Olifanten kunnen olifanten schilderen. Mensapen maken abstract werk. Toch produceren dieren geen kunst, weet verzamelaar Ignace Schretlen.
Kijk, zegt Ignace Schretlen terwijl hij een lijst uit een zwarte koffer haalt. “Dit kan me ontroeren. Doet denken aan Lucebert, zo teer getekend met dikke en dunne lijnen, en krabbelkluwens. Gemaakt door Dzeeta. Ze was 23 toen, een bonobo uit België. Ze tekende beter dan chimpansees, gorilla’s of orang-oetans, het lijkt erop dat in deze mensaap een stap naar de mens is gezet – ook in gedrag dat haar in staat stelde zo omzichtig het potlood te hanteren. Niet met de woeste halen, de lussen en krassen van andere apen. En ze werkte er lang aan, wel een kwartier, heel geconcentreerd.”
Schretlen heeft een enorm aantal ‘krabbels’ verzameld van mensapen, maar ook van olifanten. Sommige stukken zijn uitgeleend aan het Frans Hals Museum, andere zijn te zien in de Centrale Bibliotheek van Rotterdam. Binnenkort draagt Schretlen zijn hele collectie ‘krabbels’ over aan Naturalis in Leiden.
Ignace Schretlen (1952) studeerde geneeskunde en filosofie, was huisarts en schreef meer dan vijftien boeken. Hij is beeldend kunstenaar, publicist en blogger.
In zijn opslagruimte in Den Bosch liggen ook tekeningen van zijn beide kinderen. Met die laatsten begon de belangstelling van de oud-huisarts, publicist en beeldend kunstenaar. Vanaf het moment dat zijn zoon begon te kleuren en krassen op papier, intrigeerde hem de kinderlijke tekenontwikkeling. Of eigenlijk: diens drive.
Wat is daar bijzonder aan? Elk kind doet dat toch?
“Ja, maar bijzonder blijft het. Ik geloof niet in god, maar wel in een scheppingskracht, een creatieve energie die wel van buiten lijkt te komen. Ik ken dat als kunstenaar, het is mijn motortje. Dezelfde drang ontdekte ik bij mijn tekenende zoontje.”
Die drang zocht u bij apen, u bezorgde Dzeeta de bonobo potlood en papier...
“... want ik kende het werk van Darwin. En de klassieker van de Russische biologe Nadezhda Ladygina-Kohts, ‘Infant Chimpanzee and Human Child’ (1935). Mens en mensaap hebben een gemeenschappelijke voorvader, hun ontwikkeling loopt parallel, al zag Ladygina ook verschillen.”
Dacht u toen: wat mijn zoon doet, is kunst die haar wortels in de evolutie heeft?
“Volgens de Engelse zoöloog Desmond Morris was dat wel zo. Hij bekeek zo’n vierhonderd tekeningen en schilderijen van Congo, een jonge chimpansee. De titel van zijn boek vatte zijn conclusie samen: ‘The Biology of Art’ (1962). Kunstenaars – Pablo Picasso, Joan Miro, Salvador Dali – waren uitzinnig: abstracte apenkunst bewees dat kunst biologische wortels had.”
U ziet dat anders.
“Nou, de mensapen doen niet zomaar wat. Zo nemen ze de randen van het doek in acht, ze gaan er bijna nooit overheen. En zet je op het tekenpapier een vierkantje, dan beïnvloedt dat het krabbelgedrag, dus je mag spreken van een intentie. Dat is een voorwaarde voor kunst.
“Maar toch ben ik het niet met Morris eens. Ik heb veel literatuur over apentekeningen gelezen en ook zelf apen laten tekenen en schilderen, in Nederland en België – zoals Dzeeta. Je kunt vaak niet zien of een mensaap of een kind van anderhalf, twee jaar een werk gemaakt heeft. Maar kunst is het niet.”
Toch kan het u ontroeren.
“Ja, zoals de tekening van mijn zoon thuis aan de muur me ontroert. Dat komt doordat ik vooral moet denken aan het maken ervan, aan zijn concentratie, zijn drive. Maar ik noem het geen kunst. In onze huiskamer hangt ook een originele Miro, dat is écht kunst, al kan ik niet zeggen dat het me raakt.
“Voor kunst heb je artistieke vrijheid nodig. Een kunstenaar speelt in op bestaande stromingen, verhoudt zich ertoe, al was het maar door te zeggen dat-ie zich er niets van aantrekt. En kunst vereist een eigen stijl – wat iets anders is dan een door de anatomie en sensomotorische ontwikkeling bepaalde herkenbaarheid.”
