Album van de weekKlaus Mäkelä
Klaus Mäkelä presenteert Sibelius’ zeven symfonieën als heerlijk puur en koud stromend water
De jonge Fin Klaus Mäkelä, mogelijk de nieuwe chef van het Concertgebouworkest, begint zijn exclusieve platencontract bij Decca met een zinderende Sibelius-cyclus.
Klassiek
Klaus Mäkelä
Sibelius (Decca)
★★★★★
Bam! Dit is wat je noemt ergens binnenkomen! Meteen maar allemaal tegelijk moet platenlabel Decca gedacht hebben. De complete symfonieën van Jean Sibelius, zeven in totaal, vormen het debuut van dirigent Klaus Mäkelä (26) op het prestigieuze label dat hem vorig jaar een uniek exclusief contract aanbood. Dat riep herinneringen op aan die andere maestro die op eenzelfde jonge leeftijd – met zo’n zelfde Decca-contract op zak – zomaar chef werd bij het Concertgebouworkest: Riccardo Chailly.
Dat is inmiddels zo’n veertig jaar geleden, en na Chailly kreeg nooit een andere dirigent die eer van Decca. Tot Klaus Mäkelä dus. En intussen zingt diens naam toch weer rond in de Amsterdamse Concertgebouwgangen. Omdat hij in het net aangekondigde nieuwe seizoen van het Concertgebouworkest maar liefst vier verschillende concertprogramma’s mag komen dirigeren. Het lijkt er verdacht veel op dat men in Amsterdam Mäkelä nog iets beter de nieren wil proeven. Hij brengt in elk geval dat fraaie Decca-contract mee naar Amsterdam. Al is het praktisch gezien bijna niet mogelijk dat de Fin snel aantreedt, mocht hij dat al willen. Mäkelä zit tot ongeveer 2027 vast bij orkesten in Parijs en Oslo.
Onderdompeling
In die laatste stad nam Mäkelä vorig voorjaar in het Konserthus deze Sibelius-cyclus op. Met het Oslo Philharmonic waar hij sinds de zomer van 2020 chef-dirigent is. Die hele lente speelde het orkest dus niets anders dan Sibelius. En dat is hoorbaar. Een totale onderdompeling in die wonderbaarlijke wereld van een hier in Nederland nog steeds ondergewaardeerde componist. Toen Mäkelä in september 2020 zijn debuut maakte bij het Concertgebouworkest – hij was pas 24 jaar – deed hij dat overigens met een zeer overtuigende uitvoering van Sibelius’ Eerste symfonie.
Ook in Oslo begint het meteen al beregoed. Boven een zachte roffel op de pauken komt het al even zachte geluid van een solo-klarinet bovendrijven in diezelfde Eerste symfonie. Het is een aarzelende prelude vóór die zinderende uitbarsting van de strijkers. Alsof de koude zon boven het water opkomt en de nevel verdrijft.
Zon, meren, bossen, de natuur – het zijn begrippen die de muziek van Sibelius aankleven, zoals kathedralen dat clichématig bij de muziek van Bruckner doen. In zijn interessante studie Poesie in der Luft probeert Tomi Mäkelä, geen familie, het geheim van Sibelius’ muziek uit te leggen. Hij schrijft dat terwijl veel van Sibelius’ tijdgenoten met hun compositietechniek luxe cocktails aan het bereiden waren, Sibelius zelf geen ingewikkelde recepten nodig had. Hij serveerde steeds puur en koud water.
Meeslepend
Wie weet heeft de ene Mäkelä de andere gelezen, want die omschrijving past wonderwel bij deze uitvoeringen. Buitengemeen meeslepend op een onderkoelde, serene manier. De dirigent zelf vindt de Zevende symfonie ‘de meest perfecte’ omdat daarin een heel symfonisch leven compact samengebald is. Mäkelä vindt in deze symfonie precies de toon die de beroemde opname van Herbert von Karajan zo speciaal maakte. Het Oslo Philharmonic – ooit heel lang extreem goed gedrild door Mariss Jansons – doet hier in weinig onder voor Von Karajans Berlijnse keurtroepen.
Wat zullen we verder uit de vele hoogtepunten pikken? Het strikt in tempo gehouden tweede deel van de Derde symfonie misschien? De hele Vierde symfonie die zo aan de experimenterende Sibelius gebakken zit; een vreemde eend in de bijt. Na die eend komen de glorieus wiekende zwanen in de Vijfde symfonie, en ook hier houdt Mäkelä dat beroemde hoorn-thema in het laatste deel eerder onderkoeld dan exuberant.
Met het symfonisch gedicht Tapiola, ook op deze cd’s, eindigde Sibelius zijn symfonische loopbaan. Een soort van full circle, ook al zou hij nog ruim dertig jaar leven. Want Tapiola eindigt op een B, de eerste noot van de Eerste symfonie, zoals Mäkelä opmerkt in het booklet.
Er is nog een andere Fin die spectaculair bezig is met Sibelius’ symfonieën. Dat is Santtu-Matias Rouvali die voor het Alpha-label een complete cyclus mag opnemen. Rouvali heeft al twee fantastische albums afgeleverd, maar Mäkelä streeft hem nu in meer dan één opzicht voorbij met deze onvoorstelbaar volwassen lezing van het complete zevental. Een debuut om U tegen te zeggen.
Lees ook:
Er is niks lammerigs aan de zwaaiende armen en boetserende handen van Klaus Mäkelä
Die slagtechniek! Zo perfect en precies, en tegelijk zo vrij en stijlvol. Zo zie je dat maar zelden bij een dirigent. En met de camera erbovenop in een gestreamd concert vanuit een lege zaal, kun je je nog beter vergapen aan die zwaaiende armen en boetserende handen van Klaus Mäkelä. De 25-jarige Fin stond vrijdag voor de derde keer binnen een jaar voor het Koninklijk Concertgebouworkest. En wederom was het raak.