Review

MEDEA

“We kunnen vaststellen dat haast alle versies van Medea in het verleden geschreven zijn door mannen. Medea verschijnt in hun visie als de incarnatie van de grote mannenschrik: een vreselijk wijf.” De schrijver Stefan Hertmans over Euripides' Medea. Over Medea als ex-sovjetvrouw, als barbaarse, ontembare vrouw, en als bovennatuurlijke toverheks. En over de vertrutting van Medea tot geactualiseerd, politiek correct slachtoffer: “Waarom altijd proberen Medea moreel te 'redden'? Juist het niet verantwoordbare in haar is het grootste bewijs van haar tragisch kaliber.” Christa Wolf, Medea. Stemmen, Van Gennep Amsterdam 1996, 194 blz. ¿ 39.90.

STEFAN HERTMANS

Wie het verhaal van Medea, Jason en de Argonauten een beetje kent door allerlei navertellingen, kijkt verrast op als hij het onvolprezen origineel (en eigenlijk is het dat niet eens: het verhaal bestond al voor Euripides) gaat lezen. De retorische handeling is strak gehouden, de toeschouwer of lezer wordt verondersteld de voorgeschiedenis al grotendeels te kennen, de gebeurtenissen passeren bijna rapsodisch, erg veel wordt impliciet gehouden, en daardoor krijgt het stuk iets dat ademloos op zijn verschrikkelijk onheil toe ijlt. Dat is ook de verklaring voor de onuitroeibare fascinatie die schrijvers en bewerkers door de eeuwen heen voor Medea hebben gehad: het is alsof haar getormenteerde passie kosmische krachten losmaakt. De dynamiek van het stuk is noodlottig op zijn totale ondergang gefixeerd.

Tegelijk kunnen we vaststellen dat haast alle versies van Medea in het verleden geschreven zijn door mannen. Medea verschijnt in hun visie als de incarnatie van de grote mannenschrik: een vreselijk wijf, niet tot bedaren te brengen, niet meer in staat compromissen te sluiten. Kortom, Medea is het grote Buiten, dat wat zich ophoudt buiten de lichtkring van rede en argument, en dat daardoor precies rede en argument in zijn ban houdt, gijzelt, terroriseert en obsedeert, maar ook aflijnt en definieert: Medea bepaalt de grenzen van wat de (mannelijke) rede vermag te doen, ze duidt de grens aan waar de perversie en de corruptie in naam van de 'redelijkheid' beginnen, ze stelt zich op aan die grens van de compromisloze integriteit en zegt: hier kom je met je praatjes niet voorbij, man. No pasaran.

Wat is er aan de hand? Laten we het verhaal in de slechtste Peter Sellars-traditie even actualiseren. In de eerste plaats is Medea helemaal geen Griekse. Ze is een vrouw uit een land dat tot de val van de Sovjet-Unie werd aangeduid als de Adzarskaja Autonomnaja Sovetskaja Socialisticeskaja Respublika, inmiddels weer gewoon een deel van Georgië aan de oostelijke kust van de Kaspische Zee, een arm en tot onze toeristische verbeelding sprekend buurland van Turkije met hoge bergen, grote moerassen en bossen, een goed gelegen lange kust, prachtige volksliederen en lekkere wijn, een groot en in westerse ogen vaag land, aarzelend tussen westerse en islamitische stromingen.

Medea, deze ex-sovjetvrouw dus, ziet zich geconfronteerd met een Griek van hoge komaf, die een ooit door zijn familie geschonken pronkstuk, een vergulde bokkenvacht komt terugeisen, omdat hij anders geen aanspraak op de troon van het Griekse schiereiland Jolkos kan maken. De Georgische mooie jonge vrouw, levend in een familie van koninklijke afkomst, te midden van een volk van bergbewoners en geitenhoeders, valt voor de charmes van deze Griekse man-van-de-wereld, politicus en avonturier. Ze begrijpt niet waarom haar koppige familie dat beestenvel niet gewoon teruggeeft eer er moeilijkheden komen, en helpt de man, die haar dan ook verleidt. Ze verraadt dus haar familie en gaat met hem mee naar Griekenland, het vrije zonnige paradijs in het westen.

