ColumnMerijn de Boer
Mij leek 90 dinar te gortig voor een avondje vis eten
Er werd aangebeld. Op de stoep stond een enthousiaste man, die vroeg of ik vis wilde kopen. Hij zei dat de hele buurt vis bij hem kocht. Ik ben tot dusver één keer opgelicht in Tunesië. Dat was door een tapijtenhandelaar die zei dat de hele buurt tapijten bij hem kocht.
“Is de vis vers?”, vroeg ik. Hij verzekerde me dat ze tot twee uur geleden nog in de Middellandse Zee zwommen.
Ik liep met hem mee naar zijn auto. Hij gaf een klap op de kofferbak. De klep vloog open. In de bak lagen garnalen, dorades en rode mullen. De man tilde een van de mullen op en snoof er verlekkerd aan. “Ruik!”, zei hij, terwijl hij de vis in mijn gezicht drukte. Ik vind vis nooit heel lekker ruiken, eigenlijk, dus ik reageerde niet zo enthousiast als hij. Hij bleef er maar aan snuiven. Ik snapte wel dat hij in deze business zat.
We kwamen op de kwestie van de prijs. Hij vroeg hoeveel vissen ik wilde. “Nou”, zei ik, “we zijn in ons gezin met twee volwassenen en twee kinderen. Misschien twee van die grote?” Hij vond het een uitstekend idee. De prijs was 39 dinar. Hij zou ze meteen voor me schoonmaken.
‘Nee! 90 dinar moet ik van je krijgen!’
Uit de auto haalde hij een stuk karton en een angstaanjagende machete. Geknield begon hij op de vissen in te hakken. Het werd een bloederige bedoening. Plotseling sprong hij op. Ik dacht dat hij vroeg: “Heb je een stoel?” Misschien had hij last van zijn knieën. Maar hij zei: “Is er een hond?” Ah, geen chaise maar chien. Nee, dat is de hond van de buren, stelde ik hem gerust. Hij ging weer door met hakken.
Af en toe rook hij weer even. Hij bood ook mij nog eens de gelegenheid. Ik werd opnieuw niet heel enthousiast van de lucht, maar ik vertrouwde erop dat het met wat kruiden en citroen wel zou goedkomen.
De vissen waren klaar. Ik haalde twee briefjes van 20 dinar tevoorschijn. “C’est quoi?!” “Dat hadden we toch afgesproken?” “Nee! 90 dinar moet ik van je krijgen!”
Hij vond me aardig, maar was wel ontstemd
Het werd nog een hoop gedoe. Mij leek 90 dinar (30 euro) wat te gortig voor een avondje vis eten. Bovendien wilde ik graag blijven bij wat we (dacht ik) hadden afgesproken.
Toen hij wegreed, zei hij dat hij me nog steeds aardig vond maar dat hij wel ontstemd was. Ik had hem uiteindelijk 50 dinar gegeven.
’s Middags vroeg mijn vrouw waarom ik zo krankzinnig veel vis had gekocht. Hier konden we de hele week van eten. Ik realiseerde me toen pas, met de nodige schaamte, dat zijn prijs waarschijnlijk heel redelijk was geweest.
Hopelijk belt hij nog eens aan, zodat ik het kan goedmaken.
Merijn de Boer is schrijver, huisman en expat. Zijn vrouw is diplomaat. De Boers laatste roman De Saamhorigheidsgroep stond op de shortlist van de Libris Literatuurprijs 2021. Lees zijn columns hier.