Kan een randstedelijk vrouwenstel aarden op het platteland? Nina Polak onderzoekt het in haar roman Buitenleven. Over de psychologische invloed van het landschap, maar ook over ‘vrouwelijke ego’s die hard op elkaar botsen’.
Een ‘lekker boek’ wilde ze schrijven. Nou, dat is gelukt. Buitenleven, de derde roman van Nina Polak, is een genot om te lezen.
Er heerst voortdurend een broeierige, onderhuidse spanning, ook als er op het oog weinig gebeurt. De taal, afgepast en dreigend, voelt bijna elektrisch geladen. Dit boek vonkt en knettert.
Ze heeft het gezocht in ‘eenvoud’, vertelt de schrijfster in haar Amsterdamse bovenwoning. “Al het pretentieuze wilde ik weggelaten. In mijn vorige boek zaten veel literaire verwijzingen en intertekstualiteit. Mijn nieuwe roman wilde ik ontdoen van dat soort intellectualisme; de focus moest liggen op de personages en hun verhaal, heel klassiek. Het was een uitdaging, want wat blijft er over als je alles stript? Het voelt best naakt.”
Nina Polak (35) is auteur en publicist. Ze debuteerde in 2014 met de veelgeprezen roman We zullen niet te pletter slaan. In 2018 volgde Gebrek is een groot woord, bekroond met de BNG Bank Literatuurprijs en De Inktaap, een jongerenprijs.
Vorig jaar ging haar eerste toneelstuk in première, Een vrouw blijft thuis. Het stuk is binnenkort opnieuw te zien: van 8 tot en met 12 juni in Theater Bellevue in Amsterdam. Polak schrijft ook journalistieke en essayistische artikelen voor De Correspondent, onder meer over cultuur en psychiatrie.
De ‘naakte’ vorm past inhoudelijk goed bij het verhaal. Buitenleven is een liefdesrelaas over twee vrouwen die naar een kale plek verhuizen. Rivka en Esse verlaten de stad en gaan in het noorden op het platteland wonen, midden tussen de maisvelden. De vrouwen doen hun best om te aarden, bang als ze zijn dat de nieuwe omgeving hen zal afwijzen.
Het verloopt allesbehalve gladjes, maar dat komt vooral door een tv-psychiater uit een naburig dorp die zich aan hen opdringt. Deze dominante Eva, een schrijfster van zelfhulpboeken, ontketent een lesbisch drama waar we niet te veel over zullen prijsgeven.
Deze roman is in feite een literair-sociologisch experiment: haal twee vrouwen uit de stad, zet ze op het platteland en kijk wat er gebeurt.
“Ja, zo werk ik altijd. Ik begin met mensen die ik neerzet in een interessante opstelling. Mijn eerste boek ging over een man die ik liet opgroeien tussen alleen vrouwen. In mijn tweede boek schetste ik een gezin waarin een buitenstaander binnenkomt. En nu zijn het twee vrouwen die naar het noorden trekken.”
Waarom ditmaal het platteland?
“Twee jaar geleden verbleef ik voor een schrijversresidentie aan de Jan van Eyck Academie in Maastricht. Daar zaten op dat moment veel andere kunstenaars die ontzettend bezig waren met ecologie. Dat is een nieuwe trend in de kunst: je relatie tot de natuur onderzoeken. Het ging gepaard met een hoop chique filosofie. Iedereen zat vol met cutting-edge ideeën over het aanleggen van bijvoorbeeld een permacultuur, maar het grappige was dat de prachtige moestuin het hele jaar leeg bleef. Toen ben ik een verhaal gaan schrijven over een schrijfster die zich probeert te engageren met de natuur, maar daar niet goed in slaagt. Dat was Rivka; zij is een van de hoofdpersonen geworden in de roman.”
Heb je ooit zelf overwogen om op een boerderij in het noorden te gaan wonen?
“Mijn vriendin Loes en ik zijn een paar jaar geleden op zoek gegaan naar een huis in het noorden. Vroeger kwam ik vrijwel nooit in dat gebied, maar in 2010 ging mijn moeder na haar scheiding in Friesland wonen. Een paar jaar later kreeg ik bovendien een relatie met Loes, die van oorsprong uit Groningen komt. Mijn beste vriend verhuisde ook nog naar Friesland. Zo bevond ik me ineens de hele tijd in het noorden.