U hebt materiaal uitgeleend aan het Frans Hals Museum. Is dat om apenwerk tot kunst te verheffen, of om de kijker uit te lachen met zijn elitaire idee van ‘het-is-kunst-want-het-hangt-in-een-museum’?
“Allebei niet. Wat men daar wil laten zien is de trefzekerheid van een paar streken. Dat is virtuoos, zoals de expositie daar heet, maar geen kunst. Wel knap dat je het kunt maken, want het vasthouden van een penseel of krijtje is voor apen moeilijker, hun duim zit anders geplaatst dan bij ons, zodat de pincetgreep onmogelijk is. Precies tekenen is dan lastig.”
Dat levert woeste beelden op, maar ik zie het verschil niet altijd met werk van Anton Heyboer, of de krastekeningen van Cy Twombly in het MoMa in New York.
“Dat komt doordat u let op de stijl van het werk zoals het geworden is. Maar je moet kijken naar hoe het gemaakt is. Mensapen en jonge kinderen hebben een drive die niet om het resultaat draait, maar om de activiteit zelf.”
Schretlen haalt een andere koffer tevoorschijn. Daarin zit een keurig ingelijste, vrolijke schildering van Look-Kob, een Thaise olifant. Ook dit werk is abstract, zoals al het werk van dieren in Schretlens verzameling. “Olifanten zijn intelligente dieren. Hun slurf, die in het midden zit, is zo beweeglijk dat ze sierlijke vormen kunnen schilderen. Je mag dat een natuurlijk proces noemen, maar het walgelijke is dat dat wordt verstoord door het schilderwerk te belonen.
“In Thailand zijn olifanten gedresseerd om herkenbare figuren zoals een bloem en zelfs een olifant te schilderen – u mag dat niet figuratief noemen, want een olifant ziet er waarschijnlijk geen bloem in, of zichzelf.
U ziet hoe kleurrijk dit werk is – maar die kleuren zijn geen olifantenkeus, de verf is hun aangereikt door de verzorger. Hun maaksels zijn exploitatie. Een verdienmodel. De olifant kan er zijn eigen verblijf mee financieren. Apenkrabbels worden ook als kunstwerken verkocht, je hebt er op internet galeries voor. In 2005 leverde een veiling van drie schilderwerken van Congo, bekend van Desmond Morris, 21.515 euro op.
“Pijnlijk is dat ik aan de vercommercialisering heb meegedaan, ik kocht voor een paar honderd euro werk van Thaise olifanten. Ik wist toen nog niet eens dat olifanten kleurenblind zijn.
“We zitten met het probleem dat het bestuderen van dierenkrabbels vervuild is geraakt. De apen krijgen iets lekkers als ze verkoopbare doeken maken. Bovendien leven ze in gevangenschap, en dat heeft gevolgen. Want ook als je ze ongestoord hun gang laat gaan: mensapen gebruiken hun handen daar anders dan in de vrije natuur. Dus wat weet je dan over die dieren in het wild?”
U bent er hoe dan ook van overtuigd dat ze geen kunst maken. Wanneer is er wél sprake van kunst?
“We wíllen graag dat iets kunst is, dat zag je vorig jaar bij de publiciteit rond de oudste menselijke tekening, gevonden in Zuid-Afrika. Het was een gladde scherf met rode, kruisende krassen erop. Een hashtag van 73000 jaar oud, die in Nature ‘abstract’ werd genoemd. Nu zou het best een symbool kunnen zijn, maar net zo goed een droedel, achteloos gegrift in een grot. Het object is te klein om er veel conclusies aan te verbinden. Pas bij de grotschilderingen van Altamira en Lascaux, die veel jonger zijn, durf ik voorzichtig van ‘kunst’ te spreken, je ziet de eigen stijl van verschillende tekenaars, van spelen met de welvende ondergrond.
“Dat is heel anders dan bij mensapen: ze hebben zich miljoenen jaren ontwikkeld, maar je ziet geen verschil in krabbels van orang-oetan, gorilla en chimpansee – alleen bonobo Dzeeta wijkt wellicht wat af. Pas veel later, toen homo sapiens ontstond, kwam er een bijzonder aspect bij: het vermogen om jezelf creatief en persoonlijk te uiten. Toen kon de kunst geboren worden.”
Ignace Schretlen: Kijk op krabbels, Verbeke Foundation; 167 blz. € 39,95
Lees ook:
De kruisweg in honderden kunstwerken. Wat maakt het zo fascinerend?
Ignace Schretlen verzamelde dieren'kunst'. Daarnaast legde hij een collectie moderne kruiswegstaties aan. Als beeldend kunstenaar maakte hij er zelf een. Lijden kan toch elk mens treffen.