Review
Kun je het zout even aangeven?
,,Heeft u het omslagartikel van Letter & Geest al gelezen? Oh, uw kind is ziek. Goed, bedankt.' De uitspraken van iemand die op zaterdagochtend een lezersonderzoek doet. Er is niets mis mee. Maar de geënquêteerde geeft eigenlijk een vreemd antwoord. Naar de gezondheid van het kind wordt immers niet gevraagd.
Toch weet de vragensteller het onverwachte antwoord prima te duiden. In 'Een goed gesprek' doet Susanne Gerritsen helder uit de doeken hoe dat kan.
Uit onderzoek blijkt dat taalgebruikers handelen volgens het Samenwerkingsbeginsel: ,,Zorg dat uw bijdrage aan het gesprek in overeenstemming is met hetgeen op een specifiek moment nodig is voor het doel of de richting van het gesprek op dat moment.' De geënquêteerde met het zieke kind schendt dit beginsel niet. Zijn antwoord is relevant, hij schuift zijn impliciete 'nee' ineen met de uitleg waaróm. Gelukkig hoeft de enquêteur niet iets te zeggen als 'Hoe bedoelt u?'. Gerritsen maakt duidelijk dat zulke vragen nuttig zijn om een gesprek goed te laten verlopen, maar ook gevaarlijk. Met dit soort uitspraken roep je een gesprekspartner tot de orde en als iemand zijn of haar gezicht daardoor verliest, kun je samenwerking op je buik schrijven.
In plaats van 'Geef het zout aan' zeggen we doorgaans 'Kun je het zout aangeven?' Met deze 'Kun-je vorm' gaan we letterlijk na of iemand in staat en bereid is aan het verzoek te voldoen. Ook dat voorkomt gezichtsverlies. Het verzoek zelf kan ongezegd blijven. Dat (ver)zwijgen als belangrijke communicatieve vaardigheid naar voren komt, is een grote verdienste van 'Een goed gesprek'.