“In Amsterdam wonen Loes en ik in een peperduur huurhuis, terwijl we in het noorden ongelofelijk mooie en betaalbare huizen te koop zagen. We oriënteerden ons, maar waren te traag. Door corona bleken de huizenprijzen sterk gestegen, vooral in het buitengebied, want mensen konden toch prima thuiswerken. Makelaars in Groningen spraken zelfs van ‘Amsterdamse taferelen’. Toen hebben we ons plan in de ijskast gezet. Vreemd genoeg voelde ik me daarna opgelucht. Aan dat gevoel ligt dit boek ten grondslag.”
Waarom was je opgelucht toen de verhuizing niet doorging? Omdat je de stad zou missen?
“Ook dat, ja. En je vraagt je toch af of je daar wel past, als twee vrouwen. We hadden al een index gemaakt met gereformeerde en vrijzinnige dorpen, om te weten waar we wel of niet moesten zijn.
“Maar wat eigenlijk nog veel sterker speelde, is dat het noordelijke landschap me een bepaalde angst inboezemde. Op zich denk ik nog steeds dat ik daar op het platteland heel gelukkig zou kunnen zijn, want ik gedij uitstekend bij rust. Maar het landschap voelde wezensvreemd. De weidsheid beklemde me. Een landschap heeft een psychologische invloed op je. Dat wilde ik in dit boek onderzoeken.”
Het open landschap beklemde je? Dat klinkt paradoxaal.
“Precies. Ik vroeg me af: hoe komt dat? In dit boek koppel ik het onbehagen aan de verlatenheid, aan de lege horizon, aan de muur van hoge maisplanten die het isolement nog vergroot. Die dreiging, dat ontoegankelijke, daar ging het me om. In zo’n open landschap lijk je alles te zien, maar tegelijk krijg je het gevoel dat er iets mis is. Je weet alleen niet wat. Ik wilde over iemand schrijven die daar helemaal ontrafelt, omdat het haar ontbreekt aan houvast.”
Opmerkelijk is dat de twee geliefdes heel verschillend op de landelijke rust reageren.
“Rivka wordt er inderdaad min of meer depressief van. En Esse, die al kampte met depressies, knapt juist op. Mijn vriendin en ik stonden niet een-op-een model voor de personages, maar ook wij reageren verschillend op het noorden. Mijn vriendin voelt zich heel prettig op het hogeland, dat ze van jongs af aan kent. Zelf ben ik opgegroeid in Haarlem, bij de duinen en de zee. Ik heb een ingeprente voorkeur voor dát type landschap.
“Het interessante is dat de rol van het landschap in de psychologie en de psychiatrie altijd marginaal is geweest. Het gaat daar meer over de vraag hoe je ouders waren en welke trauma’s je in je jeugd hebt opgelopen. Maar dat begint wel te veranderen, is mijn indruk. Langzaam dringt het door dat mensen niet alleen een product zijn van hun opvoeding en hun biologie, maar ook van hun inbedding in de natuurlijke omgeving.”
(Tekst gaat verder onder de foto)
Psychologie speelt sowieso een grote rol in dit boek, ook in de heftige clash tussen de manipulatieve psychiater Eva en de wantrouwige Rivka.
“Vrouwelijke ego’s die hard op elkaar botsen, dat is een andere belangrijke verhaallijn. Het leek me lekker om eens voluit te schrijven over vrouwelijk machismo. Eva en Rivka zijn allebei haantjes. Dat komt onder vrouwen ook voor.
“Eva is een bestsellerauteur die grote ideeën verpakt in toegankelijke non-fictie. Rivka ergert zich daaraan, maar ondertussen zou zij zelf ook wel zo veel succes willen hebben. Jaloezie is absoluut een motief in dit boek. Als je een lekker boek wilt schrijven, is jaloezie heerlijk om mee te werken. Het is zo menselijk en lelijk. Niemand wil het hebben. Als je jaloers bent, wil je dat het weggaat, en zo raak je ook nog eens met jezelf in oorlog.
