Ze horen tot de grootste clichés van de kunstgeschiedenis: de waterlelies van Claude Monet. Nu zijn ze geliefd, maar lang zijn ze beschouwd als dwaling en verstoften ze in zijn atelier te Giverny.
Monetmokken, Monetsokken, Monetbehang, Monetborduurpatronen, Monetwijn, Monetparaplu’s, Monetmagneten, Monetmuismatten en Monettoilettassen, alles met een Monetmotief is te koop in de museumwinkel bij het vroegere woonhuis van de schilder in Giverny, halverwege Rouaan en Parijs. Jaarlijks bezoeken 700.000 mensen het dorpje van vijfhonderd inwoners. Dat doen ze vanwege de beroemde schilderijen die Monet er maakte van de waterlelies en vanwege de tuin met de vijver waarin die planten groeiden. Die tuin lijkt er nog net zo uit te zien als toen de kunstenaar er aan het eind van zijn leven werkte.
Alleen van begin november tot half maart is het er rustiger, de tuinen zijn dan in winterslaap en het woonhuis slaapt mee. Zo ongeveer moet het geweest zijn toen Claude Monet in 1883 voor het eerst een huis huurde in Giverny. Hij zocht rust voor zijn grote gezin van twee eigen kinderen en zes kinderen van zijn geliefde Alice. Hij was met zijn schilderij van de zonsopkomst in Le Havre in 1874 onverwacht de naamgever van een nieuwe stroming geworden. Een criticus gebruikte de titel van het werk ‘Impression: soleil levant’ (Impressie: zonsopkomst), om een hele groep kunstenaars impressionisten te noemen, een naam die zij meteen als geuzennaam adopteerden. Monet was in kleine kring bekend, maar daar verkocht hij nog geen grote hoeveelheden schilderijen mee.
Ook toen Monet in Giverny ging wonen, had hij nog geen plannen om de bekendste waterlelieschilder ter wereld te worden. Monet reisde veel, hij verzamelde ideeën en schetsen en werkte die thuis verder uit. Tijdens een van die reizen zag hij tuinen in Italië die grote indruk maakten, hij schreef er enthousiast over aan zijn geliefde. Terug in Giverny voltooide Monet zijn schetsen én werkte samen met Alice aan de verbetering van de tuin.
In 1890 kocht Monet dan eindelijk het huis en kon hij grote stappen zetten met zijn tuinplannen. Hij probeerde de planten zo in te zaaien dat er continu bloemen te zien waren; een praktijk die nog steeds wordt uitgeoefend. Een serie bloembedden met speciaal gekozen felle kleuren kregen de bijnaam ‘verfdozen’: ze vormden net zo goed de basis voor de schilderijen als de verf.
Het dorp protesteerde heftig tegen de waterplantenkwekerij
De belangrijkste stap kwam drie jaar later: toen kocht Monet ook het grote stuk aan de andere kant van de weg, die tot dan toe de grens was van het terrein.
Op de wereldtentoonstelling van 1889 had Monet Aziatische waterlelies bewonderd en hij besloot dat hij ook die planten wilde om te schilderen. Dat ging niet zomaar, in het dorp werd stevig geprotesteerd tegen de aanleg van zo’n waterplantenkwekerij. Onterecht, vond Monet. Hij schreef aan het gemeentebestuur dat hij geen groot bedrijf wilde beginnen: ‘Het is louter voor het plezier en het genot voor het oog en ook om motieven te leveren om te schilderen’.
Monet was inmiddels een serie-kunstenaar. Hij nam een onderwerp, bijvoorbeeld een rotspartij, en schilderde dat steeds opnieuw in veranderend licht. Hij deed het met korenmijten, populieren, de kathedraal van Rouaan, het Britse parlement aan de Thames. In 1895 schilderde Monet zijn eerste drie schilderijen van waterlelies. In de loop der tijd groeiden ook de bomen en struiken en werd het uitzicht vanaf de Japanse brug steeds voller, van 1903 tot 1908 schilderde hij niets anders dan de waterlelies.
