Review
Liever Martha Quest dan Doris Lessing
Doris Lessing: Onder mijn huid. Vertaald door Sjaak de Jong en Christien Jonkheer. Bert Bakker, Amsterdam; 367 blz. - ¿ 49,90.
Terugbladerend in de dikke pil stuit ik opnieuw op een zin waarin Doris Lessing de 'waarheid' van de fictie afzet tegen de realiteit van een autobiografie. Ze heeft het dan over 'Martha Quest', eerste boek uit de vijfdelige romancyclus 'De kinderen van het geweld': “Maar ook al is de roman niet letterlijk waar, hij klopt wel qua sfeer en gevoel. Als zodanig is hij waarachtiger dan dit verslag, dat zich aan de feiten probeert te houden.”
Zo reikt zij dus zelf de kritiek aan die ik slechts met moeite uit de pen krijg. Want het valt niet mee een produkt te bekritiseren van een schrijfster die je bewondert. Maar er zit niets anders op. Haar autobiografie voegt in mijn ogen nauwelijks iets toe aan wat in haar boeken is verwoord.
Martha Quest die in 'A proper marriage' man en dochtertje verlaat, is veel geloofwaardiger dan Doris Lessing die in 'Onder mijn huid' vertelt dat ze weggaat bij haar eerste man, Frank Wisdom, en haar twee kleine kinderen, John en Jean. Ze beschrijft dat zo summier dat dit ingrijpende besluit niet invoelbaar wordt. Ook in een interview in het novembernummer van Opzij reageert ze vrij afstandelijk op de opmerking dat dit een zware beslissing moet zijn geweest, omdat ze niet alleen haar man maar ook haar twee kinderen verliet: “Er werd perfect voor ze gezorgd, dat wist ik.” En, voegt ze daaraan toe, het was geen rationele beslissing. Zou ze niet uit haar eerste huwelijk gestapt zijn, dan was ze net zo geworden als haar moeder, “een vrouw die zich opofferde voor haar kinderen.”
Vindt Lessing wellicht dat we niets te maken hebben met wat ze werkelijk voelde? Groot gelijk, maar wie een autobiografie schrijft kan dat excuus niet aanvoeren. Ze begon aan 'Onder mijn huid' om haar biografen voor te zijn, schrijft ze in de inleiding. Ze erkent dat er ook goede biografen zijn, maar ze heeft geen vertrouwen in de vijf die, onafhankelijk van elkaar, haar leven in ogenschouw nemen. Dat doet ze liever zelf: “Is het kinderachtig als een schrijver wil dat wat er over hem of haar wordt geschreven nog enigszins met de waarheid te maken heeft?”
Nee, daarin heeft Doris Lessing gelijk. Maar als deze autobiografie de waarheid en niets dan de waarheid bevat, met een overdaad aan feiten en details, is zo'n boek dan nog interessant voor de lezer? In de eerste hoofdstukken schrijft ze over haar prille jaren in haar geboorteland, het toenmalige Perzië en haar jeugd, later in Rhodesië. Al vroeg ontkiemt de slechte verstandhouding met haar moeder: “Vanaf het begin heb ik geweten dat ze mijn kleine broertje onvoorwaardelijk liefhad en niet van mij hield.” Even verder, vertellend hoe haar moeder in haar aanwezigheid klaagt over haar kinderen: “Ik haatte haar”. En: “Ik ben geboren met een te dunne huid, of hij is half weggeboend door die sterke, doelmatige handen.”
Een van de weinige aardige dingen die ze over haar moeder vertelt is de manier waarop ze haar kinderen lesgaf op hun afgelegen boerderij in Rhodesië. Ze leerde hen aardrijkskunde door water in de zandbak te gieten en continenten, schiereilanden, delta's en eilanden te maken.
Menige Nederlandse lezer, voor wie de Tweede Wereldoorlog nog steeds dè oorlog is, zal zich door dit boek realiseren dat voor andere landen de Eerste Wereldoorlog ook grote trauma's heeft veroorzaakt. Lessings vader en diens generatiegenoten kunnen de herinneringen aan die oorlog niet kwijtraken; haar vader moet bovendien ten gevolge van die oorlog een van zijn benen missen. Het met familiekiekjes geïllustreerde boek bevat een opname van haar ouders in het ziekenhuis waar de amputatie werd uitgevoerd, haar vader in bed, haar moeder, verpleegster in dat hospitaal, ernaast. “Die twee mensen, die zieke, halfgekke mensen, mijn ouders - de oorlog, de Wereldoorlog, die had ze kapotgemaakt.”
Maar, zoals gezegd, gaandeweg het boek rijst de twijfel: heb ik dit al niet eerder en beter gelezen. Ze verwijst trouwens zelf menigmaal naar die boeken om aan te geven dat een bepaalde fase in haar leven daarin is verwerkt. “We zijn”, zegt ze ergens, “aan het eind gekomen van 'A proper marriage'. Nu begint 'A ripple from the storm', het derde boek in de reeks 'Kinderen van het geweld', dat van al mijn boeken het meest direct autobiografisch is.”
Het is het gedeelte waarin ze communiste wordt en waarin ze trouwt met Gottfried Lessing, de naam waaronder ze beroemd is geworden. Een merkwaardig, nauwelijks op liefde gebaseerd huwelijk, dat haar - Lessing was een vluchteling uit Hitlers nazi-Duitsland - tot aan hun scheiding haar Engelse nationaliteit heeft gekost. Met Lessing (die in de jaren zeventig in Oeganda werd vermoord) kreeg ze haar derde kind, Peter. Haar moeder was “een en al hevig, triest verwijt”, haar vader vroeg: “Waarom twee kinderen in de steek laten en een nieuw nemen?” Moeder Natuur, zo verklaart Lessing deze in december 1945 ontstane zwangerschap, wilde misschien de miljoenen doden van de Tweede Wereldoorlog compenseren. “Bovendien wilde ik nog een kind. Ik smachtte ernaar.”
Het - uitstekend vertaalde - boek beschrijft Lessings eerste dertig levensjaren, tot 1949, het jaar waarin ze naar Engeland vertrekt. De biografen voor wie ze zo bang is, zullen er prima materiaal in kunnen vinden. Zelf geef ik de voorkeur aan de romanschrijfster boven de autobiografe. Liever Martha Quest dan Doris Lessing.