Al meer dan dertig jaar stuurt Theo Jansen de evolutie van het strandbeest: een wezen dat hij bouwde van elektriciteitsbuis en dat leeft en beweegt in de wind. Nu rusten exemplaren uit verschillende periodes even uit in de museumtuin van Kunstmuseum Den Haag.
Met weinig meer dan elektriciteitsbuizen, plakband en een flinke dosis fantasie zette Theo Jansen (1948) in 1990 het eerste strandbeest op de wereld. ‘Animaris Vulgaris’ doopte hij het dier: een krabachtig wezen van twee bij tweeënhalve meter groot, met een roterende ruggengraat in het midden. Jansens idee was dat de 28 poten elkaar met hun stappen zo zouden afwisselen dat het beest zijwaarts zou lopen. De praktijk bleek weerbarstiger dan de theorie. Het lichaam was te zwaar, de poten konden alleen bewegen als het beest op zijn rug lag.
De Vulgaris staat daarom nu wat treurig in een hoekje van de museumzaal, het plakband is vergeeld en lijkt nog maar nauwelijks de buizen bij elkaar te houden. “Dat gebeurt vaker met strandbeesten: alles fossiliseert”, aldus Jansen, nog steeds internationaal de grootste kenner van het strandbeest. Hij praat met de geamuseerd-serieuze blik die hij vaker heeft als hij het over de strandbeesten heeft. Toch is zijn enthousiasme en ambitie om de soort een zelfstandige toekomst te geven onverminderd groot.
Jansen is in het Haagse Kunstmuseum om daar met zijn vrouw en de museumconservator de laatste hand te leggen aan de tentoonstelling over het strandbeest. In een bovenzaal van het museum zijn ontwerptekeningen, proefjes en foto’s van de uiteindelijke strandbeesten in actie te zien, buiten in de museumtuin staan tien beesten netjes achter elkaar.
Iedereen kan ze van dichtbij bekijken en aanraken. Jansen weet inmiddels dat de belangrijkste natuurlijke vijand van het strandbeest, de mens, de wezens in de openbare ruimte in principe niet als prooi beschouwt en dus met rust zal laten.
Centraal in het verhaal over het strandbeest staat het idee van de evolutie, van een ontwikkeling naar een soort die alles zou kunnen wat nodig is. Maar wat wil het strandbeest? Jansen weet het na dertig jaar nog steeds niet.
Zelfdenkende insecten
Als kleine jongen fietste hij al langs dit museum, hij groeide op in Scheveningen. Hij wilde piloot worden, maar zijn ogen waren niet goed genoeg. Dus studeerde hij toegepaste natuurkunde in Delft en was vervolgens twaalf jaar student-assistent in Rotterdam, “totdat ze bij de administratie ontdekten dat ik geen student meer was”. Inmiddels had hij meerdere vliegexperimenten gedaan, hij was ook kunstschilder – hij schilderde landschappen – en vanaf 1986 schreef hij een wekelijkse column met ‘fantasietjes over wetenschap’ in de Volkskrant.
In gedachten was hij al een tijd aan het puzzelen op wezens die op een natuurlijke manier, zonder elektriciteit of stoom, konden lopen. In een van zijn columns omschrijft hij in 1990 de strandlopers, zoals hij ze dan nog noemt. Zelflopende wezens die, in de strijd tegen de stijgende zeespiegel, het zand continu zouden opgooien en daarmee de duinen zouden ophogen. Jansen: “Ik ging naar de Gamma en heb daar elektriciteitsbuizen gekocht, en toen heb ik besloten het experiment een jaar te geven. Dat is een beetje uit de hand gelopen.”
In films, documentaires, tentoonstellingen in kunstgaleries, techniek- en kunstmusea over de hele wereld liet Jansen de afgelopen dertig jaar zien hoe generaties strandbeesten over het zand kunnen rennen. Het is een magisch gezicht: de gevaartes bewegen zonder elektriciteit, als enorme insecten, ratelend en met grote geometrische schoonheid over het strand. Met nog altijd niets meer dan elektriciteitsbuis als geraamte weten ze de indruk te wekken zélf te denken. Precies wat hun schepper ook vermoedt.
Intelligent design
Jansen woont dicht bij het strand, dus kan ’s ochtends wakker worden met een ‘geniaal idee’ en op het strand dan al snel merken dat het in de praktijk anders werkt. “Ik moet uit zien te zoeken wat de beesten zelf willen. Want ik geloof ook echt wel dat ze een wil hebben, en ze praten ook met je.”
Sommige maken gebruik van de wind, andere hebben een zetje nodig. Inmiddels heeft Jansen een speciaal plankier achter zijn auto gemaakt zodat hij beesten terug kan halen die een iets te lange strandwandeling hebben gemaakt. “Een paar honderd meter gaat nog wel, maar die buizen vangen best een hoop wind, dus op een gegeven moment had ik geen zin meer om ze twee kilometer of meer tegen de wind in te trekken.”
