Emil Nolde, Palmen am Meer, 1914.

Tentoonstelling

Kijk eens met een andere bril naar kunst uit de koloniale tijd

Emil Nolde, Palmen am Meer, 1914.Beeld Krause Johansen

Mogen we nog wel genieten van westerse kunst uit de koloniale periode? Mag je kunstenaars van begin vorige eeuw afrekenen op de misstanden van hun tijd? Musea in Amsterdam en Rotterdam worstelen ermee.

Joke de Wolf

Aan het begin van de tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam hangt een schilderij met daarop drie mensen. “Saksen, Duitse Rijk. Zittende man met een zittende en een liggende vrouw, begin 20ste eeuw”, is het enige dat op het bordje staat. Het schilderij is ondertekend door E.L. Kirchner. Aan hem en tijdgenoot Emil Nolde is deze expositie gewijd.

Dat de naam van de kunstenaar op het bordje ontbreekt, is opvallend. Kirchner is een bekende vertegenwoordiger van het Duitse expressionisme, hij heeft een prominente plek in de westerse kunstgeschiedenis. Maar met dit onderschrift doet het museum alsof het schilderij gemaakt is door een onbekende kunstenaar. Alsof het Stedelijk een etnografisch museum is in een land ver van hier.

Tegenover het schilderij hangt een kaart. Een wereldkaart waarvan het perspectief radicaal anders is dan we gewend zijn: Australië ligt midden onderin, Europa is naar de linkerbovenhoek van de kaart geschoven, valt nog net niet over de rand.

Wereld op zijn kop

Het is twee keer de wereld op zijn kop, een perspectiefwisseling. De tentoonstelling wil tonen hoe de Duitse kunstenaars Kirchner en Nolde in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog “reageerden op de toe-eigening en uitbuiting van de volkeren, leefwijzen en cultuuruitingen in de toenmalige koloniën”, aldus de introductie. De expositie gaat in op de koloniale invloeden die zij in Duitsland zagen, of die Nolde zag tijdens zijn reis naar Papoea-Nieuw-Guinea in 1913, toen een Duitse kolonie.

Sommige museumbezoekers zullen vanaf hier hun hakken in het zand zetten. Kirchner en Nolde waren immers expressionistische kunstenaars, leden van Die Brücke (1905-1913): een groep kunstenaars die vanuit Dresden en later Berlijn probeerden het uiten van hun emotie voorop te stellen. Ze schilderden natuur, de stad en vooral vrouwelijk naakt, niet realistisch maar zoals zij het ervoeren. Kun je hen, die impulsieve kunstenaars, nu nog afrekenen op de misstanden van hun tijd?

Mogen we nog genieten van hun kunst? Het is een vraag die vaker klinkt. Een criticus van De Telegraaf vond deze tentoonstelling dan ook ‘policor’ en ‘doorgeslagen’, Het Parool noemde het het begin van het einde van het kunstmuseum, de Volkskrant zag Nolde en Kirchner verworden tot ‘pionnen in een debat over culturele ongelijkheid’.

Een kunstmuseum moet beeldende kunst tonen zonder stoorzenders, daarover lijken deze critici het eens. Pure kunstwerken als van zichzelf sprekende schoonheden, aangevuld met informatie over het leven van de kunstenaar. Daar is hier inderdaad niet voor gekozen.

Nu is het eerste wat de bezoeker na binnenkomst ziet een sterk uitvergrote foto van drie witte mannen die trots poseren bij een grote verzameling beelden: hun buit. De foto werd gemaakt tijdens de verovering door de Britten van Benin-Stad, in 1897. Al is onlangs teruggave toegezegd, het Ethnologisches Museum in Berlijn heeft de op een na grootste collectie van deze beelden uit Benin nog steeds in bezit. Toen Nolde en Kirchner de Duitse musea bezochten, hingen ze er al.

Korrelig

De grote foto’s in deze tentoonstelling zijn korrelig, duidelijk niet bedoeld als kunstwerk, maar als ‘werkelijkheid’ naast de fictie van de schilderijen. Daarnaast laat het Stedelijk ook voorwerpen uit de koloniale musea zien die als inspiratiebron dienden voor Nolde en Kirchner. Deze voorwerpen krijgen evenveel egards als de tekeningen en schilderijen van de twee Duitsers. De makers van deze beeldjes, sieraden en gebruiksvoorwerpen worden ‘niet-gedocumenteerd kunstenaar’ genoemd in plaats van het abstracte ‘anoniem’.

