BoekrecensieRoman
Lammert Voos’ armoedzaaiers worstelen, maar komen niet boven uit de zuigende Groningse klei
Aanmodderende randfiguren bevolken de ontroerende novelles van Groninger Lammert Voos.
Ineens zat daar Lammert Voos aan tafel bij Brommer op Zee, het boekenprogramma van de VPRO: groot, Gronings, jaar of zestig, wollen houthakkershemd, T-shirt van The Ramones eronder. De auteur van de net verschenen novelle Gannef bleek niet alleen in uiterlijk een anti-schrijver. Op de vraag waarom hij dacht dat dit verhaal geschreven moest worden antwoordde hij dat hij het niet wist. Zo is het, dacht ik, soms weet je het niet, soms moet je het maar aan het verhaal vragen waarom het geschreven moest worden.
Het verhaal is een min of meer vrije uitwerking van Voos’ familiegeschiedenis, of enkele snippers en episodes daaruit. Het is een geschiedenis van sloebers, randfiguren en halve criminelen uit het Groningse Hogeland, door Voos opgetekend in een drieluik van novelles waarvan Gannef het slotdeel is en dat verder bestaat uit Malterfoske (2018) en Canisius (2020).
Het zijn bevreemdende titels die op een prettige manier tegen de trend ingaan dat een titel pakkend moet zijn en meteen iets over de inhoud dient te onthullen. Tegendraads op precies de goede manier is ook het uiterlijk van de boeken: hardcovers, eigenzinnige omslagen, prachtig binnenwerk. Voor een novelle, het ondergeschoven kindje van de Nederlandse literatuur, is dat opmerkelijk. Het is een statement van een uitgever die niet in woorden maar in daden laat weten: hier stáát iets, hier staan wij voor.
Morele keuzes zijn voor hen die het beter hebben getroffen
De drie boeken hangen losjes samen, het is eerder een lappendeken van verhalen dan een lineair familie-epos. Thematisch is de samenhang wel bijzonder hecht, want ze handelen alle over de mens die wordt gevormd, of liever misvormd, door omstandigheden. Armoede houdt de mens aan de grond, maakt hem of haar tot overlever, morele keuzes zijn voor hen die het beter getroffen hebben.
Zeker, het is de wereld zoals die eerder werd getoond door Kurt Weill (Opkomst en ondergang van de stad Mahagonny), John Steinbeck (De druiven der gramschap) en Louis Paul Boon, maar bij Voos bevinden we ons in Noord-Groningen. Voos schrijft over randfiguren en armoedzaaiers die vastzitten in de zuigende klei, mensen die niet in staat zijn weloverwogen keuzes te maken, ze worden geregeerd door hun temperament en vastgehouden door hun milieu.
Malterfoske is het oerverhaal, hier maken we kennis met verschillende figuren uit dit fictieve dorp onderaan de dijk: ‘De mensen hier dronken te veel, waren lelijk, schurftig, hadden geen tanden meer in de bek, scheten en pisten waar ze stonden en sommige kerels zaten de hele dag met een zwakzinnige grijns aan hun leuter te trekken’. Ze hebben geen namen, die mensen, ze heten de klompenmaker, de meid, de paardenknecht. Dat geeft ze iets extra tragisch, het zijn archetypes, ze doen er niet toe, ze zijn veroordeeld tot de anonimiteit van armelui. Iedereen komt uit die Groningse grond voort en keert ernaar terug, iedereen worstelt en komt niet boven. De klompenmaker valt voorover met zijn gezicht in een plas, en verdrinkt. ‘As tot as, klei tot klei’.
Ze rommelen wat aan, steeds draait het leven ze een loer
In Canisius volgen we de bastaard Petrus, kind van de dienstmeid en de paardenknecht, in zijn pogingen wat van het leven te maken. De biologische vader is een zoon van een herenboer: ‘Petrus was lust zonder zegen’. Hij komt in de oorlog in Duitsland terecht, vecht tegen de Russen, keert terug als verschoppeling en fabuleert een ander leven bij elkaar. Je begrijpt heel goed waarom.
Gannef (jiddisch voor dief, schavuit) gaat over het leven van Zwarte Jan, een oud-oom van Voos die in de eerdere boeken af en toe dreigend opdook, het zwarte schaap van de familie. Jans vechtersmentaliteit bezorgt hem een baantje als ‘beschermer’ van de dames in een Gronings bordeel. Hij trouwt met de hoerenmadam, in de oorlog laat hij een Duits meisje onderduiken, maar sluit ook (tegen wil en dank) vriendschap met een Duitse officier. Als Jan na de oorlog iemand vermoordt, wat hij verzwijgt, geeft zijn vrouw hem Dostojewski’s Schuld en boete en zwijgt er verder ook over.
Kleurrijke en tragische figuren zijn het, Petrus in Canisius en Jan in Gannef. Ze rommelen maar wat aan, steeds draait het leven hen een loer en moeten ze zich er weer uit redden. Er is geen uitweg, as tot as, klei tot klei. Het klinkt deprimerend, maar de leeservaring is dat allerminst, het is enerverend en ontroerend, en dat komt door Voos’ beeldenrijkdom, zijn oog voor het tragikomische en zijn tussen de harde regels door klinkende mededogen met de aanmodderende mens, ‘tien stappen achter de onmacht aanrennend’.
Lammert Voos
Malterfoske
AfdH; 64 blz. € 12,50
Canisius
AfdH; 144 blz. € 22,50
Gannef
AfdH; 144 blz. € 22,50