Hier beginnen echter ook de moeilijkheden voor een twintigste-eeuwse versie, want wat Medea nu doet is haast onvoorstelbaar: om haar boze familieleden te ontmoedigen bij hun achtervolging, vermoordt ze haar jongere broer Absyrtos en gooit een voor een zijn ledematen in de zee vanop de Argo, het schip van Jason (dat overigens enige beroemde artiesten aan boord heeft: Orpheus is er een van). Zo, met de doem al van bij het begin in hun kielzog, varen ze langs de Noord-Turkse kusten terug naar Jolkos in Griekenland. Achter hen, zo zegt Euripides, sluiten zich de poorten van de Hellespont: Medea kan nooit meer terug. Tja, van Medea is blijkbaar niet zomaar een gewone ex-sovjetmadam te maken. Ze is dan zelf ook niet de eerste de beste: ze is niet alleen van koninklijken bloede, haar tante heet ook nog Kirke, ons bekend van de truc met de varkens toen de beroemde held Odysseus haar wilde verlaten.

Medea is dus niet alleen adellijk en imposant (en volgens Jason onweerstaanbaar), ze is ook wild, barbaars, ontembaar. Ze heeft dus alles om de mondaine Griek zijn verbeelding op hol te jagen, want young, wild and rich, dat zijn zelfs voor de modale hedendaagse inwoner van Californië tot de Cote d'Azur nog altijd onuitroeibare mythische componenten. Geen wonder dat Jason voor haar viel, want ze was bovendien nog charming - een woord waarin de oude betekenis van de toverkol nog meeklinkt. De seksistische mannentaal weet daar al lang raad mee: dat is een verleidelijke heks.

Medea wordt dus ook nog een soort van aristocratische migrant, en tevens een vurige minnares. Men zou aan de mythische relatie van de steenrijke Griekse reder Onassis en de gepassioneerde tovenares van de opera, Maria Callas, kunnen denken. Ze wordt beleefd geduld in de uiterst formeel levende gemeenschap in Jolkos en later in Korinthe, maar met ontzag en afstandelijkheid benaderd. She's not one of them.

Ze baart twee zonen voor de Griekse Held, een echte-mannen-koningswens, en is hem hartstochtelijk trouw. Maar dan maakt de man Jason zijn fatale fout: hij wil plots trouwen met een Korinthisch bleek prinsesje, Glauke (wat bleek betekent), om zo de troon, die hem door woordbreuk van zijn oom toch onthouden werd, alsnog te veroveren via een verstandshuwelijk - zoals Onassis de grote Callas liet vallen voor de onbeduidende weduwe van een vermoorde Amerikaanse president.

Medea, de toch niet bepaald onverstandige tovenares uit Georgië, moet dit maar begrijpen: Jason garandeert haar alle honneurs, maar ze moet zich schikken in deze situatie. Nee, niet alleen dat, ze moet zich zelfs gedwongen verheugen in deze gang van zaken: want is het niet in het belang van hun eigen kinderen, die nu aanspraak zullen kunnen maken op de troonopvolging? Kortom, Jason geeft voor dat hij bezorgd is om de toekomst van hun kinderen, dat hij zelfs voor Medea haar oude dag aan het zorgen is, terwijl hij natuurlijk gewoon in bed kruipt met dat bleke jonge meisje om koning te kunnen worden - een legendarisch geval van mannelijke prostitutie.

Dit nu is voor Medea het point of no return: zij, die haar broer in blinde passie heeft omgebracht voor deze opportunistische Griekse meneer, die hem is gevolgd, die haar woeste bergland en haar familie nooit meer heeft teruggezien, die het leven als migrantenvrouw met liefde en overtuiging op zich heeft genomen, - deze Medea gaat door het lint. De laffe leugenachtigheid waarmee Jason zijn escapades voorstelt als daden die geen gevolgen hebben als je maar redelijk blijft - deze perversie zal ze bestraffen door een bewijs te leveren dat álle daden gevolgen hebben, en vaak zelfs gevolgen waar de alles vergoelijkende rede niets bij vermag. Medea vermoordt haar twee zeer geliefde zonen eigenhandig, en bewerkstelligt door een betoverde jurk ook de dood van de aanstaande bleke bruid. Is Medea dan razend geworden?