Zulke aanpassingen lijkt hij op de koop toe te nemen. “Toen ik net begon met de strandbeesten, dacht ik dat ik een soort god was. Dat ik met intelligent design de dieren vanaf de computer kon verbeteren. Maar dat bleek grootheidswaanzin. Die buisjes doen nooit wat je wil. Je moet het omdraaien en de regels van de buisjes volgen. En die brengen je op plekken waar je in gedachten nooit zou kunnen komen.”
Hete periode
Beneden, langs de vijver van het Kunstmuseum, hangen tien beesten nu gedwee boven het gras, het oudste is uit 2005. Ze kraken en knerpen in de wind, sommige hebben bij de recente stormen lichte schade opgelopen. Van dichtbij is goed te zien dat geen enkel strandbeest hetzelfde is: sommigen hebben sprieten – dat zijn de tie-wraps waarmee de buizen aan elkaar vast zitten –, anderen hebben klompvoetjes of juist een opstaand zeil als van een pauw. Ieder onderdeel is functioneel, verzekert Jansen. Verfraaiingen van bijvoorbeeld het oppervlak van de pvc-buis, of van de zeiltjes die er soms ook op zitten, zijn geen optie.
Inmiddels zijn in de evolutie van het strandbeest twaalf generaties te onderscheiden. De generatie waarin de Animaris Vulgaris ontstond, noemt Jansen Gluton, vanwege de uitbundige aanwezigheid van plakband. Jansen had nog geen betere manier gevonden om de buizen aan elkaar te verbinden. Pas drie jaar later ontdekte hij dat je met behulp van een heteluchtbrander het pvc zacht kunt maken en vervolgens ‘als een tuinslang’ kunt vervormen. Deze periode noemt Jansen het Calidum, ‘de hete periode’. ‘Kennissen vragen zich verbijsterd af waarom die ontdekking zo lang had moeten duren; ze hadden het me zo kunnen vertellen’, schrijft Jansen in een van zijn boeken. Maar het moest blijkbaar zo gaan.
Een recentere, dramatische periode is het Suicideem, de periode tussen 2009 en 2011. “Dat is de periode waarin de beesten zichzelf steeds vernietigden, ze hadden een loopsysteem waardoor ze altijd hun eigen rug braken. Dat kwam door het oneven terrein, het strand. Maar ze hebben een obsessieve voorkeur voor het museum, de gladde vloer.”
De heilige getallen
Het ‘natuurlijke’ lopen van het strandbeest is voor nieuwe toeschouwers vaak het meest verrassende aan het dier. Hoewel Jansen het strandbeest als een entiteit op zich ziet, zijn de poten precies zo gevormd als die van al bestaande dieren. “Een goed alternatief is er niet”, aldus Jansen. Met behulp van een computermodel ontwikkelde hij in 1991 een anatomie waarmee vanuit een roterende as de ‘voet’ een vlakke beweging maakt. Dat betekent dat de romp niet omhoog en omlaag schokt.
Dit model is gebaseerd op wat Jansen de ‘13 heilige getallen’ noemt, met de ideale lengte voor de benodigde stangen. Jansen: “Dat is het DNA van het strandbeest. Die getallen zwerven over de aarde. Studenten over de hele wereld gebruiken ze en maken er weer andere beesten van. En zo planten de beesten zich voort.”
Het klinkt bijna alsof Jansen van de strandbeesten houdt, zoals van een huisdier. Maar dat spreekt hij tegen. “Nee, het is meer zoals je kunt houden van wiskunde. Verrukking is het goede woord. Ik droom van ze, en vertroetelen zou misschien leuk zijn, maar soms zou ik ze ook wel in elkaar willen trappen.”
Dat blijkt dan ook de belangrijkste les te zijn die Jansen van zijn strandbeesten heeft geleerd. “Toen ik begon, was ik nog niet zo gewend om met teleurstellingen om te gaan. Maar op een gegeven moment raak je er zo aan gewend, dat je geen aanleiding meer hebt om optimistisch te zijn. Mensen denken dat ik heel erg handig ben, maar dat is niet zo. Wat ik wél goed kan, is verrukking halen uit bijna niets. En ik ben verbaasd hoe mooi die beesten zijn geworden. Want iets moois maken was nooit het doel.”
Theo Jansen. Strandbeesten, de nieuwe generatie is tot 3 juli te zien in het Kunstmuseum Den Haag en in de museumtuin aan de voorkant van het museum. Catalogus € 55, kunstmuseum.nl.
Op 2doc.nl is de documentaire De jongensdroom - Theo Jansen gratis te bekijken.
Lees ook:
Ja, dierlijk in de wind bewegen
In 2002 was Theo Jansen ook al druk bezig met zijn strandbeesten. Kilometers pvc-buis boog hij om tot nieuw ‘leven’. Henny de Lange liet hem destijds in Trouw aan het woord over zijn ‘kudde’, die ook heel wat kreupele kneusjes bevatte.