null

EssaySchrijfkoorts

Schrijf vooral. Maar schrijver worden? Doe het jezelf niet aan

Beeld Suzan Hijink

Nederland kreeg er afgelopen jaar veel aspirant-schrijvers bij, het regent manuscripten bij de uitgevers. Hoe breek je door? En na hoeveel boeken mag je jezelf schrijver ­noemen? Het is rampzalig, dat schrijven, weet Gerwin van der Werf. En het wordt steeds moeilijker.

Gerwin van der Werf

In coronatijd is half Nederland gaan schrijven, het stond in de krant en het leek mij goed nieuws: wie schrijft, die blijft binnen. Ik bleek me te vergissen, het was helemaal geen goed nieuws, er dreigde een ramp, het water stond de uitgevers aan de lippen. “Iedere week krijgen we halve bossen opgestuurd”, liet uitgeverij Lebowski weten. Paul Sebes van literair agentschap ­Sebes & Bisseling zei: “Normaal krijgen we zo’n duizend manuscripten per jaar. Nu zitten we er echt flink overheen. Soms krijgen we er wel vier tot vijf per uur.”

Zijn zakenpartner Willem Bisseling vond dat al die schrijvers beter konden gaan lezen, voor een miljoen hobbyschrijvers hadden zij in elk geval geen tijd meer. Ik snapte hun ergernis. Hun verdienmodel snap ik ook, dus veel medelijden kon ik niet opbrengen. Ze verdrinken in de manuscripten, oké, maar dat is hun probleem. Ik bedoel, als half Nederland in de lockdown drummer was ­geworden, dan hadden we allemáál een probleem.

De schrijver

Gerwin van der Werf (1969) is columnist, recensent voor Trouw en muziek­docent op een middelbare school. Van zijn vier romans stonden Wild (2011) en Een onbarmhartig pad (2018) op de longlist van de Libris Literatuur Prijs. Van Een onbarmhartig pad zijn de Engelse en Duitse vertaalrechten inmiddels verkocht. In 2019 verscheen zijn ­roman Strovuur.

Toch sprak hun noodkreet me aan, zij het om een andere reden. Ik ben zelf ook schrijver geworden, tien jaar geleden. Toen keken uitgevers net zomin reikhalzend uit naar de postbode. Of wacht, wanneer precies ben ik dat dan geworden? Op welk moment kun je jezelf schrijver noemen? Om te beginnen, schrijver is geen beschermd beroep, dus staat het eenieder vrij zich zo te noemen. Waarom niet, iedereen kan zich immers ook literair agent noemen. Maar dan leggen we de lat wel erg laag. Dus laten we proberen er enige overeenstemming over te krijgen. Daartoe lopen we langs een paar belangrijke momenten in het schrijverschap (wat is dat toch een fijn gewichtig woord) – kilometerpaaltjes die ik zelf passeerde in de afgelopen tien jaar: bij welk paaltje ben je schrijver? En kún je het eigenlijk wel worden? Prangende vragen, lijkt mij, voor iedereen die zelf wel­eens schrijft en misschien ambitie koestert.

Lezen is noodzakelijk, maar maakt je nog geen schrijver

Eerst even door een open deur lopen: van lezen word je geen goede schrijver, zoals je van Bach luisteren geen componist wordt. Toch is lezen noodzakelijk, het bestaat niet dat je geen interesse in lezen hebt, maar wel schrijft: je wilt weten hoe anderen het doen, de beste schrijvers wil je nadoen: Hermans, Nescio, Reve – vul je eigen helden en heldinnen in, het mag ook Lucinda Riley of Dan Brown zijn, prima – maar als je niet van lezen houdt, kun je beter stoppen met schrijven. Ik begon veertien jaar geleden met het schrijven van een roman. Ik had er zo’n zeshonderd gelezen, veel daarvan vond ik helemaal niet zo goed, dus waarom zou ik het niet kunnen? De overmoedigen hebben de halve wereld, nadat de brutalen hun deel ­gepakt hebben.