Ach, denk ik vaak, misschien is dat maar op het eerste gezicht zo. Misschien is Medea zelfs nog rationeler dan Jason. Ze hanteert een zo ijzeren consequentheid, dat ze Jason onvoorstelbaar radicaal ontmaskert. Ze ontneemt hem de twee zonen die hij als excuus had misbruikt en ontneemt hem tevens het object van zijn midlife crisis bevlieging, en ze ontneemt hem de carrière die hij op doorgestoken kaarten wou grondvesten. Medea is door deze gruwelijke wraak weer volledig Jasons evenknie, ze toont dat ze intellectueel zijn gelijke is, dat haar passies even sterk zijn en dus ook haar inzicht, en haar vermogen om te verraden. Zoals hij hun grote passie opoffert aan zijn carrière en zijn lichtzinnigheid, offert zij hun toekomst verder op en bindt hun lot weer onlosmakelijk aan elkaar. Ze weigert het haar aangeboden vernederende toekomstperspectief.

Is dat puur barbaarse wraak? Ik betwijfel het. Het is de strategie van de principiële mens, de absolutist, die te allen prijze een (gruwelijk) duidelijke situatie wil scheppen waar alle hoop op een goede oplossing vervlogen is. Medea weet perfect dat ze deze man niet uit zijn door schijnredeneringen opgebouwde burcht van 'redelijkheid' kan halen, uit zijn hallucinatie die hij zorgvuldig in stand houdt met perverse argumenten. Ze beseft dat er maar een manier is om hem te laten voelen hoe het is, wat zij zelf voelt: dat de wereld in elkaar stort, dat je je door alles en iedereen verraden en verlaten voelt. Medea wordt dan ook, en dat is veelzeggend, niet terechtgesteld voor haar gruweldaden: alsof men bang blijft van deze migrantenheks en geen raad weet met wat ze heeft gedaan, verbant men haar uit Griekenland.

Volgens het verhaal dat Herodotus er later aan heeft toegevoegd, komt ze zelfs terecht in het noorden van Perzië, waar een stad naar haar wordt vernoemd: Media, volgens Herodotus ook de reden waarom de Grieken de Perzen uit het noorden de Meden noemden. We zien het zo voor ons: een Medea die eindigt in het noorden van Iran, met een zwarte sluier om haar hoofd en een kalasjnikov onder de arm, verbeten bekeerd tot een fundamentalistische splintergroepering, radicaal ontgoocheld in de praatjes van het mondaine westen en op zoek naar een ander en zuiverder bestaan. Heel eigentijds allemaal, met hier en daar de ware horror van de passies, maar in elk geval niet die van oeverloos etterende en compromissen sluitende kneuters uit The bold and the beautiful: hier wordt op hoog niveau gespeeld, op dat van de tragedie. En die wetten zijn radicaal, geobsedeerd door de wil om orde op zaken te zetten, zelfs als dat naar de algehele catastrofe en de zelfvernietiging leidt.

Deze Medea als de verschrikkelijke Wrekende Vrouw is bij alle mannelijke auteurs te vinden, en zelfs het feit dat ze tovenares was, heeft blijkbaar een erotisch surplus voor de verbeelding van die schrijvers. Bij Seneca wordt het verhaal uiteraard bloediger en seksueler, maar ook onze eigen barokke toneelschrijver Jan Vos maakt van Medea (1667) een bovennatuurlijke toverheks, en door al zijn toneelvuurwerk ontneemt hij ons het gezicht op de zuiver logische patstelling, waarin Medea haar mannelijke opponent kan brengen.

In Duitsland heeft Franz Grillparzer een beroemde Medea geschreven, als laatste deel van een trilogie, Das goldene Vlies. Hij voegt een interessante dimensie aan het verhaal toe: beide partners blijven na de totale schipbreuk leven, ze zijn gedoemd hun eigen ravage onder ogen te zien. Toen ik vorig jaar met een Belgisch componist de mogelijkheden naging om een Medea-libretto te schrijven, hadden we ook dat punt voor ogen: Medea en Jason weer met elkaar te laten vrijen na de totale verwoesting, dat zou pas het begin van hun werkelijke passie zijn geweest, volledig evenwaardig slecht en evenwaardig goed. Het moest, dat werd ons duidelijk, wel in een soort van Bataille-achtige scene eindigen, waarin het superieure begrip de finale passie ontketent. Dat we er uiteindelijk van af hebben gezien, heeft met factoren te maken die ik verderop zal toelichten.

Uiteraard kan ook niemand meer voorbij aan het beeld van de als behekst voortschrijdende Maria Callas in de Medea-verfilming van Pasolini. Pasolini heeft ook niet gekozen voor Peter Sellars-achtige actualiseringen: de tijdeloze Griekse sfeer, gecombineerd met die vreselijke ogen van de Griekse Maria Callas als, jawel, Medea, is op zich al voldoende om de meest extreme daden aanvaardbaar te doen lijken. Maar het blijven allemaal Medea's door mannen gemaakt. Callas is zelfs het hoogtepunt en eindpunt van deze obsessie van de Medea-verschrikking, het deinos, zoals de Grieken het noemden, dat wat volgens Heidegger de essentie van het Griekse tragische denken is.

In de recente literatuur duiken - eindelijk, is men geneigd te zeggen - steeds meer door vrouwen geschreven Medea's op. Zo las ik enkele jaren geleden de versie van Marie-Sophie Nathusius: Medeia. Nathusius wees op een al vaker genoemd en boeiend aspect: het conflict tussen Medea en Jason zou deels teruggaan op een botsing tussen matriarchale en patriarchale maatschappijmodellen. Nathusius' Medea beroept zich op het moederrecht, een aspect dat sinds de grote studie van J. J. Bachofen, Das Mutterrecht, tot de verbeelding van het westen is beginnen te spreken. Op het omslag van het boek van Nathusius kon je lezen: “In deze Medeia is een poging gedaan een brug te slaan tussen de mythische Medeia en een Medeia zoals ze nu nog zou kunnen zijn”. Dat wil zeggen, het matriarchale aspect geeft hedendaagse schrijfsters de kans om het feminisme in Medea te analyseren - zelfbeschikking en beschikking over het lot van de kinderen die ze op de wereld heeft gezet, haar opstand tegen de patriarchale Wet. Door deze opstand tegen de verengde rede van de mannelijke Wet wordt Medea de evenknie van Antigone.

Maar hoe maak je deze wilde vrouw, die zo uit haar bol gaat dat ze onaanvaardbare dingen doet, aanvaardbaar voor de political correcte lezer van vandaag, die er terecht een hekel aan heeft dat vrouwen als irrationele monsters worden voorgesteld die zich laten meeslepen door bloedige wraak? Nathusius schept een beetje een dubieuze Medea: haar heldin doet die vreselijke dingen wel, maar ze is in elk geval een verkeerd begrepen vrouw, want haar intenties werden later verkeerd uitgelegd. Ze wordt menselijker, heeft in feite een goedaardig karakter, maar ze wordt gaandeweg verbitterd. Ze heeft een minnaar - Theseus - en de dood van Glauke (bij sommige auteurs heet die Kreusa) heeft ze niet echt op haar geweten; Nathusius laat ruimte voor de twijfel, en ze lost die zelf niet op. Het verhaal wint aan menselijkheid, maar verliest aan fascinatie.

De dit jaar verschenen Medea. Stemmen van Christa Wolf gaat een hele stap verder door in dezelfde richting.

De nadruk ligt daarbij op het onrecht dat aan Medea wordt aangedaan; Wolf vat dit samen aan de hand van een citaat van Ingeborg Bachmann: Hij heeft me mijn bezittingen ontnomen, mijn lachen, mijn tederheid, mijn mogelijkheid om me te verheugen, mijn medelijden, mijn vermogen tot helpen, mijn animaliteit, mijn stralen, hij heeft al die impulsen stuk voor stuk in me uitgetrapt, tot ze niet meer in me opkwamen. Maar waarom doet iemand dat, ik begrijp het niet. . .

