeds over de oorlog.”
Hebben mensen dan ellende nodig om tot creativiteit te komen?
“Het is geen noodzaak, maar het helpt wel. Je hebt kunstenaars die alles uit hun hoofd halen en daarvoor niet veel hoeven te beleven. Maar turbulente tijden zijn meestal goed voor de cultuur. Mits mensen wel de vrijheid hebben om er expressie aan te geven.”
Ian Buruma (1951) is sinoloog, japanoloog, publicist en hoofdredacteur Van The New York Review of Books. Hij schreef boeken over Aziatische cultuur, maar ook over de crisis in de democratie. In 2008 ontving hij de Erasmusprijs.
Ian Buruma
Tokio mon amour
Atlas Contact; 240 blz. € 19,99