PoëzieJanita Monna
Jan Baeke laat zien dat een ver verleden in woorden binnen handbereik ligt
Met ‘familiare fictie’ maakt Jan Baeke de lezer deelgenoot van flarden familieverhalen.
Is het niet raadzaam om een beetje op je tellen te passen met een schrijver in de familie? Voor je het weet gaat die met de familiegeschiedenis aan de haal, worden vader en zus tot personages getransformeerd die wel iets van hen weghebben, maar in het boek onaardiger of dommer of lelijker zijn, dan in het echt.
Zou het daarom zijn dat Jan Baeke zijn nieuwe bundel de expliciete aanduiding ‘familiaire fictie’ meegaf? Maar Het verkeerde hart, de opvolger van Houvastvergankelijkheidsleer (2018), is poëzie. Of is dat familiair meer de toon van de gedichten? Gemoedelijk, vertrouwelijk.
Hoe het zij, Jan Baeke, wiens Seizoensroddel (2015) werd bekroond met de Jan Campertprijs, maakt de lezer deelgenoot van flarden familieverhalen. Over opa, die in de oorlog boter en sigaretten smokkelde. Over de zussen en de angst van de een en hoe ze elkaar niet begrijpen. Over moeder ‘op straat om God te spreken’ en vader klussend in zijn schuurtje. En we horen over Eddy: ‘Wat is het dit keer Eddy, vragen de jongens/ technische dingen, spaghetti, een beetje/ tussen de feiten opduiken en aandikken?’
Sporen van een oorlog
Hoe krijgen die feiten betekenis, hoe wordt dat wat gebeurd is tot verhaal, vinden herinneringen vorm in taal? Het zijn vragen die zich in allerlei gedaantes aandienen in deze poëzie. Baeke laat zien wat voor fijn verknoopte kluwen werkelijkheid en verbeelding zijn, dat een ver verleden in woorden binnen handbereik ligt: ‘Ver van die verwikkelingen parkeer ik/ mijn auto in een herinnering uit 1998’.
Het leidt tot gedichten die nu eens vertellend dan sterk associatief zijn: ‘Alle logica zoek/ geen enkele bruikbare volgorde’. In een taal die even concreet is als zakelijk, kunnen voorstelbare, soms alledaagse gebeurtenissen haast surreële afslagen nemen, waartussen beelden glimmen als ‘Het zwart dat het heelal kan missen ligt in de tuinen van deze opgerolde wijk’.
De in snippers overgeleverde verhalen laten sporen van een oorlog zien. Op onvermoede plaatsen kieren pijn, verdriet en dreiging door de regels. Maar ook verlangen en de wens gezien te worden of, zoals een van de stemmen zegt: ‘We vroegen elkaar om tekst waarin we echt bestaan’. Moeder, vader, Eddy, Samantha en de anderen, Baeke gaf ze vorm in taal.
Het eeuwig uitdijende universum
Buiten hangt vergeten kleding aan een koude waslijn.
Het heeft niets te maken met het eeuwig uitdijende
universum, zelfs niet met hoe dit verhaal zich
ook achterwaarts laat vertellen.
De sneeuw trekt zich terug in de wolken, alsof het weer
niet bij de tijd past, de in woede samengeschoolde
monden verdwijnen naar de stille zolders, de huizen
lossen op in het met veld gevulde vroegere uitzicht.
Mijn vader, voor wie een dak boven zijn werkbank
zeg tien kubieke meter schuur genoeg was, meer geluk
valt niet te zoeken, heeft zich uit de vroege avond
bij de middag, en daarna bij de ochtend gemeld.
Zijn handen trekken het timmerwerk onder de verf uit.
Hij rolt zijn gebaren weer op, gaat van de zenuwen
op in zijn boekzakken, zaagt dan een houten kist
terug tot planken.
De ingegooide ruiten worden venster op de rust
van weer een onbegonnen avond, in de onbewogen
stilte slaat mijn adem op de zijne neer, de huid is
koud, het lichaam weet niet waar het zich moet weren.
Het is zover, zegt hij, en we staan als één man op
uit onze kleurloze gelegenheidskostuums
papieren in de ene en een koffer in de andere hand.
Jan Baeke
Jan Baeke
Het verkeerde hart. Familiaire fictie
De Bezige Bij; 80 blz. € 22,99