Klassiek & zoPeter van der Lint
Miltante musici in Carré en in Wenen
We staan op een kantelpunt. Je voelt het aan alles. De deuren van theater- en concertzalen zijn piepend van het slot gehaald, en staan hoopvol op een kier. Zou het dan toch? Eindelijk? Het Holland Festival, dat volgende week donderdag opent met de opera Die ersten Menschen van Rudi Stephan, kreeg dispensatie van de overheid en mag nu live publiek in de zalen ontvangen. Weliswaar vooralsnog mét gratis sneltest vooraf, maar dat dondert niet. We kunnen er live bij zijn als we willen, en hoeven thuis geen dvd’tje op te zetten.
Een dvd’tje, u weet wel, zo’n zilveren schijfje dat je in een speciaal apparaat stopt en waar dan een concert of opera op te zien is. Ook al zijn dat apparaat en de dvd zelf allang passé en bijna nergens meer te krijgen, toch kwam minister Hugo de Jonge ermee aanzetten als alternatief voor een live voorstelling, waar we in zijn ogen toch best zonder kunnen. Niet essentieel genoeg.
Dat dvd’tje vloog als een slordig weggegooide discus terug in het gezicht van De Jonge. Waar hij dat dedain vandaan haalde?, hoorde je in de verontwaardigde sector. Maar in Trouw kreeg De Jonge onverwacht ‘hulp’ van filosoof Bas Haring, die liever kijkt naar de stem van de meerderheid, en daarmee de openstelling van de terrassen, ten koste van de musea en de theaters, verdedigbaar vindt. In zijn woorden worden terrassen door een meerderheid als nóg wezenlijker ervaren dan kunst en cultuur, en dus maakte de overheid een goede keuze. Net zoals sekswerkers wezenlijker zijn dan slagwerkers dus, maar daar had ik het al eerder over.
Deze week ging De Jonge overigens moedig in gesprek met tien kunstenaars in een leeg Theater Carré in Amsterdam. Een initiatief van pianist Rembrandt Frerichs, waarbij ook zijn collega Daria van den Bercken aanwezig was. Militante musici, allebei. Wat er precies gezegd werd, is geheim, maar Van den Bercken vond het gesprek scherp en zinvol. Er was ruimte om alle frustraties te ventileren, en er is veel essentiële nieuwe informatie heen en weer gegaan.
Concentus Musicus Wien in de Staatsopera, nu pas
In Frankrijk gaat het allemaal al soepeler. Antony Hermus dirigeerde vorige week in Rouen Sibelius’ Tweede symfonie voor een zaal waarin vijfhonderd liefhebbers als in trance luisterden. Vanaf 9 juni mag er voor vijfenzestig procent zaalcapaciteit gespeeld worden. Het zomerfestival in Aix-en-Provence deed er zijn voordeel mee en gooide meteen een extra contingent kaarten in de verkoop. Het ziet ernaar uit dat daar in juli een bijna volwaardig festival plaats kan vinden.
Ook de Wiener Staatsoper zat vorige week vol met mensen. Voor Monteverdi’s L’incoronazione di Poppea in de prachtige productie van regisseur/choreograaf Jan Lauwers, die drie jaar terug in Salzburg in première ging. Het was pas de tweede keer dat de Staatsopera dit meesterwerk op het affiche zette. De eerste keer was in 1963, toen in een bewerking voor groot orkest, gedirigeerd door Herbert von Karajan. Zo’n beetje alles was ‘fout’ aan die uitvoering. Meest bijzonder aan de nieuwe Poppea in Wenen is dat het Concentus Musicus Wien in de bak zat, en daarmee debuteerde in de Staatsopera. Het ensemble, door Nikolaus Harnoncourt opgericht, heeft enorm veel gedaan voor de muziek van Monteverdi. Het werd nu fraai geleid door alleskunner Pablo Heras-Casado. De stream is terug te zien op het kanaal van de Staatsopera. Eigenlijk een schande dat het ensemble pas nu, na zoveel jaren pionierswerk, mag schitteren op het belangrijkste podium in Wenen. De voorstelling werd opgedragen aan Harnoncourt. Over militante musici gesproken.
Peter van der Lint schrijft iedere week met aanstekelijk enthousiasme over de wereld van de klassieke muziek. Lees zijn columns hier terug.