Review
Leren kijken naar kunst
'Van een kunstwerk zeggen dat het schaamteloos mooi is, impliceert dat een kunstwerk zich eigenlijk zou moeten schamen om mooi te zijn. Dat is een moderne gedachte.''
Zo opent de nieuwe bundel van Carel Blotkmap. Het is een verzameling korte teksten, waarin hij zich afvraagt wat kunst is. Een pasklaar antwoord heeft hij daarop niet, maar hij laat ons wel weten wat kunst bij hem zoal teweegbrengt. Gedachten bij, herinneringen aan, ervaringen met en kennis over kunst worden allemaal in de strijd geworpen. Het levert korte essays over moderne kunst in Nederlandse musea op, die veel weg hebben van de vroegere publicaties van Openbaar Kunstbezit, de voorloper van het blad Kunstschrift, waarin deze teksten eerder zijn gepubliceerd.
Blotkamp groepeert zijn beschouwingen rond vier thema's: de Werkplaats, het Detail, het Begin en het Depot (waarin veel kunstwerken een verborgen bestaan leiden). De auteur gaat ernaar op zoek en onttrekt zo waardevolle kunst aan de vergetelheid. Er zit prachtig werk tussen, waarmee alleen Blotkamp vertrouwd lijkt te zijn. Zoals de schilderijen van de Rus Josef Zaritsky, ooit door Sandberg in het Stedelijk Museum gebracht. Blotkamp toetst zijn herinnering aan wat hij nu aantreft. Bij nader inzien blijkt het dan ineens reuze mee te vallen met de vermeende vormloosheid van Zaritsky's schilderijen.
In 'De Werkplaats' bespreekt hij foto's van kunstenaars in hun studio, bijvoorbeeld van Marlene Dumas of Alma Tadema. De mooiste is gemaakt door Eva Besnyö in 1932. Op haar foto zien we de schilderes Charley Toorop voor de open haard liggen, omringd door kinderen en vrienden. Het doet allemaal heel vertrouwd aan, door de meubels van Rietveld en Breuer en het schilderij van Mondriaan aan de muur. Zij kende de makers persoonlijk, want in die tijd was de kunstwereld nog klein. Op alle foto's vangen we naast de kunstenaars ook glimpen van de werken op die Blotkamp onder de loep neemt.
Hoe een kunstwerk ontstaat komen we te weten in 'Het Detail'. Zo blijkt Jan Schoonhoven zijn ogenschijnlijk strakke reliefs met bordkarton en lijm in elkaar te hebben gekutseld. En zo gaat Blotkamp hij in op het gebruik van plakband bij Mondriaan, Newman en Toon Verhoef; wat droog om te lezen, maar een interessante uitzondering tussen de minder concrete bespiegelingen. Zoals die over het begin van de abstracte kunst bij Kandinsky, de decoratie van horecacomplex Aubette door Theo van Doesburg, of de buitengewone enscenering van een foto van Salvador Dali met vliegende poezen.
De auteur is hoogleraar kunstgeschiedenis. Hij kan bogen op een grote eruditie, maar heeft soms moeite de juiste toon te vinden. Hij neemt bijvoorbeeld voetstoots aan dat de lezer 'The Story of Art' van Gombrich kent, maar legt wel weer uit wat pointillisme is (en luminisme opeens weer niet). En wat de volgende zin klinkt eerder als een reclame voor een speciale aanbieding: ,,Zoals Marco Borsato geïnspireerd door Máxima het hoogste lied zong, zo schilderde Monet zijn onsterfelijke meesterwerken geïnspireerd door de vijver met waterlelies...'' Maar dat zijn details. Deze essays zetten tot meer belangstelling voor kunst aan; Blotkamp weet (na bijna veertig jaar in het vak) ontzettend veel, en je krijgt het gevoel dat hij meer kwijt wil dan hij mag vertellen. Dat iemand heeft gezegd: 'Nu stoppen'.