De toevoeging van deze laatste zin lijkt me veelbetekenend voor de opzet van Wolf: haar Medea valt namelijk helemaal niets te verwijten, Jason is dus alleen maar onbegrijpelijk slecht en zij zelf het niet begrijpende slachtoffer. Stuk voor stuk ontzenuwt Wolf in haar versie de legenden rond Medea: ze heeft niet zelf haar broer vermoord, ze heeft slechts de botten van de vermoorde Absyrtos op de dodenakker bij elkaar gezocht en ze vervolgens ritueel uitgestrooid op zee; ze is geen tovenares, maar een verlicht mens, die door de zelfingenomen en conservatieve Korinthiërs verkeerd wordt begrepen; dat bokkenvel, dat door het in bergbeken onderdompelen bestoven was geraakt met stofgoud, kan haar letterlijk gestolen worden want ze maalt niet om materiële dingen; Glauke lijdt aan epilepsie, en Medea is de enige die haar wil helpen, groothartig in haar tegenspoed; niet zij vermoordt kinderen, maar koning Kreon heeft zijn eigen dochter Iphinoë vermoord, en omdat Medea dat weet, zal ze het moeten bekopen - Glauke pleegt overigens zelfmoord omdat ze deze moord op haar zus Iphinoë niet kan verwerken, en ook niet het feit dat ze door Jason wordt uitgespeeld tegen Medea; Medea wordt verbannen en verkeerdelijk beticht van moord op haar broer, in feite het slachtoffer van een laaghartige samenzwering aan het hof; Jason is alleen maar dom en laf, hij wil een heuse man zijn en schaamt zich omdat hij in haar nabijheid weent; zij zelf is de dochter van een natuurlijk, ecologisch en democratisch denkend volk dat geen belang hecht aan uiterlijke pracht en praal; ze treedt vaak op als een psychologe, die de driften van de haar vijandig gezinde mensen kan begrijpen en verwerken; ze vermoordt haar zonen niet, die worden door haar vijanden gestenigd als ze de stad uitgedreven is. Medea vertrekt als de volkomen goede, verkeerd begrepen en zeer onrechtvaardig behandelde vrouw, te midden van een wereld waarin voornamelijk schurken, verraders en slechteriken huizen; en wie dat niet is, is laf en denkt aan eigen lijfsbehoud.

Wel - ik moet bekennen dat ik door deze eenzijdige en daardoor naïeve restitutie van Medea op slag al mijn sympathie voor haar verloor. Hier staat werkelijk een geactualiseerde, politiek correcte vrouw voor ons, die zich alleen maar geconfronteerd ziet met het boze en daar geen enkel antwoord op heeft. Het overkomt haar, en zij is het verbitterde slachtoffer. Niet echt een flatterend beeld van een trotse, zelfbewuste vrouw. Hoe psychologisch omzichtig Wolf haar Medea-portret ook in elkaar zet, door deze eenduidige en 'vermenselijkte' opstelling verliest ze precies datgene waardoor Medea nog menselijk of geloofwaardig zou kunnen zijn tegenover het kwade in de wereld.

Als vrouw in de hogere kringen blijkt ze volkomen onbesmet door de macht (een thema dat Christa Wolf veel genuanceerder heeft uitgewerkt in die andere historische roman over Kassandra). Kortom, de brave Wolf maakt van Medea wat sommige Engelse tabloids van Lady Di hebben gemaakt: roodkapje tegen de boze wolf. En dat roodkapje mag men letterlijk nemen: zij staat altijd helemaal, bijna uitgesproken socialistisch redenerend, aan de kant van het onderdrukte volk (op andere momenten lijkt Medea soms wel een onbaatzuchtige Florence Nightingale die de pestlijders in de stad gaat verzorgen). Meer dan een keer krijg je de indruk dat het conflict tussen Medea's Kolchis en Jasons Korinthe een oefenwedstrijd tussen Ossies en Wessies is geworden: de Korinthiërs zijn ijdel, formeel, hebben gebrek aan zelfkennis, lijden aan zelfoverschatting; de Kolchiërs die zich hebben geïntegreerd in deze samenleving staan bloot aan morele gevaren als verloochening, verraad en overloperij, maar ze hebben tevens van huis uit een groter moreel bewustzijn meegekregen.

Typisch een mannelijke reactie, zal een aantal vrouwelijke lezers zeggen: ik kan het blijkbaar niet geloven dat die vrouw ingoed en alleen maar dát is geweest. Net Jason zelf, die wil dat ook niet geloven, - zo kan hij zijn eigen slechtheid aanvaardbaarder maken.

Maar nee, niet alleen maar omdat ik een man ben (en dus aan de kant van de 'slechte' Jason zou staan) heb ik problemen met deze visie: ik zie een paar absurde paradoxen die me doen wensen dat Wolf wat meer respect voor Medea had gehad. Ik bedoel het volgende. Als een auteur zich wil storten in het toch altijd een beetje naïeve avontuur van de historische evocaties, gaat hij of zij steevast psychologiseren: dat heet van deze tijd. Dit is mijn eerste bezwaar.