Deze benadering komt niet uit de lucht vallen. Al in 1984 was er ophef over de expositie Primitivism in Museum of Modern Art in New York. De samenstellers deden of Picasso, Gauguin en Matisse wereldwijd de grootste kunstenaars waren, die de kunst uit Afrika en Oceanië persoonlijk hadden ontdekt. Als al over die ‘andere’ kunstenaars geschreven werd, heten zij ‘naïef’ en ‘simpel’.

Inmiddels heeft de kunstwereld al lang niet meer één centrum in Parijs of New York. In 1987 begon de in India geboren kunstenaar Rasheed Araeen het tijdschrift Third Text, met kunstkritiek over kunst uit de hele wereld. De titel is een ironische verwijzing naar de omschrijving ‘derde wereld’. Ook grote internationale kunstmanifestaties zoals de Documenta in Kassel en de Biënnale van Venetië richten zich langzaam maar zeker meer op de wereld buiten Europa en de VS.

En ook buiten het Stedelijk is er in kunstmusea meer aandacht voor cultuurhistorische nuance. Zo is in de Rotterdamse Kunsthal de komende maanden de tentoonstelling Het magnetische noorden te zien. In 2012 waren de indrukwekkende landschapsschilderijen uit 1910 tot 1940 van de zeven Canadese kunstenaars nog als zelfstandige lofzang op het ruige landschap te zien in het Groninger Museum.

Reservaat

Nu is er in Rotterdam plek voor meer gelaagdheid. Het gaat immers niet alleen om een landschap, het was ook het land waar volken zoals de ‘Naxwaxda’xw en de Gwa’sala oorspronkelijk woonden. In de jaren zestig dwong de Canadese regering deze mensen naar een reservaat te verhuizen.

In de tentoonstelling zijn nu twee lange en indringende recente documentaires te zien waarin hun verhaal wordt verteld. Het maakt de schilderijen van de grote lege natuur er alleen maar intrigerender door: zo leeg was het er niet, er waren wél mensen. Alleen Emily Carr, de enige vrouw van het stel, schilderde hun kunst, maar ook zij liet de mensen weg.

De historische benadering van het Stedelijk is minder subtiel, en op sommige plekken vliegt het uit de bocht. Zo gaat het bij de beschrijving van Kirchners atelier in Berlijn, waar hij ook meerdere zwarte modellen liet poseren, opeens over de vraag of die vrouwen die modellenbaan wel zelf hadden gekozen. ‘Werden ze op een ochtend wakker en dachten ze: ik word naaktmodel voor Kirchner?’ vraagt een onderzoekster zich af, zonder iets te zeggen over de weinige alternatieven die álle vrouwen in die tijd hadden.

Ook beschuldigen de samenstellers Kirchner van machtsmisbruik (en misschien meer) omdat hij een kind naakt liet poseren.

Maar toch: de kunst van Kirchner en Nolde hangt er wél, en blijft zelfs naast metersgrote foto’s nog overeind. De nieuwe historische laag mag wat ongemakkelijk voelen, en past misschien nog niet overal even goed, maar zolang de kunst niet weggestopt wordt, staat kijken nog altijd vrij. En iedereen mag daarbij de bril op zetten die hem of haar het prettigst zit.

Tentoonstellingen

‘Kirchner en Nolde: expressionisme en kolonialisme’ is tot 5 december te zien in het Stedelijk Museum Amsterdam.

‘Magnetisch Noorden. Canada verbeeld in schilderkunst 1910-1940’ is tot 9 januari te zien in de Kunsthal in Rotterdam. Kunsthal.nl

Lees ook:

Wat te doen met roofkunst? ‘Ik zeg niet: alles moet terug’

Hoe kwam koloniaal erfgoed hier, en wat moeten we ermee? Roofkunst-expert Jos van Beurden wil de weg wijzen.

Amsterdam geeft schilderij Kandinsky terug aan erfgenamen

Roof is nooit bewezen, maar de gemeente Amsterdam geeft een in 1940 verworven Kandinsky-schilderij toch terug aan de Joodse familie Lewenstein. Herstel van onrecht moet voorop staan, vindt het stadsbestuur.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden