Taal
Naar gaat terug na de Middeleeuwen
Sommige mensen halen 'na' en 'naar' door elkaar. Dit probleem heeft een eeuwenoude oorsprong, zag taalkundige Nicoline van der Sijs in gedigitaliseerde historische teksten. Maar ook een recente.
Aan één hinderlijk soort taalverloedering kán ik gewoon maar niet wennen", foetert ene Han in een blog. Hij doelt op het verwarren van 'na' en 'naar' in zinnetjes als: 'We gingen naar een tijdje weg', of 'Ik ben na m'n moeder gefietst'. Vanwege zijn intolerantie voelt Han zich een beetje een 'taalnazi', schrijft hij verontschuldigend, maar hij kan het niet helpen. Hij wordt er nu eenmaal - jawel - 'naar' van.
Er zijn meer Nederlanders die van de verhaspeling 'pijn aan hun taalgevoel' krijgen, blijkt uit lijstjes met linguïstische ergernissen op internet. Veel mopperaars hebben de indruk dat de fout oprukt als gevolg van sms-taal, waarin mensen uit luiheid 'naar' zouden afkorten tot 'na'. Maar waarom zie je soms dan juist het langere 'naar' terwijl 'na' was bedoeld? En waarom hoor je de verwisseling ook in de spreektaal?
Je kunt de kwestie afdoen als futiel. Maar dat zou zonde zijn, want er zit een interessant taalkundig verhaal achter. Om te beginnen is de verwarring niet nieuw: het probleem is terug te voeren tot de dertiende eeuw. Historisch taalkundige Nicoline van der Sijs doet er onderzoek naar. Ze werkt aan het Meertens Instituut in Amsterdam, een instelling voor onderzoek naar de Nederlandse taal en cultuur. Daar graaft ze in gedigitaliseerde tekstverzamelingen, waaronder het zogeheten Nederlab: een database met tienduizenden Nederlandse teksten van het jaar 800 tot nu (zie kader). In zo'n omvangrijke collectie kun je goed bestuderen hoe de taal zich over een langere periode heeft ontwikkeld.
Na
"Het vroegste Nederlands kende alleen de vorm 'na', geen 'naar'", vertelt Van der Sijs met haar opengeklapte laptop naast zich op tafel. "Het voorzetsel 'na' betekende net als nu 'achter' in tijd of plaats, zoals in dit veertiende-eeuwse voorbeeld: 'na half merte', na half maart. Maar mensen gebruikten het ook voor 'volgens', zoals in 'na der wet'. En dan had je nog het richtinggevende 'na die kerken', wat 'voorbij de kerk' betekende." Dit laatste ligt al dichtbij ons huidige 'naar de kerk', maar die betekenis kreeg het pas in de vijftiende eeuw. Voordien zeiden mensen 'te' of 'tot' als ze 'naar een plaats' bedoelden, zoals in 'tot Ghent': 'naar Gent'.
Ergens in de dertiende eeuw duikt dan ineens 'naer' op als alternatief voor 'na'. De vorm 'naer' ontstond als vergrotende trap van het bijwoord 'na' (nabij): 'na-er' betekende eerst dus 'dichterbij'. Geleidelijk gingen mensen dit nieuwe bijwoord gebruiken als vervanger van het voorzetsel 'na'. Waarom?
Dat is Van der Sijs nog een raadsel. Ze vermoedde aanvankelijk dat 'naer' handig werd gevonden om de uitspraak te vergemakkelijken wanneer het volgende woord met een klinker begon. 'Na april' zou dan 'naer april' zijn geworden om de klinkerbotsing van de a's te voorkomen. Maar dat vermoeden zag de onderzoekster niet bevestigd; 'naer' verscheen net zo goed voor medeklinkers, zoals in 'naer de poort'.
West-Vlaanderen
Van der Sijs kon wel achterhalen in welk geografisch gebied het voorzetsel 'naer' is ontstaan. "Ik ben gaan kijken in dertiende-eeuwse teksten waarvan we weten waar ze zijn geschreven", legt de taalkundige uit. "Zo kun je landkaartjes maken die laten zien waar een woord voor het eerst werd gebruikt. Het blijkt dat 'naer' in de dertiende eeuw is begonnen in West-Vlaanderen. In de veertiende eeuw verspreidde het zich naar Oost-Vlaanderen en Brabant. Nog weer later is het opgerukt naar Holland en het oosten van het land."
Zo bestonden de voorzetsels 'na' en 'naer' eeuwen naast elkaar, als volwaardige synoniemen. Maar dan volgen de zestiende en zeventiende eeuw. In die tijd wilden geleerden het Nederlands standaardiseren. Ze schreven grammatica's waarin ze vertelden wat wel of niet was toegestaan. Als lichtend voorbeeld gold het Latijn, een taal met een grote rijkdom aan vormen die elk hun eigen betekenis hadden. "Zoiets wilden de grammatici voor het Nederlands ook", zegt Van der Sijs. "De vormenrijkdom van de Nederlandse naamvallen nam af, en dat vonden de geleerden betreurenswaardig. Ze zochten daarom andere vormvariaties waaraan ze een verschil in betekenis konden toekennen. 'Na' en 'naer' leenden zich daar perfect voor: ze hadden verschillende vormen en er waren diverse betekenissen beschikbaar, namelijk 'achter', 'richting' en 'volgens'."
Talloze grammatici deden in die dagen hun eigen voorstel om de betekenissen te verdelen over de twee vormen, vaak precies omgekeerd. De geleerden baseerden zich dan ook niet op de echte gesproken taal, maar bedachten een kunstmatig onderscheid. In 1625 opperde de Leidenaar Christiaen van Heule om 'naer' te gebruiken als 'achter'; dat is 'm niet geworden, want vrijwel iedereen zegt nu 'na de lunch', niet 'naar de lunch'. In 1653 koos de Amsterdamse predikant-grammaticus Petrus Leupenius als eerste de huidige indeling, met 'na' als 'achter' en 'naer' als 'richting' en 'volgens'. Dit voorstel werd in 1730 overgenomen door de gezaghebbende taalkundige Balthazar Huydecoper. Deze heren zijn erin geslaagd hun wil op te leggen aan de Nederlandse taalgebruiker. Van der Sijs noemt dat een 'triomf van het prescriptivisme'.
De geleerden hebben wel wat hulp gekregen van de grote zeventiende-eeuwse schrijvers Hooft en Vondel. Ook die neigden al naar het moderne model: ze gebruiken meestal 'naer' als 'richting' en 'na' als 'achter'. "Ik denk dat de grammatici zich voor een deel op deze literaire schrijvers hebben gebaseerd", zegt Van der Sijs. "Ze gingen min of meer tegelijk over de kwestie nadenken en kozen eenzelfde richting." Een opvallende uitzondering was Bredero. Die stelde zich nadrukkelijk op als volksschrijver en beroemde zich op zijn volkse taalgebruik. "Het grappige is dat Bredero niets van 'naer' moest weten", zegt Van der Sijs. "Hij gebruikte alleen 'na(e)'."
Brieven
Het officiële 'naer' zou nog lang iets gekunstelds blijven, zelfs tot aan de negentiende eeuw. Van der Sijs ontdekte dit in een verzameling 'gekaapte brieven': correspondentie die door de Engelsen was buitgemaakt op de Nederlanders tijdens zeeslagen in de zeventiende en achttiende eeuw. De Engelsen hebben de brieven keurig bewaard, terwijl de Nederlanders geroofde Engelse post destijds meteen overboord kieperden. Van de Nederlandse brieven, teruggevonden in 1980, zijn digitale transcripties gemaakt. "Het schriftelijke taalgebruik van de matrozen en van hun vrouwen ligt dicht tegen de spreektaal aan", zegt Van der Sijs. "Het bevat vooral 'na' en maar een heel klein beetje 'naar'." Dit laat opnieuw zien dat het academische 'naar' in de spreektaal moeizaam ingang vond en dat 'na' lang de boventoon is blijven voeren.
Wanneer het omslagpunt kwam, is niet duidelijk, maar het moet ergens begin twintigste eeuw zijn geweest. 'Naar' is toen geëmancipeerd geraakt in de betekenissen die de geleerden Leupenius en Huydecoper eraan hadden toegekend. Het gevolg is in elk geval dat het kunstmatige verschil tussen 'na' en 'naar' anno 2017 stevig verankerd is in het reële taalgevoel, zegt taalkundige Marc van Oostendorp, eveneens werkzaam aan het Meertens Instituut. "Kinderen pikken het heel natuurlijk op, net als het verschil tussen 'op' en 'in'. Ze hoeven het niet op school te leren, anders dan het ook ooit kunstmatig geïntroduceerde verschil tussen 'hen' en 'hun'. Dat laatste gaat veel vaker fout."