Veertig Monets in Den Haag
Voor de tentoonstelling ‘Monet: Tuinen van verbeelding’ zijn veertig schilderijen van Monet samengebracht. Het is de eerste grote Monet-tentoonstelling in Nederland sinds 1986. De tentoonstelling duurt van 12 oktober tot 2 februari en is te zien in het Kunstmuseum (voorheen Gemeentemuseum) in Den Haag. Kaarten zijn vooraf te bestellen op kunstmuseum.nl, er is een toeslag van 3,50 euro.
In 1908 exposeerde hij voor het eerst 48 van de 77 waterlelieschilderijen in Parijs. ‘Waterlandschappen’ noemde hij ze. Het werd een doorbraak: Monets oude vriend en Franse premier Georges Clemenceau kwam naar de galerie, waarop iedereen de tuin wilde zien waar Monet, ‘deze buitengewone man’ zijn schilderijen maakte.
In 1911 overleed Alice en Monet zelf had gezondheidsproblemen. Maar daarna ging hij vastberaden door met zijn zelfopgelegde taak: hij wilde een panorama maken waar de bezoeker zich volledig omringd voelde door de waterlelies. Terwijl om hem heen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, werkte Monet aan zijn magnum opus. Hij liet er een nieuw atelier voor bouwen. Het gebouw waar nu de museumwinkel is.
De kleuren zijn niet zo waanzinnig als ze lijken
Monet werkte aan allerlei doeken tegelijk, hij liet de olieverf steeds volledig drogen voordat hij een nieuwe laag aanbracht. Hij wilde boven de waterlelies ook een rij schilderijen van blauwe regen hangen; eentje ervan is in het bezit van het Haagse Kunstmuseum.
De kunstenaar had intussen ook oogproblemen, hij zag niet alle kleuren meer goed. Toch blijken de kleuren niet zo waanzinnig als ze lijken: wie goed naar het wateroppervlak in Giverny heeft gekeken, herkent in de waterlelieschilderijen ook de minder vanzelfsprekende stukken doek. De donkere vlekken – Monet gebruikte nooit zwart – zijn schaduwen, het lichte blauw is de weerspiegeling van de lucht.
Na zijn dood werden de waterlelieschilderijen lang gezien als een dwaling, een gevolg van de oogziekte waar Monet aan leed. Monet overleed in 1926, de wereld was inmiddels gewend aan abstracte Picasso’s en Matisses. Een deel van de waterlelies hing in de donkere, stoffige Orangerie in Parijs, de rest bleef verweesd achter in zijn atelier.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog stortte het dak in na een bombardement en raakten veel doeken beschadigd. Bij de laatste grote Monet-tentoonstelling in Nederland, in 1952, schreef de pers over ‘wattige visies’, een ‘kleurenfeest zonder diepgang’ en noemde de werken ‘betekenisloos en vormloos’.
Pas toen in de Verenigde Staten kunstenaars met het abstract impressionisme een nieuwe weg insloegen, en de jonge schilder Ellsworth Kelly het Organgerie-museum ontdekte, was die halfblinde late Monet opeens een ideale voorvader. De waterlelieschilderijen waren net als die van Mark Rothko en Jackson Pollock lichamelijke ervaringen, overdonderend en abstract. Met als groot onbenoemd verschil dat Monet ze nooit zo abstract bedoeld had.
In Parijs is de Orangerie opgefrist en het is er bijna net zo druk als in Giverny. De twee ovale zalen met de reusachtige doeken zijn de gedroomde achtergrond voor selfies en instagramfoto’s. Onverwacht komen de foto’s op de schermpjes heel dicht bij de foto’s die Monet zelf in grote hoeveelheden liet maken. Foto’s van hemzelf, de grote kunstenaar, met de tuin en de vijver om hem heen als zijn zelfgemaakte paradijs.
Lees ook:
Chagall tussen al die anderen die Parijs opzochten
De bekende vioolspeler van Chagall blijkt geschilderd op een geblokt tafelkleed. Het is een van de verrassingen van ‘Migranten in Parijs’, een expositie in het Stedelijk Museum in Amsterdam.