Jan Beutener schildert al meer dan vijftig jaar alledaagse beelden, van een stoeptegel tot aardappels en menselijke ledematen. Maar kopieën van de werkelijkheid zijn het nooit.
Zijn bed staat in het atelier. Al meer dan vijftig jaar slaapt hij tussen zijn werk, vertelt schilder Jan Beutener (88). Als hij wakker wordt, is zijn blik nog fris en ziet hij meteen of een werk goed is of dat hij er nog iets aan moet doen. Niet alleen vanuit bed, maar ook vanaf de bank kan hij zijn schilderijen ‘bespieden’. Wonen, werken, eten en slapen doet hij in dezelfde ruimte: een bovenetage zonder tussendeuren aan een Amsterdamse gracht. Hij heeft een traplift laten installeren, zodat hij er lang kan blijven wonen.
Beutener schildert nog in een straf ritme, al permitteert hij zich na twee hartoperaties wel een middagdutje. Voordat hij het atelier induikt, drinkt hij altijd eerst koffie in het buurtcafé aan de overkant. Net als hij heeft verteld dat de buren heel goed op hem passen, rinkelt zijn mobiel. De overbuurman heeft hem deze ochtend gemist in het café en wil weten of alles in orde is. “Zie je wel hoe goed ze op me letten.”
Vanaf kwart voor elf zit hij achter de schildersezel. Soms vragen mensen waarom hij zo hard blijft werken. Hij zou toch ook op zijn lauweren kunnen rusten na zijn lange en succesvolle carrière – die nu wordt belicht in Museum More in Gorssel. “Ik heb er nooit moeite mee om te werken en het leven zou ook zo saai worden. Ik blijf doorgaan zolang het kan. Dat doe ik niet om aan een groot oeuvre te werken. Het schilderen gaat bij mij heel traag. Daardoor ben ik ook niet geschikt voor een galerie. Die willen dat er voortdurend nieuw werk komt, maar ik vind dat kunstenaars vaak veel te veel maken. Dan hebben ze een goed idee en maken ze er een hele serie schilderijen van. Dan kun je net zo goed gaan breien, vind ik. De intensiteit is veel belangrijker dan de hoeveelheid.”
‘Ik hou niet van stromingengezeik. Ik ben mijn eigen stroming’
Jan Beutener is een buitenbeentje in de wereld van de hedendaagse kunst. Hij schildert alledaagse beelden: een tuimelraam, een bank met een verfrommelde zakdoek, het achterhoofd van een man, een schutting, twee knokige knieën voor een windscherm, een appel, aardappels. Maar door in te zoomen op details, ze uit te vergroten of te kiezen voor een bijzondere uitsnede of lichtval krijgen ze iets surrealistisch. Vaak zit er ook humor in zijn werk, vermengd met melancholie. Door de ‘wazige’ kleuren lijkt het alsof je kijkt naar een werkelijkheid die toch niet helemaal echt is.
Allerlei etiketten zijn er op zijn werk geplakt, van relativerend en magisch realisme tot kunst op het snijvlak van realisme en abstractie. Kunstkenners proberen hem altijd in een hokje te stoppen, maar hij wil dat niet. “Ik hou niet van dat stromingengezeik. Ik ben mijn eigen stroming.”
Zijn werk is nu te zien in een museum voor modern realisme, maar hij had ook tentoonstellingen in het Stedelijk Museum Amsterdam en het Dordrechts Museum. “Het zegt wel iets dat mijn werk in zulke uiteenlopende musea wordt getoond. Het lijkt misschien realistisch, maar er zitten ook veel abstracte elementen in. Daar zullen de bezoekers van het museum in Gorssel nog van opkijken.”
Zijn bekendste schilderij is ‘Aardappels’, waarmee hij in 1969 doorbrak als schilder. Destijds was realistisch schilderen not done. “Ik wist dat ik met die aardappels inging tegen het heilige der heiligen van de abstracte kunst. Ik wilde beslist niet aansluiten bij die dominante abstracte stroming. De aardappels waren een statement, maar het was meer dan alleen een provocatie.
“Ik voelde me er goed bij. Ik vond dat ik een echt Nederlands schilderij had gemaakt. Aardappels kent iedereen. Het is een Hollands symbool, ook in de schilderkunst. Denk maar aan de vele stillevens met aardappels en aan de aardappeleters van Van Gogh. Maar ik kwam met iets nieuws dat helemaal uit mezelf kwam. Het is een herkenbaar beeld, maar er zit ook spanning in, door die zwevende aardappel in het zwarte vlak en die vlijmscherpe mesjes.”
Het schilderij trok veel bekijks op een tentoonstelling en werd aangekocht door directeur Edy de Wilde van het Stedelijk Museum Amsterdam samen met nog twee andere werken: ‘Heer van achteren gezien’ en ‘Muur’.
‘Collega-kunstenaars vonden het een brutaal schilderij’
Beutener: “Van collega-kunstenaars kreeg ik positieve reacties, al vonden ze het ook een brutaal schilderij. Maar ze snapten dat het geen realistisch stilleven was, ook al had ik goed gekeken hoe een geschilde aardappel eruitziet.”
Goed kijken, daar begint het altijd mee, zegt hij. Al dagen kijkt hij nu naar de witte schildersoverall die aan een haakje aan de muur van het atelier hangt. “Hij is zo prachtig aanwezig, maar de vraag is wat ik eraan kan toevoegen als ik hem ga schilderen. Welke sfeer moet het hebben? Hoe plaats ik hem in het vlak? Moet de schaduw heel nadrukkelijk zijn? Ik ben er nog niet uit en misschien komt er niets uit. Ja, daar ben ik streng in. Bij elk schilderij moet ik iets doen wat nog niet is gedaan en helemaal nieuw is. Dat is nog altijd mijn drijfveer.”
Wat wel veranderd is, is dat er de laatste jaren vaker menselijke ledematen opduiken op zijn schilderijen. “Ik liet die altijd liggen, omdat die niet bij me passen. Ik ben wat minder streng geworden. Maar omdat het eigenlijk niet mag, schilder ik ze wel brutaler dan die twee knieën voor een windscherm, dat ik in 1976 heb gemaakt.”
Hij heeft zelfs een liggend naakt geschilderd, zegt hij, en haalt er de afbeelding bij. “Als je dat zegt, denk je aan een mooie jonge vrouw op een bed die je verleidelijk aankijkt.” Zijn versie is een man van boven de vijftig die op zijn buik ligt. Met zijn vinger volgt hij de contouren van billen, rug en schouders. “Zie je dat? Het is bijna een landschap.”
Er hebben drie modellen voor geposeerd, vertelt hij. Drie? “Ja, want ik wil absoluut niet dat hier een model uren komt poseren. Dat is zo’n ouderwetse manier van schilderen. Ik jaag ze altijd snel de deur weer uit, want ik wil niet te lang naar de realiteit kijken. Als je te lang kijkt, wordt het de arm van Piet. Ik maak geen portretten. Ook mensen worden een soort objecten op mijn schilderijen. Het gaat me heel erg om de vorm.”
Hij kijkt nog eens peinzend naar de schildersoverall. Het is een stille wenk: er moet geschilderd worden. Het is tijd om afscheid te nemen.
Jan Beutener. After All, te zien t/m 31 mei in Museum More in Gorssel.
Lees ook:
Uitgestegen boven de realiteit
Jan Beutener maakt beelden van de werkelijkheid die bijna surrealistisch aandoen, vooral door wat ze niet laten zien. In de Rotterdamse Kunsthal is nu een overzicht van zijn werk te zien.