De kracht van de antieke tragedie zit namelijk in iets heel anders dan psychologische overwegingen, namelijk in het feit dat de psychologie van de driften altijd direct wordt getoond, voelbaar gemaakt door daden die ons verbluft achterlaten en met een soort schokkend raccourci laten terugkijken: o, dat ging er in die vrouw om! Wat vreselijk, dat nu pas de volle draagwijdte van haar pijn en vernedering verschijnt, nu ze deze onomkeerbare wreedheid heeft begaan! De wreedheid van de man Jason wordt gereflecteerd in de gruwel van Medea's reacties. Een soort zwijgzaamheid wat de motieven betreft, maakt juist de handelingen tot zoiets explosiefs, dat een schok van inzicht in ons los kan maken.

In dit effect van het 'verlate inzicht' schuilt een groot deel van de katarsis, de loutering van het tragische toneel, hoeveel vrouwonvriendelijke opmerkingen Euripides verder ook de revue laat passeren. Door Medea door de tunnels van de twintigste-eeuwse psychologie te jagen, gaat deze zelfreflectie voor de lezer grotendeels verloren: hij hoeft niet meer te participeren als moreel wezen, alles is netjes voor hem geregeld; de goeden en de slechten staan elk keurig aan hun eigen kant te wachten in het spektakel. Onder het mom van hoge cultuur wordt hier een werkwijze gehanteerd die meer bij televisieseries past dan bij het tragische denken.

Men kan tegenwerpen dat ik uit het oog verlies dat precies dat tragische denken door en door patriarchaal is - en wellicht wil Wolf daar nu juist niet aan meedoen, bedankt ze met andere woorden voor deze schema's van de typisch mannelijke radicaliteit? Ook goed, maar laten we de zaak dan ook zo bekijken: deze Medea, een verlicht, democratisch, rationeel, geduldig en altijd beschaafd en zachtaardig wezen, lijkt wel de incarnatie van de ideale vrouw volgens de patriarchale wet bij uitstek: die van het edele slachtoffer, de goede orde en de inschikkelijkheid van iemand die alles incasseert. . . en zich dus precies gedraagt zoals Jason dat zou willen!

Kijk, we komen er niet uit op die manier. Er zijn altijd tegenargumenten te leveren die voordeel en nadeel binnen een gender-ideology kunnen blijven omkeren. Omdat die dingen zo moeilijk beslisbaar zijn, dat wist Euripides als groot dramaturg al, moet je ze niet expliciet aankaarten of je trapt in de val. Je moet niet van een eenduidig goede en een eenduidig slechte uitgaan en dat psychologisch proberen te verfijnen, want dan kom je juist in psychologische simplismen terecht; paradoxaal genoeg is de zo impliciete Euripides dan psychologisch veel verfijnder dan Christa Wolf.

Waarom altijd proberen Medea moreel te 'redden'? Juist het niet verantwoordbare in haar is het grootste bewijs van haar tragisch kaliber. Psychologische verkleining en eenduidigheid van goed en kwaad ontnemen ons juist de mogelijkheid dit conflict te zien als een paradigma; het wordt verkleind tot een anekdote. Of hoe met de beste bedoelingen Medea ten prooi valt aan vertrutting.

Er spreekt uit deze versie een grote verongelijktheid, die je vragen doet stellen die, zoals alweer de flaptekst suggereert, 'een gelijkenis met de huidige tijd' bevatten. Is dit misschien het mythisch verpakte antwoord van Christa Wolf op wat haar is overkomen na de val van de Berlijnse muur, toen ze onder verdenking kwam te staan zelf niet zo zuiver op de graat te zijn geweest? Is dit een verhaal over valse beschuldigingen en de daaropvolgende verbittering? Wil Christa Wolf suggereren dat een vrouw in het machtsapparaat kan schuilen zonder erdoor aangetast te worden?

Nee, toch niet helemaal: in de figuur van de door en door slechte Agameda, een Kolchische die Medea gefrustreerd en jaloers naar het leven staat, tekent Wolf ook de perverse verraadster. Maar waarom moet de rol van de heldin zelf dan zo eenduidig en lijdzaam worden ingekleurd? Het is niet dat ik niet geloof dat er eenduidig goedaardige wezens bestaan (enfin, ik wil wel even mijn best doen dat voor te wenden), maar vooral dat ik ervan overtuigd ben dat Medea duidelijk van een ander, groter, heftiger kaliber is; als je dat wegsnijdt, vervliegt de tijdeloze fascinatie van het verhaal, en ik weiger te geloven dat die fascinatie een zaak van mannenogen is. De enige tragedie die in Wolfs versie alles domineert, is die van het misverstand - in de eeuw van de informatie-obsessie en de ideologiestrijd natuurlijk niet helemaal onverwacht, maar misverstand-schema's zijn al honderden jaren populair in komedies. In tragedies verdoezelen ze waar het echt op staat.