Na een jaar iedere avond schrijven had ik honderdtwintigduizend woorden. Ik voelde de trots van de amateurklusser die voor het eerst een muurtje metselt, die duurt tot hij er tegenaan leunt. Ja, ook ik stuurde het manuscript naar uitgeverijen en ontving afwijzingen. Het jaar daarna deed ik iets goeds: ik sloot me aan bij de succesvolle Trouw Schrijf!-community. De leden schreven korte verhalen en lazen die van anderen. Dit is een belangrijke stap: je moet je werk door anderen laten lezen (en geen applausmachines). En dan herschrijven, en nog eens. Met een paar van die aangescherpte verhalen, die ook her en der in een krant, tijdschrift of op een website verschenen, kwam ik in contact met een uitgeverij. Zo omzeil je het manuscriptenkerkhof. Trouwens, noem jezelf geen schrijver in dit stadium, want dat ben je nog niet. Ik zei gewoon dat ik leraar was – wat ook zo is – en hield het voor bekenden zelfs geheim dat ik schreef.

null Beeld Suzan Hijink
Beeld Suzan Hijink

Geef je boek in eigen beheer uit en je zet jezelf buitenspel

Wie zijn boek in eigen beheer uitgeeft, zet zichzelf buitenspel. Het is prima voor de gelegenheidsschrijver die z’n jeugdherinneringen in een lijmbandje in de kast wil zetten, maar iedereen die van het schrijven serieus werk wil maken, moet nog altijd officieel debuteren bij een uitgeverij. Daar zag het ruim tien jaar geleden niet naar uit: door de opkomst van print on demand en self-publishing leek de weg vrij voor avonturiers in de boekenbranche, maar via deze weg zijn uiteindelijk minder schrijvers doorgebroken dan via de slushpile op het bureau van Sebes & Bisseling.

Een contract voor een eerste boek binnenhalen is de moeilijkste stap, en dan nog: als het je lukt, dan is je literaire debuut allesbehalve een garantie voor succes – als we ervan uitgaan dat succes iets te maken heeft met erkenning in de literaire wereld en verkoopaantallen. Dit verhaal is al vaak verteld: van de vijftig debutanten per jaar breken er één of twee direct door, meer dan de helft wordt niet eens besproken in kranten en tijdschriften met een boekenrubriek. Ik had geluk met een goede bespreking in NRC, maar veel verder kwam ik niet. In een interview voor een plaatselijke krant werd mij ­gevraagd wanneer ik wist dat ik schrijver wilde worden. ‘Schrijver?’ zei ik, ‘Ik ben een leraar die een boek heeft geschreven.’

Van de meeste debutanten hoor je nooit meer iets, sommige blijven eeuwig ploeteren aan hun tweede boek, andere geven er de brui aan. Als je jezelf schrijver wilt noemen moet je meer dan één boek publiceren, zijn we het daarover eens? Met één boek kom je alleen weg als je Jan Cremer heet (hij schreef wel iets meer, maar wie weet dat?). Jeroen Brouwers legde de lat ooit op drie boeken, pas bij drie boeken mocht je jezelf schrijver noemen van Brouwers, mits in die boeken het woord ‘maar’ niet vaker dan driemaal per pagina gebruikt werd.

Het tweede boek, zo luidt het cliché, is altijd moeilijk. Ik wil daaraan toevoegen: het derde ook. Daarna is het vierde het moeilijkste. Nooit kun je erop vertrouwen dat wat je schrijft wel goed is, goed genoeg. Ook dit stuk kan nog steeds een mislukking worden. Het is rampzalig, dat schrijven, en het wordt steeds moeilijker. Volgens Thomas Mann is een schrijver iemand voor wie schrijven moeilijker is dan voor andere mensen. Het goede nieuws is dat dat komt doordat je er beter in wordt. In 2013 had ik al drie romans gepubliceerd en daar haast geen cent mee verdiend. Dat gaf niet, want ik was leraar.

