Interview
Raquel van Haver is de onbevangen hemelbestormer die we zoeken
Bij de schilderijen van Raquel van Haver is nauwelijks voor te stellen dat het canvas ooit wit was. Dat de schilder misschien aarzelde bij de eerste haal. Van Havers werk is expressief, imponerend, zit dik in de verf.
Raquel van Haver, geboren in Bogotá, maar in Nederland bij adoptiefouders opgegroeid, maakt grote gebaren. De olieverf vermengt ze met hars, zaagsel of gips, ze verwerkt kartonnen dozen in haar doeken, grote hoeveel- heden nephaar, jute, sigarettenpeuken, plastic zakjes, kroonkurken, kraaltjes en zelfs mobiele telefoons.
Al in 2016 noemde het Amerikaanse zakenblad Forbes Van Haver als een van de dertig aanstormende Europeanen van onder de 30. Na drie eerdere nominaties won ze dit jaar de Koninklijke Prijs voor de Schilderkunst, en nu heeft ze een tentoonstelling in het Amsterdamse Stedelijk Museum, verspreid over zes zalen.
Het grootste werk is negen bij vier meter lang, en maar liefst 22 centimeter dik. Het lijkt een hedendaagse versie van het ‘Laatste Avondmaal’: mensen zitten, hangen, staan en slapen rond een lange tafel, lege flessen staan en liggen overal, er gebeurt van alles, geen plekje is leeg. De andere schilderijen in de expositie zijn op dezelfde manier gemaakt, en ook daar zitten mensen samen: ze maken muziek, eten en drinken.
Portret van een onbevangen hemelbestormer die de gemeenschap zoekt
“Of ik wel eens aarzel hoe ik verder moet? Nee hoor, als een schilderij af is dan zijn er meteen alweer drie andere dingen waar ik al langer mee bezig was. In het werk dat nu in het Stedelijk hangt, komt samen wat ik de afgelopen acht jaar heb gefotografeerd tijdens mijn reizen.
“Ik was vaak op uitnodiging voor korte projecten in het buitenland: in Trinidad en Tobago, Paramaribo, Harare, Londen, Lagos, Kaapstad en Havana. Ik realiseerde me thuis dat het allemaal plekken zijn van de Afrikaanse diaspora, waar export en migratie een grote rol spelen in het culturele netwerk. Net als de omgeving waar ik al meer dan tien jaar woon, in de Amsterdamse Bijlmer. Overal zag ik mensen buiten eten en drinken, dat universele wilde ik vastleggen. De mensen die ik schilder zie je overal, dat universele vind ik mooi. Ik voel me met ze verbonden. Ik denk niet graag in zwart-wit, ik oordeel niet, ik registreer. Dat zou je onbevangen kunnen noemen ja.
“Als ik op reis ga, neem ik weinig tekenmateriaal mee. Mijn fotocamera, een schetsboekje, overal ter wereld kun je wel tekenmateriaal krijgen. Het echte schilderen doe ik thuis, in mijn atelier. Daar heb ik de ruimte, en de verf. Die kan me niet dik genoeg zijn, daarom vermeng ik het met alles wat er maar in kan. Toen ik begon aan de kunstacademie, had ik moeite met het schilderen van gezichten. Dus ben ik me daar op gaan concentreren, het werd een uitdaging. Het nephaar, dat veel personages op mijn schilderijen hebben, kwam erin toen ik aan een project werkte over vrouwen en het schoonheidsideaal. De haar-extensions en de geschiedenis van de diaspora overlappen, ze geven een schoonheidsideaal weer dat door de diaspora is ontstaan, en omdat deze serie ook over de diaspora gaat, paste het goed in het beeld.
Voor zichzelf spreken
“Op reis heb ik er weinig last van dat ik als vrouw alleen ben, eigenlijk levert dat me in Nederland nog het meeste problemen op. Mensen, vooral de wat oudere witte mannen, nemen me vaak niet serieus. Ach, ik heb me daar nooit zoveel van aangetrokken, het is irritant, maar ik ga gewoon door met wat ik doe. Ik hoop dat iedereen iets herkent in mijn schilderijen, of je nou vaak in het museum komt of helemaal nooit. Ik schilder figuratief, omdat ik denk dat toeschouwers dan het snelst begrijpen wat ze zien.
“Mijn standpunt over wat er te zien is, geef ik liever niet, het schilderij moet voor zichzelf spreken, ik vul het liever niet in. Daarom ben ik immers schilder geworden, niet om daarnaast nog allemaal tekst te moeten leveren. Er zitten natuurlijk meerdere lagen in, verwijzingen naar de kunstgeschiedenis, naar gebeurtenissen en beelden, die mogen mensen zelf ontdekken.
“Het soort kunst die ik maak, en de mensen die erop te zien zijn, zie je niet vaak in het Stedelijk. Ik hoop dat bezoekers erover in gesprek gaan; dat mensen die zich meestal niet aangesproken voelen door de kunst hier, nu wél naar het museum komen, en terugkomen om er opnieuw naar te kijken. Er staan trapjes voor de schilderijen, die heb ik zelf bedacht en ontworpen, ze zijn direct afgeleid uit de vormen in het schilderij. Zo ontstaat een plein-achtige omgeving waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en rustig kunnen zitten om naar de werken te kunnen kijken.
“Instituten als het Stedelijk zijn log, het duurt misschien even voordat doordringt dat kunst niet alleen voor de witte elite is. Kunst kan vragen stellen over onszelf. Welk beeld krijgen we meestal, en hoe komt dat? Hoe kunnen we dat veranderen? Als ik bezoekers van mijn tentoonstelling daarover kan laten nadenken, met elkaar over kan laten praten, dan ben ik al heel tevreden.”
De expositie ‘Spirits of the Soil’ is te zien in het Stedelijk Museum Amsterdam t/m 7 april.
Lees ook:
Raquel van Haver maakt rauwe reliëfs van de straat
Trouw belicht iedere week een aanwinst van een museum. Het Dordrechts museum heeft een rauw werk aangekocht.
De Koninklijke Prijs gaat dit jaar naar drie kunstenaars die één ding gemeen hebben: lef
De drie winnaars van de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst zijn dit jaar een vrouw met Colombiaanse roots, een man uit Zuid-Afrika en een man uit Nederland.