“Wat daar nog bovenop komt, is het aspect van de lesbische liefde. Die liefde heeft veel potentie voor intrige, omdat iedereen met iedereen kan; twee vrouwen kunnen prima met elkaars ex gaan. Dat vind ik altijd heel grappig. Het is een soort vermenging die hetero’s bespaard blijft. In dit boek heb ik dat willen uitspelen.”
Ondanks de verfijnde psychologie laten je personages zich niet eenvoudig duiden. Ze houden iets mysterieus.
“Dat doe ik expres. Tijdens het schrijven heb ik veel houvast aan de psychologie, maar tegelijk wil ik ontsnappen aan een simplistische uitleg van hoe mensen van binnen werken. Daarom weigeren al mijn personages te worden gepsychologiseerd.
“Neem de psychiater, die mensen manipuleert met haar vakkennis. Die vrouw deugt niet, maar het is moeilijk te zeggen waar dat precies in zit. In het echte leven zijn mensen ook niet eenduidig, eerder gelaagd en complex. Daarom vind ik de roman zo heerlijk. Daar past het allemaal in. Mijn interesse in literatuur is ook grotendeels psychologisch. Ik voel me aangetrokken tot die manier van kijken. Tegelijkertijd vind ik dat er veel quatsch tussen zit.”
Hoezo quatsch?
“Omdat je snel in clichés terechtkomt. De psychologie en vooral zelfhulpboeken zitten er vol mee. Als je tegen mensen zegt: ‘Ga in je kracht staan’, wat bedoel je dan eigenlijk? Als iemand je vertelt: ‘Het ongemak dat jij al je hele leven hebt gevoeld, dat heet het patriarchaat’, dan is dat natuurlijk fijn om te horen. Zo’n cliché geeft houvast, er zit waarheid in. Maar het is ook te makkelijk, want voor je het weet doe je alles af als het patriarchaat. Clichés stoppen het denken, ze zijn de vijand van de schrijver. Ze maken de communicatie onprecies en onpersoonlijk.
“Ik merk het ook in het publieke debat. De een verwijt de ander al te makkelijk ‘woke terreur’, een cliché waarvan niemand precies weet wat het betekent. En andersom krijgen ‘witte mannen’ geregeld overal de schuld van, wat eigenlijk niet eens een cliché is, meer een grove generalisatie. Zulke vastgeroeste termen maken het gesprek niet makkelijker. Je belandt erdoor in het ene of het andere kamp. Terwijl ik denk: als je nou iets zorgvuldiger probeert te zeggen wat je bedoelt, dan de-escaleer je meteen.”
De taal in deze roman is heel precies en geladen. Vooral de dialogen springen eruit, met hun onderhuidse venijn. Heb je veel geleerd van het toneelstuk dat je hiervoor hebt geschreven?
“Ontzettend veel, ja. Door toneelschrijven leer je snel te zien waar het conflict zit. Dát proberen te vatten in een dialoog met een opbouw en een ritme, dat vind ik het allerleukste om te doen. Dialoog is een grote hobby van me. Het is een pure vorm van schrijven, omdat je veel níet hoeft te zeggen: je kunt het suggereren. Dat economische vind ik fijn. De manier waarop mensen praten, verraadt veel; hun tragiek en humor komen erin aan de oppervlakte. En ik geloof inmiddels dat de grootste vermaakwaarde ook voor de lezer in de dialoog zit.”
‘Vermaakwaarde’, is dat geen vies woord voor een schrijver?
“Sinds kort ben ik minder bang om te zeggen dat ik ook op aarde ben om te vermaken. Een paar jaar geleden zou ik dat nog hebben ontkend, want ik schreef literatúúr. Maar zo’n boek is wel degelijk ook entertainment, net als toneel. En dat is oké. Dat inzicht heb ik met deze roman willen omarmen, ook al zitten er natuurlijk allerlei morele, ethische en maatschappelijke componenten in. Als ik de lezer een tijdje kan vermaken, is dat al heel wat, ook nu de wereld in de fik staat. Ik vind het inmiddels wel prima om het orkestje op de Titanic te zijn.”
Nina Polak
Buitenleven
Prometheus;
240 blz. € 20,99