Nee, dan Heiner Müller. In Verkommerde oever, Medeamateriaal en Landschap met argonauten heeft hij, heel impliciet en als het ware in vage schetsen, nachtmerrie-achtige taferelen opgeroepen waarin man en vrouw gelijkelijk verwikkeld zijn in de gruwelen van hun eigen passies, evenwaardig en lucide totterdood, en daar krijg je geen vinger tussen, ook niet die van het misverstand: die twee begrijpen maar al te goed waar ze mee bezig zijn - met de grenzen van zichzelf, tot in de zelfvernietiging. Dit landschap na de bom, waarin alles verloren is en Jason en Medea raaskallen als twee ingewijden in hetzelfde geheim, spreekt van diep inzicht in de passie, en dat op een niveau dat ook Marguerite Duras zo onvergetelijk kon oproepen: het gaat om la maladie de la mort, de liefde in haar meest extreme vorm, en daaraan gekoppeld de door niemand en door geen enkele psychologie te verwerken wraak om het verraad.

Zo is, paradoxaal genoeg, Medea als mythische Toverkol voor mij veel aanvaardbaarder, veel meer de echt tragische mens met begrijpelijke emoties, dan deze schetsmatige politically correcte versie van een verkeerd begrepen Grote Verpleegster. Als ik weer door de lege gruwel van Müllers Medea-fragmenten blader, voel ik telkens weer aan waar het altijd om zal gaan: om iets wat aan onze moraal ontsnapt, dat de grenzen van onze rede uittekent en ons vastketent aan onze waanbeelden - onze fascinatie voor de grensverleggende passies.

Dat we intensieve en niet aflatende pogingen ondernemen om wel uit dergelijke patstellingen te komen, daar begint onze uiteraard eervolle inzet als door het humanisme gevormde mensen. Maar met de verdringing, van welke aard dan ook, moeten we uitkijken als het over die tragische verhalen gaat: onze ingrepen komen als een ethische boemerang op ons eigen hoofd terecht.

Misschien daarom ook, dat ik, na maandenlange gesprekken met de Belgische componist voor wie ik een Medea-libretto zou schrijven, besloot het thema af te voeren: aan Müller kan voorlopig niets worden toegevoegd, vooral omdat hijzelf aan Euripides niets heeft toegevoegd, maar de nachtmerrie verplaatst heeft naar deze tijd, zonder frame, zonder uitleg, brutaal weggerukt en in deze tijd neergekwakt, zonder psychologische bumpers of ethisch correcte domesticaties van het probleem. En deze verschrikkelijke ontembaarheid van de liefde en de haat, zo begreep Müller, heeft gelijkelijk met mannen en vrouwen te maken. Je bent me een broer schuldig, Jason, zegt Medea in Medeamateriaal telkens weer, als in een obsessie die haar verteert en telkens weer laat beseffen wat ze allemaal op het spel heeft gezet. Dat is het aangrijpende drama van deze vrouw, en Müller laat letterlijk het brute materiaal zien waaruit dit conflict is aangemaakt.

Tot slot moet ik denken aan een stuk van Jan Fabre uit 1995, Een doodnormale vrouw, waarin hij juist. . . een soort moderne heks ten tonele voert. Misschien is ook Medea juist een 'dood'normale vrouw omdat ze tegenover het grote verraad van haar minnaar bereid is een heks te worden genoemd. Dat lijkt me echt wel tot het scala van emoties van mensen te behoren, ook in een tijd waarin het doelbewust vermoorden van kinderen nog maar heel recent tot een van de afschuwlijkste morele en juridische catastrofes van onze eigen samenleving heeft geleid. Ten slotte overtreedt Medea een van de grootste taboes van alle tijden: het ombrengen van onschuldigen. Maar verder is er geen enkele reden om bij Medea's wraak aan de perverse kindermoordenaar Dutroux te denken.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden