RecensieBiografie
Portret van een scholenbouwer
Op stap met architect Herman Hertzberger én zijn biograaf.
Architect Herman Hertzberger (1932) ontwierp bekende bouwwerken als Muziekgebouw Vredenburg in Utrecht, het ministerie van sociale zaken in Den Haag en het Chassétheater in Breda. Ook beroemd is de huisvesting van verzekeraar Centraal Beheer in Apeldoorn, de eerste Nederlandse kantoortuin – een typering waaraan de architect overigens een grondige hekel heeft.
Maar Hertzberger is vooral een scholenbouwer en aan die ontwerpen is zijn visie op de architectuur misschien wel het beste af te lezen. ‘Help mij het zelf te doen’ – dit credo uit het Montessori-onderwijs is volgens zijn biograaf, emeritus hoogleraar sociale wetenschappen Christien Brinkgreve (1949), de basis van al zijn werk. Hertzberger wil goed doordachte gebouwen neerzetten, waarin de gebruiker of bewoner zijn eigen weg kan vinden en veel zelf kan invullen.
Er zijn plekken om samen te komen, hoekjes en nissen om je af te zonderen, overgangsgebieden waar toevallige ontmoetingen kunnen plaatsvinden. Maar niets is dwingend vormgegeven – geen lange gangen en strenge klaslokalen. In een interview met Ischa Meijer zei hij ooit: “Orde mag alleen bestaan om vrijheid mogelijk te maken”.
Qua instelling hoort hij helemaal bij de jaren zestig, anti-autoritair en idealistisch, schrijft Brinkgreve die Hertzberger persoonlijk leerde kennen in ‘het magische jaar 1968’. Hij was bevriend met haar eerste echtgenoot, architect Wiek Röling. Later verloren ze elkaar wat uit het oog, maar een hernieuwde kennismaking leidt tot diepgravende gesprekken – soms letterlijk aan de keukentafel – die de basis vormen voor de biografie. Het is daardoor een levendig boek geworden, waarin hoofdpersoon én biograaf nadrukkelijk aanwezig zijn – ze gaan regelmatig samen op stap in Brinkgreves bleekgroene Nissan Micra om gebouwen te bekijken. Zo kom je als lezer heel dichtbij – al zullen de uitgebreide bespiegelingen op hun beider vakgebieden voor sommigen iets te veel van het goede zijn.
Een ijdele ster-architect blijkt Hertzberger niet te zijn – of niet te willen zijn. In tegenstelling tot veel collega’s vindt hij het niet erg als zijn gebouwen na verloop van tijd ingrijpend worden veranderd, een nieuwe functie krijgen. Zo werkte hij zelf mee aan de bouw van het nieuwe Tivoli Vredenburg, waarin zijn theater is weggemoffeld in een megalomane reuzenkubus. Hij wil graag dat het kantoor van Centraal Beheer, dat leegstaat, omgebouwd wordt tot een wooncomplex. De mythe van het autonome genie ergert hem, schrijft Brinkgreve. “Hij heeft niets van zichzelf, zegt hij geregeld, en dat is geen valse bescheidenheid. Hij bouwt voort op wat hij heeft meegekregen.”
Hertzbergers vrouw Hans, die in 2019 overleed, komt naar voren als zijn grote inspiratiebron, minstens zo belangrijk als vakgenoten Le Corbusier en Aldo van Eyck. Hans was de aanjager van de Montessori-principes die zo sterk in Hertzbergers werk doorklinken. “Ze was wars van hoge idealen en intellectueel gedoe. Wat ik van haar geleerd heb is om niet neer te kijken op ‘het dagelijks leven’ ”, zegt Hertzberger.
In een biografie over een architect die de mens centraal stelt, mogen de bewoners en gebruikers van zijn gebouwen natuurlijk niet ontbreken. Brinkgreve laat ze ruim aan het woord, en dat levert vermakelijke passages op. Neem Paul en Josephine Lappia, die tien jaar in Hertzbergers Diagoonwoning in Delft hebben gewoond. Josephine had achteraf toch wat moeite met de vele gemeenschappelijke ruimtes: “Het is soms beklemmend, je kunt elkaar niet ontlopen”. Paul: “Ik heb minder behoefte aan contact met mijn buren, veeleer de behoefte onzichtbaar te zijn”.
Hertzberger is opgelucht als hij hoort dat het stel inmiddels alweer verkast is. “Het zijn echte verhuizers”, zegt hij. Het lag dus niet aan het huis, merkt Brinkgreve droogjes op.
Christien Brinkgreve
De ruimte van Herman Hertzberger - Een portret
Atlas Contact; 256 blz. € 27,99