Review
Klassieke Arabische poëzie: daar staat geen woord Frans in
Voor onverbloemde erotiek is er in de klassieke Arabische literatuur altijd plaats geweest. Dat de geest van Sheherazade ook werkzaam was in de Arabische liefdespoëzie van de zevende tot en met de twaalfde eeuw bewijst de door Hafid Bouazza samengestelde bloemlezing 'Schoon in elk oog is wat het bemint'. Alle gradaties van liefde en seksualiteit komen wel aan bod, alleen de platonische opvatting is opvallend afwezig. Het Arabische liefdesgedicht (de ghazal) kan wel zweven en zwijmelen, maar zelfs dan verliest de dichter het fysieke aspect niet uit het oog. Zo mag Ibn Zaydoen, met zijn nadruk op 'ooglokkende bloemen' en verlangens 'die onze boezem, al te nauw, niet dragen kan', in onze ogen een elfde-eeuwse voorloper lijken van Rhijnvis Feith, maar een 'ontkraagde bovenborst' treft men bij die laatste toch niet aan.
Uitgesproken komisch en scabreus zijn de gedichten van Ibn al-Hadjdjadj, die zich in de tiende eeuw door een deerne en 'het lijdend voorwerp van haar aars' tot de volgende passus liet inspireren:
Haar endeldarm was gisteren onervaren
Kende geen wetenschap en geen letteren
Maar vandaag sinds hij onderging
De zaken van ontucht en ze ervoer
Begint hij als hij van verre een lul ziet
Zijn wangen op te blazen en te klapperen.
Daar staat geen woord Frans in. Het werk van deze dichter is tien eeuwen na dato nog steeds niet compleet verschenen, wat Bouazza terecht niet zint ('Ik zal maar niet zeggen wat ik hiervan vind', zegt hij in zijn nawoord).
Geheel anders van toon zijn de elegische verzen van Madjnoen, wiens liefde voor Layla, die aan een ander werd uitgehuwelijkt, hem nagenoeg krankzinnig maakte. In een prachtig geforceerd droomgedicht roept hij de geliefde op: 'Al ben ik sluimerloos ik veins te slapen/Opdat een droomgestalte van jou mijn droomgestalte vindt'. Bij Ibn Khafadjah en Ibn al-Mu'tazz speelt in een soms zeer ingenieuze beeldspraak ook de homoseksuele liefde mee, waar dan weer de monkelende heteroseksualiteit van een Omar ibn abi Rabi'ah ('Niets meer deed ik dan aan haar tandvlees sabbelen') tegenover staat.
Ik kan de vertaling van Hafid Bouazza niet beoordelen, maar in elk geval is zijn snedige, lenige Nederlands zeer aan mij besteed.