Mensje Francina van der Steen (10 juni 1946) schrijft onder het pseudoniem Mensje van Keulen.

BoekenclubMensje van Keulen

Mensje van Keulen in de Boekenclub: ‘Een lezer is opgelucht dat er geen seks in staat. Haha. Mee eens!’

Mensje Francina van der Steen (10 juni 1946) schrijft onder het pseudoniem Mensje van Keulen.Beeld Martijn Gijsbertsen

Trouw Boekenclub las ‘Ik wil u echt iets zeggen’, een verhalenbundel van Mensje van Keulen. Heeft zij een wreed mensbeeld, vroeg een lezer zich af. ‘Het is misschien een satanisch trekje, maar ik speur altijd naar bloed, zweet en tranen.’

Jann Ruyters

Mensje van Keulen is net terug van Texel. Ze gaat er vaker heen, Hotel de Lindeboom, lekkere schone kamers, je kan een paar kilometer verderop het strand op bij Paal 9. Daar is al snel niemand, alleen maar leegte. Het duingebied oogt als de Yorkshire Moors. Er zijn duizenden sterns nu, lepelaars zo prachtig, scholeksters, al die watervogels met kromme navels. Langs de dijk zag ze een meeuw die een beetje raar liep. “De volgende ochtend zei mijn man: “hij keek ons aan”. We vonden hem snel terug bij de sloot, met een wankele vleugel, en hebben hem in mijn regenjasje gerold en in de achterbak gestopt en naar Ecomare gereden. Ik zag steeds zijn kop zo boven de hoedenplank uitkomen. Hij maakte geen geluid, hij was ook niet agressief. Wel zat m’n regenjasje erna onder de vogelpoep.”

Bij de schrijfster thuis, in de ruime lichte kamer, drentelt prachtkat Bosie over de tafel waarop naast stapeltjes boeken de uitgeprinte mails van de Trouw-lezers liggen. Liefst nestelt Bosie zich in Mensje’s nek, maar dat mag nu niet. Later springt hij plots op de schouders van het bezoek dat een gilletje slaakt. Een liefdesaanslag, zegt de schrijfster.

Dat Van Keulen, de vorige verkiezingen lijstduwer van Partij van de Dieren, met dieren begaan is vind je terug in de korte verhalen in ‘Ik moet u echt iets zeggen’, deze maand gelezen door Trouws boekenclub. Ook in het gesprek komt het vaker voorbij. Ze vertelt over Luis Buñuel die voor zijn film ‘Las Hordes’ over het armste stukje Spanje een ezeldrager geld gaf om zijn bijen vrij te laten die vervolgens de ezel dood staken. Ze gruwt van de 450 miljoen varkens die in China opgesloten zitten. “Soms heb ik het gevoel dat mijn hoofd uiteenspat als ik dat tot me door laat dringen.”

Wie is Mensje van Keulen?

Haar roepnaam is Mennie, maar voluit heet ze Mensje Francina van der Steen. Ze werd op 10 juni 1946 geboren in Den Haag. In 1972 debuteerde ze met de roman ‘Bleekers zomer’, inmiddels een klassieker. Daarna volgden talloze andere romans, verhalenbundels en kinderboeken, waarmee ze een prominente plaats binnen de Nederlandse letteren verwierf.

Ze publiceert nog altijd onder de achternaam van haar ex-man, fotograaf Lon van Keulen. In januari 2015 ontving zij de Constantijn Huygens-prijs 2014 voor haar hele oeuvre, dat volgens de jury getuigt van een ‘buitengewoon technisch meesterschap’. De vorige verkiezingen trad ze op als lijstduwer voor Partij van de Dieren, maar of ze dat nog een keer zal doen is de vraag. “Ik mocht niet met de naam van mijn ex, die ik altijd gebruik, en wat ook de achternaam van mijn zoon is, op de lijst. En niemand kent Mensje van der Steen.”

Twee jaar terug publiceerde ze ‘Neerslag van een huwelijk. Dagboek 1977-1979' dagboekaantekeningen over de neergang van haar eerste huwelijk. Eerder verscheen: ‘Dagboek van een jaar. 1976'. Ze werkt nog aan een vervolg. “Ik heb 50/60 schriften uit die tijd. David de Poel, ook de biograaf van Frans Pointl, gaat een biografie over me schrijven. Maar ik wil nog niet de pijp uit.”

null Beeld Martijn Gijsbertsen
Beeld Martijn Gijsbertsen

De vele dieren in uw verhalen vallen pas op bij een tweede lezing.

“Ja, ik verstop hier en daar een prikje. Als je er een boodschap van maakt voelt het onprettig. Die achteloosheid is juist goed, als lezers dat ongemerkt tot zich nemen. In het verleden heb ik dat wel eens anders aangepakt. In de jaren tachtig schreef ik ‘Engelbert’ waarin ik een slager koos als hoofdpersoon. Die man ging ik wel vijandig te lijf, maar ja, zo’n man verstaat zijn vak goed, die bleek niet geheel en al onaangenaam te zijn.”

