PoëzieJanita Monna
Prettig onvoorspelbaar, nergens zoetsappig
Dat gesprekje van Saskia de Jong. Hoe vrolijk en springerig, maar net zo serieus en wezenlijk. Over vogels, telwoorden, duiven, dood en leven. Die kinderen, de uitroeptekens, de vragen, die uitwaaierende associaties, een antwoord dat niet per se verwacht wordt.
Prettig onvoorspelbaar, is dat niet hoe gesprekjes tussen volwassen en kinderen vaker verlopen? En dan die beelden die alleen kinderen kunnen bedenken: ‘een douche van duiven’.
Toch is deze fascinerende conversatie een tamelijk vreemde eend in ‘Het jaagpad op en af’, de nieuwe bundel van Saskia de Jong, die in 2004 debuteerde met ‘zoekt vaas’. Ze kreeg er een nominatie voor de C. Buddingh’-prijs voor.
Haar vorige bundel ‘De deugende cirkel’ (2010), een alfabet van (fabel)dieren in gedichten en collages, was vooral voor kinderen geschreven. Muzikaal en sprookjesachtig, maar nergens zoetsappig, omdat dieren, uilen bijvoorbeeld, dat nu eenmaal niet zijn: “overdag knijpt hij een oogje toe / pas diep in de nacht gaat hij op jacht / omdat hij naar een muisje smacht”.
‘Ik heb een tante in Marokko’
‘Het jaagpad op en af’ is dan niet voor kinderen geschreven, maar dat wil niet zeggen dat er geen kinderlijke elementen in gebruikt worden. Wie bijvoorbeeld deze regels hardop leest, “omdat de inhoud niet meer klopte / met de vorm omdat / de inhoud niet meer klopte met / de vorm” enz. begint vanzelf dat absurde kinderliedje ‘Ik heb een tante in Marokko’ te zingen.
Verder is deze grillige en associatieve bundel ongeveer net zo onvoorspelbaar als zo’n gesprekje tussen vader en kind. En zit die net zo vol intrigerende regels en beeldende zinnen: ‘een zekere zon glom buiten zijn grenzen’; ‘het kost een rozijn meer om diep na te denken’.
In ‘Het jaagpad op en af’ – de titel lijkt een verwijzing naar dichter F. van Dixhoorn – klinken allerlei stemmen, uit allerlei registers. Kinderliedjes dus, en Gert en Hermiens deinende ‘sjalalalie, sjalalala’, dat meteen voert naar die regen van duiven uit dat vraag- en antwoordspel, de Bijbel, sprookjes, tal van schrijvers onder wie Lucebert. De Jong varieert onder meer op zijn ‘alles van waarde is weerloos’, want zo luchtig is het allemaal niet per se: er hangt een zekere dreiging in haar regels: “wij overleden in de verkeerd gesitueerde / gebieden”. Zoals er kritiek in doorschemert: “we zijn niet het zuinige halfrond”.
Tegelijk is ‘Het jaagpad op en af’ een bundel over kijken, over maken, over kunst. De personages in de bijna verhalende reeks ‘van de dingen de wortel’, hun namen slechts getallen, hebben veel weg van kunstenaars en het lezen van deze reeks is als een kijkje in de kunstenaarskeuken en het bezoeken van een tentoonstelling ineen.
De Jongs poëzie staat nergens stil, maar beweegt als eb en vloed. “ik sta pal als het wemelt / van gaan en van komen, water: / komt op gaat af, land: / komt op gaat af / het is eb daar gaat eb”.
kind: papa! kom eens!
ander kind: waarom regent het vogels
kind: een twee drie vier vijf zes
kind: een twee drie vier vijf zes zeven
ander kind: wat doen die duiven
kind: wat doen dode duiven
vader: de dood is een feit van het leven voor vogels
ander kind: mooie landing
kind: wat komt er na zeven?
vader: waarschijnlijk duizenden
ander kind: het is een douche van duiven
ander kind: een ander een ander
vader: het is alom erkend, vogels hebben een hoog-complexe
kind: hun jas is onnatuurlijk nat
vader: instinctieve vaardigheden
(maar de buren willen antwoorden)
vader: en hun intelligentie is zozeer beperkt
kind: ze wilden grond onder hun voeten
vader: een vogel denkt altijd in de lucht te zijn
kind: ze hebben zich vergist in het thuiskomen
ander kind: dooieduivenrommel
kind: de stemming wordt er niet beter op
vader: je dis merde et remerde, et reremerde
Saskia de Jong
Het jaagpad op en af
De Harmonie; 90 blz. € 24,90
Janita Monna schrijft wekelijks over poëzie voor Trouw.