Bekentenis: schrijven is voor mij verbonden met schaamte

Een bekentenis: schrijven is voor mij verbonden met schaamte. Schrijven zelf is het overwinnen van schaamte, je moet op zoek naar je schaamte en hem uitroken. Daarnaast schaam je je ook nog eens voor het feit dát je schrijft en voor gebrek aan ­succes kun je je ook schamen. Mijn tweede roman Wild (2011) kreeg een paar goede recensies en kwam op de longlist van de Libris literatuurprijs. Er viel een loden last van me af: misschien mag ik er toch zijn, als schrijver, misschien moet ik me niet meer schamen. Bij boek drie lag die loden last er trouwens opnieuw op – en nou moet ik niet doen alsof zoiets vanzelf gebeurt, ik sjorde de last hoogstpersoonlijk terug op mijn rug. De vraag drong zich op of het wel mogelijk was: leraar zijn én schrijver. Moest je als schrijver niet net zo bezeten, onvoorwaardelijk en met al je aandacht bezig zijn met schrijven als bij ieder ander moeilijk en veeleisend ­beroep?

null Beeld Suzan Hijink
Beeld Suzan Hijink

Als ik mij ’s ochtends in de badkamer sta te scheren, denk ik aan de les van het eerste uur. Als schrijver zou je observeren hoe het mes door het schuim glijdt, hoe het water in het kommetje van je handen belletjes vormt, je zou luisteren naar het gulzige ­geluid van de afvoer – ach hoe fraai allemaal – en dan kun je dat tijdens het ontbijt fijn opschrijven. Ik had niet eens tijd voor ontbijt. Toen mijn vierde roman Een onbarmhartig pad aan Duitsland werd verkocht, vond ik dat ik het mocht zeggen: ‘Ik ben schrijver… Ik ben trouwens ook leraar.’ Ja, dat laatste moest er dan wel weer bij, ze mochten eens denken dat je een luie donder bent die een beetje thuis zit te typen en te niksen. Dat is het laatste hardnekkige restje schaamte.

Je bent precies waar je begon

Als je denkt dat je er nu bent: niet dus. Je bent precies waar je begon. Je, zeg ik nu weer, omdat ik mij ervoor schaam mijzelf steeds in stelling te brengen om iets te beweren. Ik wil het liefst weg uit dit verhaal, ik zet slechts de feiten op een rij. In dit stadium kom je er dus achter dat je het tandenknarsen nog steeds beoefent, dat je nog steeds geen enkele controle hebt over je carrière. Zo almachtig als je bent in je verhalen, zo machteloos ben je als je boek verschenen is. Je hebt haast nergens invloed op, je lot ligt in de handen van televisielui, recensenten, boekhandelaren, lezers-met-invloed, allerlei types die het in principe niks kan schelen hoe het jou vergaat, waarom zouden ze?

Reageren?

Heeft u schrijf­ambitie (gehad)? ­Reacties (max. 150 woorden met naam en woonplaats) zijn welkom: tijdgeestreacties @trouw.nl.

Word geen schrijver, in hemelsnaam, je verdient geen knoop en bent bijna altijd wanhopig. Schrijf gewoon, daar ben je veilig. Je kunt schrijven zonder schrijver te zijn, ­zoals je kunt pianospelen zonder pianist te zijn. Geen Sebes of Bisseling kan je ervan weerhouden. Ik geloof dat het plezier in het toevertrouwen van gedachten aan papier niet ontmoedigd moet worden door literaire agenten of door wie dan ook. Kennelijk was het schrijven een uitkomst voor velen in een lamlendige coronatijd. Voor mij was het een uitkomst toen ik me tien jaar lang de blubber had gewerkt op school en me afvroeg: is dit het nu? Uitkomst, het is misschien een te groot woord, het was gewoon een prettige bezigheid om problemen van niet-bestaande mensen te verzinnen in plaats van die van jezelf op te lossen.

Nu ben ik schrijver, op mijn veertigste gedebuteerd, dat is aan de late kant, maar wat maakt het uit? Het kán, het is niet onmogelijk. Wie het er ook op wil wagen, kan ik in ieder geval zeggen: vriend, niemand zit op ons te wachten, maar dat hindert niet, want wij schrijven. Als wij het willen komt de zon niet op! Wij laten het hagelen en ­stormen, het land overstromen, we laten de weilanden vol grutto’s lopen of onze buurman gruwelijk aan zijn einde komen. Alles veilig op papier.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden