Review
Nooit getrouwd en dus een zielepoot
L. de Zwaan: Alleenstaanden - Leven en werken door de geschiedenis heen. Sdu, Den Haag; 218 blz. - ¿ 29,90.
Op het eerste schilderij staat een gelukkig, harmonieus gezinnetje, een in verf uitgevoerde lofzang op het huwelijk; op het tweede een al even idyllisch tafereeltje met de drie meisjes. Maar wat spookte er misschien toen al door het hoofd van de man en vader?
Feit is dat hij na zijn dood, vijf maanden na het overlijden van zijn vrouw, zijn bezittingen weliswaar nalaat aan zijn drie dochters, maar op voorwaarde dat de boedel niet verdeeld zal worden en de drie zusters bij elkaar blijven wonen, in elk geval tot het moment dat de jongste 25 jaar wordt. Hij bepaalt uitdrukkelijk dat de boedel ook niet mag worden gesplitst als vóór die tijd een van de zusters toch zou willen trouwen. Hetgeen hij hen in zijn eigenhandig geschreven wilsbeschikking “als een vader die syne kinderen teder bemint afrade niet alleen voor die tijt maar voor altoos alzoo dezelve met onderlinge vriendtschap en enigheydt bij den andere met plaisier kunnen leven - ende faciliteyten van het huwelijk seer wisselvallig syn.”
Boterde het toch niet zo best tussen de echtelieden en gaf de heer Pompe van Meerdervoort bij nader inzien de voorkeur aan vriendschap boven de huwelijkse staat? De dochters blijken hun vaders advies in elk geval te hebben gevolgd, ze zijn hun hele leven bij elkaar blijven wonen, vervulden een actieve rol in hun omgeving en zijn geen van allen getrouwd.
Het is een van de aardigste bijdragen (geschreven door Kees van der Leer) aan de bundel 'Alleenstaanden - Leven en werken door de geschiedenis heen', die werd samengesteld door Lenie de Zwaan. Een opmerkelijk verhaal ook, want over het algemeen, zo concludeert De Zwaan, is in de loop der tijden het huwelijk altijd hoger aangeslagen dan de ongehuwde status.
Het christendom waardeerde aanvankelijk het celibaat als hoogste staat, maar spitste dit oordeel later uitsluitend toe op religieuzen. Seksualiteit werd gezien als iets zondigs, dat alleen in het huwelijk van zijn ondeugdelijke karakter kon worden ontdaan. In de twaalfde eeuw werd het huwelijk zelfs tot sacrament verheven. 'Wereldlijke' ongehuwden vielen tussen wal en schip, ze zijn ofwel zielig ofwel egoïstisch, het is niet goed of het deugt niet.
De tweede feministische golf uit de jaren zestig, zeventig, die het huwelijk zijn alleenzaligmakende status ontnam, bracht enige verandering teweeg, maar die was van korte duur. In de jaren tachtig en negentig staat het gezin toch weer bovenaan de maatschappelijke ladder. De huidige discussie over gezin, homohuwelijk, adoptie - die waarschijnlijk te laat begon om nog in dit boek te kunnen worden opgenomen - is daarvan een welsprekende illustratie.
Een verschil met vroeger is wel dat tegenwoordig niet meer alle ongehuwden op één hoop worden gegooid. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen mensen die nooit getrouwd zijn enerzijds, de echte alleenstaanden zogezegd, en niet getrouwde maar wel samenwonende mensen, weduwnaars, weduwen en gescheidenen anderzijds. Waarbij de eerste categorie er wat maatschappelijke waardering betreft nog steeds vrij bekaaid afkomt: zij/hij blijft zielig, egoïstisch, rijk of onverantwoordelijk. En nog minder gezond ook, al kan ik uit het hoofdstuk daarover niet goed wijs worden. Ligt dat 'ziek, zwak en misselijk' nu wèl of niet aan de nooit-gehuwd-status of weten de onderzoekers dat zelf eigenlijk ook niet?
Vast staat wel dat het aantal alleenwonenden, nooit getrouwd geweest dan wel verweduwd of gescheiden, voortdurend toeneemt. Volgens gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek uit 1995 bedraagt het percentage éénpersoonshuishoudens 31 en zal het in 2005 zijn opgelopen tot 37. Voor hen werd 1995 uitgeroepen tot het Europese Jaar van de Alleenstaande. Nooit van gehoord, niets van gemerkt.