RecensieTentoonstelling
Kees van Dongen waaide met alle winden mee
Schilder Kees van Dongen was honderd jaar geleden een van de grote societyfiguren van Parijs. Zelf zei hij dat dat succes hem was komen aanwaaien. Was dat ook zo? Een grote tentoonstelling in Laren onderzoekt zijn ‘weg naar succes’.
Samen met zijn tweede vrouw bewoonde de Nederlandse kunstenaar Kees van Dongen vanaf 1922 een huis van vijf verdiepingen in een chique buurt van Parijs. Maar liefst twee benedenverdiepingen waren ontvangst- en tentoonstellingsruimtes. De wekelijkse feesten in de zomer werden bezocht door alle Parijzenaars die vonden dat ze ertoe deden. Hoe was Van Dongen, geboren in Delfshaven in 1877, zo’n geliefde kunstenaar geworden?
Over die vraag boog kunsthistoricus Anita Hopmans zich als onderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis. Voor museum Singer in Laren maakte ze er een tentoonstelling over. Zijn grote schilderijen van halfnaakte danseressen en dames in mooie jurken zijn bekend en geliefd, nu wordt duidelijk in welke bochten de kunstenaar zich moest wringen om gerespecteerd en gewaardeerd te worden.
Zijn eerste zelfportret, dat hij maakte op zijn achttiende, is niet bepaald een schoonheid. Een lompe manspersoon staat voor het raam, met zijn brede schouders en wat knullig geschilderde ronde armen is het niet iemand om ruzie mee te krijgen. Van Dongen schilderde het als afsluiting van zijn avondstudie aan de Rotterdamse kunstacademie. Hij was de oudste zoon in een katholiek gezin, vader Van Dongen had een mouterij in Delfshaven. De bruingrijze stadsgezichten van Overschie en Delfshaven lijken een ode aan zijn geboortegrond, maar hij had zelf veel behoefte aan een ander uitzicht.
Hij wilde niet werken voor ‘enkele gelddieven’
In juli 1897 nam hij voor het eerst de trein naar Parijs. Nog even woonde hij weer in Rotterdam om te oefenen in het tekenen van naaktmodellen. Hij werd daarnaast illustrator voor het Rotterdamsch Nieuwsblad. Tekenaar wilde hij worden, naar voorbeeld van de illustraties van Henri de Toulouse-Lautrec en Jan Toorop. Hij weigerde met schilderen zijn geld te verdienen, schreef hij aan een vriend, dan zou hij ‘de luxe dienen in een tijd dat armoede je overal omringt’. Hij werkte liever voor ‘het volk in zijn geheel’ dan voor ‘enkele gelddieven’.
Helaas zijn in de tentoonstelling in Laren de tekeningen en prenten in een van de laatste zalen van de tentoonstelling te zien, als mosterd na de maaltijd. Toen hij vanaf oktober 1899 definitief naar Parijs was verhuisd, tekende en schetste de Nederlander talloze figuren op straat, zo realistisch en ongemaakt mogelijk.
Toeristenmagneten als de Sacré-Coeur en de Eiffeltoren
Pas vanaf 1902 begon Van Dongen zijn schilderijen te tonen in Parijs. Hij speelde in op de populariteit van Nederlandse kunstenaars onder wie Johan Berthold Jongkind en Vincent van Gogh, die ook de Hollandse havens en stadsgezichten hadden bejubeld in hun schilderijen. De vergelijking werkte, en zijn naamsbekendheid groeide. Dankzij kennissen uit de illustratorenwereld kon Van Dongen al snel een grote expositie krijgen. Hier toonde hij schilderijen van onderwerpen die we tegenwoordig toeristenmagneten noemen, zoals de Sacré-Coeur en de Eiffeltoren. Maar daar raakte hij zelf ook snel op uitgekeken. Zijn overstap naar een ander genre bleek een gouden greep: met schilderijen van het nachtleven en vrouwen in danstenue wist hij in 1905 de Franse harten te winnen.
Heel begrijpelijk, ook met moderne ogen, zijn de schilderijen uit deze tijd de meest bruisende en bijzondere van de tentoonstelling. Veel komen er uit particuliere collecties, en aan de enorme lijsten te zien zijn ze gewend aan grote huizen. Van Dongen waaide met alle winden mee: één galerist deelde hem in bij de Duitse avant-garde; tegelijk zorgde de kunstenaar er zelf voor dat zijn schilderijen als reproductie verspreid werden.
Elektrisch licht
Sommige werken intrigeren nog steeds. Zoals ‘À la Galette’, dat hij schilderde als een groot schilderij, maar dat niet verkocht kon worden. Daarom werd het in zes stukken gesneden en zijn er nu slechts drie puzzelstukken aanwezig. Toch hoor je het geroezemoes van het uitgaanspubliek in de danszaal, en met de vele vlakjes ving Van Dongen de kaleidoscoopachtige magie van het elektrische licht. Het werd ontvangen als vreemd en choquerend vanwege de vele gekleurde vegen en strepen, maar het gaf Van Dongen de goede papieren voor een doorbraak bij de avontuurlijk aangelegde jeugd. In 1906 exposeerde hij samen met de ‘Fauves’, de Franse ‘wilden’, in een belangrijke galerie in Montmartre.
Een laatste tactische zet was ook een beetje toeval: doordat een nieuw atelier naast de beroemde danszaal van de Folies-Bergère zat, kon hij zijn modellen bijlichten met elektrisch licht. De blote huid licht daardoor extra op, de schaduwen zijn extra donker. Zo wilde iedereen wel worden uitgelicht.
De laatste zalen en de galerij met grote affiches laten zien wat zijn populariteit hem bracht: grote commerciële opdrachten voor portretten en reclames waarbij hij vooral niet al te wild moest schilderen. Hij was dienaar van de luxe geworden, maar storen deed dat hem niet meer. Dat was blijkbaar de prijs van de roem, en die was hij maar al te graag bereid te betalen.
Kees van Dongen. De weg naar succes, tot 7 mei te zien in museum Singer Laren. Zie ook: www.singerlaren.nl
★★★★
Lees ook:
In het vernieuwde museum Singer Laren klatert het schilderplezier van de muur
Vrolijke en uitbundige kunstwerken, in felle kleuren, die verzamelden Jaap en Els Blokker het liefst. Nu toont Singer Laren de hoogtepunten uit die collectie. Lieveling Jan Sluijters speelt de hoofdrol.