In ‘Ik moet U echt iets zeggen’ schrijft Van Keulen speels en licht, én grimmig en bizar, over stille mensen, de underdogs, onder de voet gelopen door hun omgeving, die dan met een onverwachte daad de gelatenheid van zich afwerpen. Zoals in het titelverhaal (favoriet onder de lezers). Daarin vraagt de moeder van een ontspoorde zoon die voor de rechter moet verschijnen, aan een buurman om haar smeekbede aan de rechtbank uit te tikken. Wie denkt dat ze op vrijspraak uit is, vergist zich. In het verhaal ‘Angela’ test een politica haar autonomie door vier onbekende mannen te ontvangen in haar volkstuinhuisje. Ze heeft seks met alle vier, na elkaar, ze mogen niks zeggen. Zij bepaalt de regels. “Als ze dit kan, kan ze alles.”

De lezers keken ervan op. ‘Aan twee verhalen heb ik genoeg om er de rest van de dag over na te denken’, schrijft iemand. ‘Ze moet bij het schrijven wel ongelooflijk veel lol hebben gehad’, denkt een ander. Iemand spreekt van ‘een wreed mensbeeld’. Een lezer vraagt zich af of het schrijven van zulke verhalen invloed heeft op Van Keulens kwaliteit van leven. Of het oplucht.

‘Lopen de rillingen niet over uw rug bij het schrijven?’

“Ja, haha, dat doen ze”, lacht Mensje van Keulen. “Echt! En er was een lezer die zei: nu ben ik gewaarschuwd. Dat de verhalen haar alerter maakte. Dat vond ik ook een mooie reactie. Ze hebben goed gelezen, de lezers, heel zorgvuldig, dat deed me plezier. Tegenstrijdige reacties krijg ik al vanaf mijn debuut. De een reageert geamuseerd, jee, wat heb ik nou gelezen? Een ander vraagt zich ernstig af of mensen zo zijn. Bij ‘Bleekers zomer’ al vond een deel van de lezers het verhaal benauwend naturalistisch, anderen lachten erom, heerlijk die misère. Het is ook hoe je iets leest. Zelf word ik helemaal mies van feelgood Hollywoodfilms. Ik schets het liever zoals het is. Maar dan wel in fictie, met die ondertoon die de spanning erin moet houden, die je toch ook op een ander been moet kunnen zetten.”

Kunt u iets vertellen over hoe zo’n verhaal ontstaat? ‘Angela’ bijvoorbeeld, over het seks-experiment.

“Dat verhaal schreef ik op verzoek van De Gids. Het moest over macht gaan. Ik stelde me voor hoeveel bagger je als vrouw in de politiek over je heen krijgt. Ze test of ze de mannen kan dirigeren op hun zwakste moment. Het is wat sekswerkers doen. Zij zou dit normaal niet doen maar als ze dit kan, dan kan ze alles. Ondertussen kijkt ze door het raam naar de prei en de uien. Een lezer schreef dat ze opgelucht was dat er geen seks in zat. Haha! Helemaal mee eens! Dat hoeft ook niet. Het gaat erom dat ze zich kan afsluiten, dat ze zich kan handhaven. Dat zíj de leidsels in handen houdt. Voor veel mensen is dit verhaal onvoorstelbaar. Ik kan me ook niet voorstellen dat ik zelf zoiets zou doen. Ik zie ook niet een bekende politica in die rol. Déze vrouw bedenkt het. Het gaat om manipuleren. Ze bouwt een leugen op.”

Mensje van Keulen: 'Een verhaal schrijven is een avontuur, alsof je naar een onvoorspelbare film gaat.' Beeld Martijn Gijsbertsen
Mensje van Keulen: 'Een verhaal schrijven is een avontuur, alsof je naar een onvoorspelbare film gaat.'Beeld Martijn Gijsbertsen

Is zo’n verhaal een plezier om het te schrijven?

“Het is een avontuur, alsof je naar een onvoorspelbare film gaat. Soms heb ik weinig nodig om tot een verhaal te komen, soms duurt het maanden tot zich vanuit het niets iets aandient. Bij dit verhaal dacht ik meteen aan de politiek, aan iemand als Trump die iedere dag een ander gezicht laat zien. Dat oefent ze. Die mannen maken wel wat mee en dat kan shockerend zijn voor lezers maar het is niet zo erg als wat er gebeurt in de echte wereld. Niemand wordt gemarteld in dit verhaal. En ik zoek ook die suspense. Als ik vroeger Edgar Allan Poe of Roald Dahl las werd ik ook altijd een beetje eng van binnen maar het verhaal hield me wel vast. Misschien is dat een satanisch trekje. In de kerk zat je al te gluren naar bloed, zweet en tranen.”

Uw personages werpen hun gelatenheid af. Dat is fijn voor de lezers mailde iemand.

“Ja, vroeger schreven recensenten wel dat ik schreef over mensen die op de vlucht sloegen. Maar inmiddels heb ik steeds meer de neiging om ook af te rekenen. Zeker als mensen beduveld worden. Om wraak te nemen. De rekening te vereffenen. Maar ik zoek ook naar een pointe, een conflict. De verhalen van Poe en Dahl bezaten dat. Iets geheimzinnigs, een wending die je niet verwacht. Dat gebeurt in het echte leven ook dat alles kabbelt en dat je ineens in een heel andere situatie belandt.”

Het laatste verhaal, ‘Meneer Harry’ over uw vader, is geen afrekening. En het is het enige autobiografische verhaal.

“Maar het begon wel als fictie. Mijn vader heb ik jaren niet gezien nadat hij mijn moeder verlaten had voor een vreselijke vrouw. Op het einde van zijn leven heb ik hem pas weer bezocht. En toen kon ik niet meer met hem praten. Hij had een hersenbloeding gehad. Dus vulde ik hem in. Ik laat hem dat op het eind van het verhaal ook tegen me zeggen: ‘vul me maar in’. Ik wist dat hij in het vreemdelingenlegioen heeft gezeten, dat hij in Noord-Afrika was, hoe het voor hem was geweest stel ik me dan voor. Hij was de jongste van zestien kinderen, een zeer gereformeerd gezin, oudere broers die de baas over hem speelden. Ze vonden hem een flierefluiter. Hij heeft veel over zich heen gehad. Ooit in een brief heeft hij wel tegen mij geopperd dat zijn tweede huwelijk met die vreselijke vrouw een soort boetedoening was voor wat hij mijn moeder heeft aangedaan.”

Helpt dat dan om dat zo op te schrijven? Om je die ervaringen voor te stellen?

“Ik had wel het gevoel dat ik het had afgerond. Ik weet het niet. Hij liep eerder al weg en als kind miste ik hem vreselijk. Ik huilde m’n kussen nat, bad dat we bij elkaar zouden blijven. Na vijfenwintig jaar huwelijk ging hij definitief weg. Maar ik had me niet kunnen voorstellen dat het zo triest met hem zou aflopen. Misschien hoop ik ook wel dat hij gedacht heeft wat ik hem laat zeggen, dat zijn tweede huwelijk een boetedoening is.

“Eerder heb ik een boek over mijn moeder geschreven ‘Olifanten op een web’, dat was echt een cri de coeur, pure ontzetting, een ode aan mijn moeder, een afrekening met doodsangst. Dat sloeg erg aan. Mensen houden daarvan, van rouw, non-fictie. Mannen vroegen me toen of ik niet ook eens boek over mijn vader wilde schrijven. Maar een heel boek over mijn vader zat er niet in. Mijn moeder stond veel dichter bij me. Toen ik hoorde dat ze gestorven was, plotseling, sprong ik uit bed en riep: ‘ik ga over je schrijven’. En dat heb ik toen ook meteen gedaan. Bij mijn vader was het anders. De woede die ik eerder voelde is al lang weggeëbd.”

U heeft de lezers bekeerd. Enkelen zeggen dat ze nu vaker korte verhalen willen lezen.

“Ja, gek dat het korte verhaal hier niet populairder is. In Engeland, Duitsland en de VS is dat wel zo. In een roman neem je meer rust, maar soms kan je een hele roman in een kort verhaal samenvatten. Je schetst een situatie, maar in enkele zinnen in een zijlijn maak je een heel leven duidelijk. Ik hou erg van verhalen, van de verhalen van Alice Munro, Carson McCullers die kan ook wreed zijn. En ik hou erg van fictie. Wat een auteur bedenkt om een perspectief aan te scherpen. Ik ben nu ook weer met iets bezig. Alleen wat er nu aan de hand is, corona, maakt het lastig. Moet ik daar iets mee of niet?”

Trouw Boekenclub

Bij dit interview is dankbaar gebruik gemaakt van vragen en opmerkingen van Bea den Hartog- van der Wal, Gelske van der Zwaag. Arja Schipaanboord, Marleen Hogerheide, Marjan Bakker, Agnes Leijen, Hennie van Muijen, Carla van de Camp, Madzy van der Kooij, Agaath Schilder- Verhoef, Baptista Thesing, Jos van Eijden, Ineke van Gelder.

De Trouw Boekenclub houdt een zomerstop. In september beginnen we weer. Het te lezen boek zal dan worden bekend gemaakt in het nieuwe zaterdagmagazine van Trouw: Tijdgeest.

Lees ook:

Henk is een man om verliefd op te worden, vonden de lezers van de Boekenclub

De Trouw Boekenclub was enthousiast over ‘Uit het leven van een hond’, al kwam er ook kritiek. Waarom belandt hoofdpersoon Henk met zijn dronken kop samen met zijn 17-jarige nichtje op een bed? Schrijver Sander Kollaard geeft antwoord.

Splinter Chabot vindt het een feest om te horen wat u van zijn boek vindt

De Trouw Boekenclub las afgelopen maand ‘Confettiregen’, het debuut van Splinter Chabot. Lezers waren tot tranen toe geroerd. Hoe kreeg hij de worsteling van zijn coming-out zo invoelbaar op papier, vragen ze zich af. Een tip hebben ze ook: iets minder metaforen. Chabot: ‘Ik weet het, mijn uitgever noemt mij metaforenmonster’.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden