ColumnMerijn de Boer
Op handen en voeten kropen we over het gruis omhoog
In het gezelschap van vier Amerikaanse diplomaten en een Tunesische gids beklom ik een berg. In een auto reden we erheen, de berg bevond zich op slechts een half uur rijden van Tunis.
Het afscheid die ochtend was tamelijk dramatisch verlopen. Onze kinderen deden alsof ik voor het eerst in hun leven wegging. Tot ik me realiseerde dat het in hun beleving ook zo was. Ik kon me althans niet herinneren dat ik sinds onze aankomst in Tunesië een dag zonder het gezin had doorgebracht.
Ontwenningsverschijnselen
In de auto, met louter meerderjarigen om me heen, had ik dan ook enige ontwenningsverschijnselen. Geen door Flip van Duijn voorgelezen luisterboek van Annie M.G. Schmidt. Geen ‘ik zie, ik zie wat jij niet ziet’. In plaats daarvan een gesprek onder volwassenen. Ik moest er weer even inkomen, maar het ging me geloof ik prima af.
De beklimming werd door de gids ‘heel moeilijk’ genoemd. Aan de voet van de berg keek ik bezorgd omhoog. Gelukkig bleek al snel dat onzekerheden binnen het gezelschap werden benoemd. Er werd regelmatig naar het welzijn van de ander gevraagd. ‘Gaat het nog? Wil je even uitrusten?’ Ik vond deze hoffelijkheid erg sympathiek en het gaf me het vertrouwen dat ik in moeilijkere tijden, die ongetwijfeld nog gingen komen, mijn ei bij ze kwijt zou kunnen.
Halverwege de berg konden we al mijlenver zien. We zagen groene velden en heuvels, akkers, een idyllisch meertje, Tunis in de verte en daarachter de zee.
Unaniem begrip
Een van ons gaf aan dat hij bij het einde van zijn krachten was gekomen. Dit bericht werd met unaniem begrip ontvangen. Hij zou op ons wachten terwijl wij verder naar boven klommen.
Tot die tijd was de klim nog niet ‘heel moeilijk’ geweest. Dat veranderde toen we in uitgedunde formatie aan het laatste deel begonnen. Op handen en voeten kropen we over het gruis omhoog, waarbij we regelmatig een eindje terug naar beneden gleden. Omdraaien en in de afgrond kijken, durfde ik allang niet meer. Ik dacht steeds vaker aan mijn vrouw en kinderen.
Als helden onthaald
Op het angstaanjagendste deel van de klim werden we ingehaald door een groepje Tunesiërs. Ze droegen vrijetijdskleding en zagen eruit alsof ze door een winkelstraat liepen. Water hadden ze niet bij zich. Lachend en kletsend liepen ze naar boven.
‘Bonjour!’ riep de laatste vrolijk.
Ik gleed uit, kon nog net naar een rots grijpen en zei ‘bonjour’ terug. Maar hij was al voorbij.
‘Hoe gaat het met jullie?’ vroeg ik aan de anderen. Ik was even bang dat ik de enige was die het moeilijk had. Maar gelukkig, zij zweetten ook peentjes.
Op de top werden we als helden onthaald door het groepje Tunesiërs. Ze zaten er al een tijdje.
Merijn de Boer is schrijver, huisman en expat. Zijn vrouw is diplomaat. Lees zijn columns hier.