'Klassieke grazers terug in de wei'
De natuur van Frans Vera is niet die van weilanden, aangeplante bossen, heidevelden of stuifzanden. Zijn natuur is die van de echte wildernis: natuur waar mensen zich niet mee bemoeien. In zijn boek over die wildernis vertelt hij onder meer hoe je in die wildernis tussen de grote grazers kunt wandelen.
Het water heeft behoorlijk hoog gestaan. Bioloog Frans Vera wijst op een schuin afgeknaagde tak die zeker twee meter boven het water uitsteekt: het werk van bevers. Langs het pad getuigen vele aangespoelde en van hun bast ontdane takken van de arbeid van deze weer teruggekeerde knaagdieren.
Plaats van handeling: de Millingerwaard, onderdeel van de Gelderse Poort -het gebied tussen Arnhem, Nijmegen, Kleve en Emmerich, waar de natuur nieuwe kansen krijgt. De Gelderse Poort is een van de voorbeelden van de nieuwe wildernis die Vera (samen met Frans Buissink) beschrijft in het boek 'Wildernis in Nederland'.
Voor Frans Vera (52) is het park achtige, halfopen landschap van de Millingerwaard met graslanden, struwelen, wilgenbossen, rivierduinen en grote grazende zoogdieren een van de plekken waar hij lang naar op zoek is geweest. Een plek waar de natuur is zoals zij was voordat mensen zich ermee gingen bemoeien.
En die natuur, beweerde hij vijf jaar geleden al in zijn proefschrift ('Metaforen voor de wildernis. Eik, hazelaar, rund en paard'), heeft er heel anders uitgezien dan de gangbare wetenschappelijke opvatting wil. Die zegt: Het oerlandschap van het Europese laagland moet zonder ingrijpen van de mens een groot aaneengesloten (loof)bos zijn geweest. Een duistere wildernis.
Mis, meent Vera. De oorspronkelijke natuurlijke vegetatie in onze contreien bestaat uit een parkachtig landschap waarin grote grazende zoogdieren een wezenlijke rol spelen. Zijn beweringen roepen (nog steeds) bezwaren op bij vakgenoten die overtuigd zijn van de theorie van het grote bos en bij traditionele natuurbeschermers die de ruïnes van het oerlandschap willen beschermen. In het buitenland (zijn dissertatie is vorig jaar in het Engels verschenen) zijn de reacties vergelijkbaar. Vera: ,,Men noemt het volslagen onzin of roemt het als fantastisch. Het is in Engeland een landmark book genoemd.''
Zijn interesse in de natuur ontstond in de jaren vijftig toen hij opgroeide in Amsterdam-West. ,,Dat was toen de rand van de stad. De landerijen waren verlaten en werden bouwwrijp gemaakt voor de nieuwe wijken. Op het opgespoten zand broedden kolonies visdieven. De bladenman had boeiende plaatjesboeken van Disney over de woestijn, de pool, de tropen. En door plaatjes bij de rollen beschuit raakte ik gefascineerd door de zeearend; later groeide de interesse uit tot alle roofvogels.''
Hoewel hij op de middelbare school niet zo'n beste leerling was (,,Ik zat meer met mijn hoofd bij de vogels''), lukte het hem via de avond-hbs biologie aan de VU in Amsterdam te gaan studeren. ,,Ik hield me in die tijd bezig met wat ik buiten aantrof en stelde daar geen vragen bij. De theorie dat dieren niet in staat zijn oprukkende begroeiing tegen te houden en dat zonder menselijk ingrijpen aaneengesloten bos ontstaat, was ook voor mij een gegeven.''
Dat veranderde in 1978, het jaar dat hij afstudeerde. ,,Ik las een artikel in het blad van Vogelbescherming over de Oostvaarderplassen in het droggevallen Flevoland. Daarin schreef Ernst Poorter van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders dat de grauwe gans het moeras openhield en dat de grote zilverreiger er broedde. Bam, dacht ik, daar gebeurt iets waarvan iedereen zegt dat het niet kan. De grauwe gans legde een bom onder de gangbare opvattingen. De eerste barsten sprongen in de theorie dat alles bos wordt.''
,,Ik belde met Ernst Poorter en vroeg: het wordt toch wel beschermd? Niet echt dus. Het gebied zou tot een klein eilandje worden teruggebracht in een ontgonnen polder waardoor in theorie het aantal soorten sterk zou afnemen. Kort daarna ging ik bij Staatsbosbeheer werken en heb ik een opzet gemaakt voor de bescherming van de Oostvaardersplassen.''
Die bescherming is een lange en zware strijd geworden, mede omdat de geplande spoorlijn naar Lelystad moest worden verlegd. De strijd resulteerde uiteindelijk in de bescherming van zo'n 5600 hectare. ,,Buiten het moerasgedeelte was het ook noodzakelijk een droog deel veilig te stellen. In die tijd schreef de te jong overleden bioloog Harm van de Veen over de rol van grote hoefdieren op het land en via hem zijn we op het idee gekomen naast de uit zichzelf gekomen grauwe gans ook grote grazers in te zetten.''
Op het ministerie van landbouw, natuurbeheer en visserij, waar Vera als beleidsstrateeg werkzaam is, werkte hij mee aan een nota over natuurontwikkeling en in 1989 kreeg hij de kans aan de Landbouwuniversiteit in Wageningen de ideeën over natuur en natuurontwikkeling wetenschappelijk verder te onderbouwen. ,,De oorspronkelijke natuur in Nederland is verdwenen en vervangen door natuurbeelden van de laatste twee eeuwen. De natuurbescherming beschermt het cultuurlandschap: datgene dat is overgebleven na ontginning, zoals weidevogels, akkeronkruiden, blauwgraslanden, hooilanden.''
,,De Veluwe is aangeplant en heidevelden zijn geen natuurlijke landschappen, maar ontstaan door roofbouw en overexploitatie. Je moet in een land met een regenoverschot wel erg tekeer gaan om een woestijn te maken. Maar wij noemen die stuifzanden natuurgebieden en zeggen tegelijkertijd tegen Afrikanen: jullie gaan niet duurzaam met je land om en zorgen voor verwoestijning. Terwijl wij hier alles wat we niet duurzaam hebben gedaan, tot natuurgebied verheffen.''
,,Waarom niet ingezet op onontgonnen natuur of het evenbeeld daarvan? Op natuur die eruit zou zien voordat de mens die natuur ging ombouwen ten behoeve van een paar soorten die voor de produktie nodig zijn, zoals tarwe, melkkoeien en schapen. Landbouw heeft de koe in de wei gezet en de andere grazers (wild rund, wild paard, wisent, edelhert, wild zwijn, eland) aan de kant gezet. Waarom die dieren niet teruggezet? De oorspronkelijke wildernis komt nooit meer terug, maar je kunt wel iets tot ontwikkeling laten komen dat er heel dicht bij in de buurt komt. Nederland en Europa bieden daartoe grote kansen. Bovendien bestaat er bij het publiek veel belangstelling voor deze ontwikkelingen. Dat leidt in de Gelderse Poort tot economische activiteiten op toeristisch gebied die nu meer werkgelegenheid bieden dan er de afgelopen decennia in de landbouw verloren is gegaan.''
,,Wat in 1986 in het plan-Ooievaar is beschreven over de ontwikkeling van natuur in de uiterwaarden door onder meer begrazing, zie je nu gebeuren. De discussie gaat echter nog steeds door. Ondertussen groeit het ooibos van hardhout in een parklandschap dat er volgens wetenschappelijk onderzoek nooit zou kunnen komen, gewoon door. Kijk, we staan nu bij eikjes die er wetenschappelijk niet kunnen staan.''