Rembrandts filosemitisme maakt hem nog geen joodse schilder.
Het is een toepasselijke afronding van het Rembrandt-400 jaar: het Joods Historisch Museum in Amsterdam ontrafelt de vele mythes die er in de loop der tijd – en niet in het minst het afgelopen jaar – zijn ontstaan rond de erkenning van Rembrandts filosemitisme, zijn compassie met de joodse medemens. De ’joodse’ Rembrandt is door de wetenschap altijd met veel mystificaties omgeven, vaak leek het er op dat geen enkele kunsthistoricus zich er aan wilde branden.
Het voor deze gelegenheid nauwelijks kunsthistorisch verantwoorde onderzoek door het Joods Historisch Museum komt er op neer dat de compassie met zijn joodse medemensen zwaar overschat is. Rembrandt, zo menen de samenstellers van de tentoonstelling - waar opvallend veel schilderijen zijn te zien die niet meer aan hem worden toegeschreven – liet vaak joden als model poseren, maar dat maakt hem nog niet tot een joodse schilder.
Het antwoord op de vraag waarom eigenlijk geen enkele gerespecteerde kunsthistoricus zich wil bezighouden met de graad van het ’joods zijn’ in Rembrandts werk, is simpeler dan het lijkt. Wie Rembrandt op zijn ’joods zijn’ wil beoordelen, moet allereerst tot een definitie komen op grond van welke kenmerken de schilder gebruikmaakte om een jood als jood weer te geven. Bij religieuze figuren, zoals die in het Oude Testament en de evangeliën worden genoemd, ligt de authenticiteit van hun joods-zijn voor de hand. Een portret van een levende Christus laat per definitie een joodse man zien. Hetzelfde geldt voor de portretten die Rembrandt in opdracht moest schilderen: die werden naar de stijl van die tijd zo goed mogelijk naar het leven gemaakt.
Moeilijker wordt het om de joodse modellen die Rembrandt voor andere voorstellingen wilde gebruiken, naar hun veronderstelde ’joodse’ aard te typeren Deze ’tronies’ (anonieme modellen die wel in levenden lijve bestonden, maar niet waarheidsgetrouw hoefden te worden geportretteerd. Denk aan het melkmeisje en het meisje met de parel van Vermeer) hadden echter wel onmiskenbaar joodse trekken. Het waren zonder uitzondering mannen op gevorderde leeftijd. Veelal dragen ze een zware baard, hebben ze een kernachtige blik in een al even expressief gezicht.
Inderdaad, het tegendeel van de ronde, blozende, blonde Hollandse koppen die Rembrandt ook heeft geschilderd. Die, wellicht vanwege hun calvinistische omgeving waarin ze als regent, ondernemer of dominee functioneerden, een sobere levenshouding werd toegeschreven. Om die reden kun je Rembrandt een al even ’protestantse’ schilder noemen in plaats van hem als ’joodse’ schilder’ te betitelen.
Toch is Rembrandt, in weerwil van het feit dat hij populair was vanwege het ’joodse’ karakter van de door hem afgebeelde figuren, nooit terechtgekomen in het centrum van de joodse wereld in Amsterdam, waarin hij als schilder of gewoon als buurtbewoner opereerde. Toen Rembrandt in het nog altijd bestaande huis in de Jodenbreestraat (destijds Breestraat geheten) woonde, verkeerde hij in de bovenlaag van de Amsterdamse bevolking waarin nogal wat Portugees-joodse kooplieden waren opgenomen. Rembrandt heeft uit dit milieu een aantal portretopdrachten gekregen, maar dat zegt weinig over de positie die hij in de joodse wereld zou innemen.
Ook het feit dat hij à la Caravaggio soms joden op straat oppikte om ze als model te laten poseren (iets wat lekker romantisch klinkt, maar niet is bewezen) zorgt er nog niet voor dat hij een uitzonderlijk ’joods’ schilder zou moeten zijn. Het lijkt er op dat Rembrandt in niet-joodse kringen even gezocht was vanwege zijn ’joodse’ portretten als in joodse kringen. Dat kan er op duiden dat er waarschijnlijk geen scheiding tussen joden en niet-joden in Amsterdam bestond, anders dan wat op religieuze gronden verwacht kon worden.
Rembrandt zelf heeft zich evenmin uitgelaten over de vraag hoe specifiek joods (of niet-joods, want ook dat bestond niet voor hem) sommige mensen voor hem waren.
Maar, zullen velen zeggen, Rembrandts populairste schilderijen zijn of waren juist zo geliefd omdat hij precies op die werken zo’n grote compassie met de joodse medemens had. Kijk maar eens, en met dat voorbeeld wordt Rembrandts filosemitisme steevast bewezen, naar het Joodse bruidje uit het Rijksmuseum, en helaas niet te zien op de expositie in het Joods Historisch. De overlevering wil dat het hier om een bijbels echtpaar gaat, te weten Isaak en Rebekka, maar ook de Portugees-joodse dichter Levi de Barrios en zijn vrouw Abigael de Pina worden genoemd, evenals Rembrandts zoon Titus en diens geliefde Abigael. De bekende Rembrandtkenner Gary Schwartz houdt het op een weergave van de twee hoofdfiguren uit een klucht van Jacob Cats over de Babelse koning Cyrus en de herderin Aspasia. Joden of niet-joden figureren dus op dit schilderij. En kijk er eens goed naar: hoe joods zijn deze mensen nu werkelijk?
Waarschijnlijk heeft Rembrandt ook van deze mensen een ’tronie’ gemaakt, twee niet met name genoemde mensen, maar wel van vlees en bloed, als zinnebeeld van liefde en trouw. Het Joods Historisch Museum komt dan ook tot de conclusie dat het filosemitisme van Rembrandt flink overschat wordt en dat het er eigenlijk ook niet toe doet. Het voegt niets toe, maar doet ook geen afbreuk aan zijn onweerstaanbaar grote kwaliteiten in het met veel sympathie weergeven van zijn tijdgenoten.