Maar als we het nu zo goed weten, waarom bestaan er dan talloze hedendaagse voorbeelden waarin 'na' en 'naar' zijn omgewisseld? Dat zou te maken kunnen hebben met dialecten, zegt Van Oostendorp. Dialecten kennen veel variatie. Het is daarom denkbaar dat een oude combinatie als 'naar een tijdje' in het noordoosten nog veel wordt gebruikt. De kwestie is alleen nog nooit goed onderzocht. Zelf heeft Van Oostendorp wel gekeken in een algemene dialectendatabase, de zogeheten Goeman-Taeldeman-Van Reenen, en in een beperkte enquête die rond het jaar 2000 is gehouden onder regionale taalgebruikers. Maar tot dusver vond hij geen eenduidig beeld. Wordt vervolgd.
Grappig is wel, gaat Van Oostendorp verder, dat er momenteel nieuwe verwarring ontstaat doordat de 'r' in de Nederlandse uitspraak steeds meer wegvalt. 'Naar' is bij veel taalgebruikers akoestisch niet meer te onderscheiden van 'na'. Nu klinkt het dus weer 'Ik ga na de stad', net als vroeger. Het schrift kan deze tendens gaan volgen, iets waar de sms-taal een voorschot op lijkt te nemen. Zo krijgen de foeteraars op internet toch een beetje gelijk. Nu ergeren zij zich nog groen en geel aan de oprukkende digitale slordigheid. Maar als het zo doorgaat, keren we vanzelf terug 'na' waar het allemaal ooit begon.
Historische taalkunde gaat digitaal
Het Meertens Instituut begon vier jaar geleden met het opzetten van het Nederlab. Deze grootste digitale collectie van historische en moderne Nederlandse teksten is bedoeld als laboratorium voor onderzoek naar veranderingspatronen in de Nederlandse taal en cultuur. De tot dan toe bestaande gedigitaliseerde tekstcollecties waren versnipperd over de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren, de Koninklijke Bibliotheek en de universiteiten. De kwaliteit wisselde bovendien sterk. Sommige collecties bevatten alleen simpele scans, andere boden complete doorzoekbare transcripties en uitgebreide bibliografische informatie. Dat maakte het lastig om de collecties samen te doorzoeken.
Het Nederlab, gratis toegankelijk, biedt de diverse collecties aan binnen één superzoekmachine. Veel tekst is bovendien verrijkt, bijvoorbeeld met het label 'woordsoort'. Zo kun je zoeken op 'arm' (zelfstandig naamwoord) zonder dat je alle gevallen van 'arm' (bijvoeglijk naamwoord) op je scherm krijgt. Verder is aan oude spellingen ook de moderne toegevoegd, wat het zoeken eenvoudiger maakt.
Toch kent ook het Nederlab beperkingen. Ten eerste is het nog niet compleet; sommige gescande collecties ontbreken nog en veel cultureel erfgoed is nog helemaal niet gescand. Daar komt bij dat veel scans automatisch zijn ingelezen, met allerlei fouten tot gevolg. In vroegere drukken oogt de 's' bijvoorbeeld als een 'f', waardoor de computer fchaepen leest in plaats van schaepen. Daar zijn correctieprogramma's voor ontwikkeld, maar die werken matig.
Het Nederlab maakt het technisch mogelijk om twaalf eeuwen Nederlands in één keer te doorzoeken, van het jaar 800 tot nu. Maar dat levert snel een brij op. Historisch taalkundige Van der Sijs concludeert dat ze genoodzaakt blijft om steeds kleine tekstgroepjes per keer te bekijken en daarna in te zoomen op de details. Alleen zo kun je geleidelijk een totaalbeeld opbouwen. "Bij historisch taalonderzoek kan de computer enorm helpen", zegt de deskundige. "Maar je moet zelf aan de knoppen blijven zitten en kritisch blijven. De computer ziet geen nuances. Gelukkig maar, dan houden wij onderzoekers ook wat te doen."