Review

It Heidenskip, zoektocht naar het levensverhaal van een boerenstreek.

door Haro Hielkema

It Heidenskip is ’het voeteneind van het vaderland’, schrijft Hylke Speerstra. Een boerenstreek in de zuidwesthoek van Friesland, die tot ver in de vorige eeuw in een isolement verkeerde, eindeloze gevechten tegen het water voerde en verstoken was van behoorlijke wegen, waterleiding en elektriciteit. Hoe bleef de mens in die situatie, die oerwereld overeind?

Op het moment dat Nederland in snel tempo ’ontboert’, stortte Speerstra zich op deze agrarische samenleving en grasduinde in het verleden van It Heidenskip (het Heidenschap, in het Nederlands). Hij vond er het levensverhaal van een plattelandsgemeenschap in haar strijd tegen de elementen en tegen het lot.

Sinds 2002 sprak Speerstra met ruim tweehonderd inwoners, voormalige Heidenskipsters en mensen uit de omgeving. Hij snuffelde vergeten aantekeningen door, las oude dagboeken en notities en ’sneupte’ – zoals ze dat in Friesland zeggen – rond in archieven van officiële instanties en families. Al die informatie knoopte hij aan elkaar en vulde de feiten aan met fictie tot een historische roman, ’De oerpolder’, die zich concentreert op het leven in de 19de eeuw. Vandaag, één dag na de zeventigste verjaardag van de auteur wordt het boek in It Heidenskip gepresenteerd – met een beschouwing van Geert Mak. En intussen werkt Speerstra al aan deel 2, over de omslag in de boerenwereld in de 20ste eeuw.

Speerstra is boerenzoon, werd journalist en gaf als hoofdredacteur leiding aan Schuttevaer (weekblad voor de binnenvaart), het Agrarisch Dagblad en de Leeuwarder Courant. Daarnaast werd hij Frieslands populairste schrijver met boeken over schaatsers en kaatsers, schippers en boeren, dokters en landverhuizers. Vooral zijn laatste boek ’Het wrede paradijs’, over Friezen in emigratielanden, is een ongedachte bestseller geworden.

Waar komt die drang vandaan om zo in het verleden om te dollen, stelt Speerstra zichzelf de vraag aan het einde van ’De oerpolder’. Waarom oude scherven opgraven die helemaal niet meer aan elkaar te lijmen zijn? Waarom proberen de doden hun stem terug te geven? In de eerste plaats uit nieuwsgierigheid. Speerstra wil alles weten van vroeger en kan er in sappige, pakkende en vaak ontroerende verhalen over vertellen.

En vooral als het over het boerenleven gaat, is de romancier Speerstra nog gedrevener dan anders. „Ik wilde die boerengemeenschap weer tot leven wekken. Niet in een boerenroman. Ik probeer de werkelijkheid te benaderen. Met een raamwerk van non-fictie – vandaar dat ik zoveel mogelijk feiten heb verzameld en met mensen over hun herinneringen heb gesproken, totdat ik niet meer verder kon. De rest heb ik aangevuld met fictie, met mijn eigen ideeën en fantasieën. Dat is niet gemakkelijk, zeker niet in een agrarisch bestaan als dat van Friesland waar iedereen iedereen kent. Er wordt wel eens gezegd dat er in Friesland maar driehonderd boerenfamilies zijn, die alle met elkaar verweven zijn. Ik moet oppassen dat ik niet door rood licht rijd, dat ik niet te ver doorschiet in mijn fantasieën. Want dat krijg ik op m’n brood.”

Hij heeft zich op allerlei manieren geïnformeerd, niet alleen bij historici maar ook bij chirurgen en dominees. „Als ik het verhaal vertel over die operatie van een boerin met een blindedarmontsteking, dan laat ik de boer de klok stilzetten. Ik heb dat nergens gelezen of gehoord, maar ik weet zeker dat het zo gegaan is. In It Heidenskip kende men dat soort tradities: een doek over de spiegel hangen als er onweer komt, niet doorzetten met je koets als het paard weigert een boerenerf op te gaan. Je moet geen onheil over je afroepen.

„Dat bijgeloof zit in de genen van de mensen, zeker in It Heidenskip. Het geloof niet, dat moest aangeleerd worden. Daarom was men in It Heidenskip ook zo bevattelijk voor de opwekkingsbeweging Réveil in de 19de eeuw. Eerst had men één god, een gezamenlijke oermacht die hen teisterde met onweer en water; daar vochten ze samen tegen. De komst van de opwekkingsbeweging en het stichten van een baptistenkerkje met een ’dompelkuip’ viel wel in de smaak bij de kleine arbeiders. Toen kwamen de grote kerken in het geweer en kreeg je de verzuiling, ontstond er ruzie, groette men elkaar niet meer omdat je tot een andere kerk behoorde. Die verzuiling heeft tot ver in de 20ste eeuw gevolgen gehad.”

’De oerpolder’ is doorspekt met verhalen over bijgeloof en noodlot. Speerstra: „De gedachte was dat het nooit lang goed kon gaan in It Heidenskip. Het noodlot zit in de mensen verankerd. Je komt veel somberheid en melancholie tegen, hoewel er ook een groot verenigingsleven is. De touwtrekkers zijn kampioen van Nederland, de kampioen fierljeppen komt uit It Heidenskip. En muziek is heel belangrijk. It Heidenskip heeft 374 inwoners,maar het muziekkorps Studio is dit jaar wel nationaal kampioen in de tweede divisie geworden. En dat voor een fanfare met boeren die honderd jaar geleden al te grote handen hadden voor de klarinet en daarom overstapten op de bugel.”

Studio speelt ook een belangrijke rol in de toneelvoorstelling die aan het boek van Speerstra is ontleend en komende maanden een aantal keren in een boerderij wordt opgevoerd. Er doen 125 mensen aan mee, een derde van alle Heidenskipsters. De bugelblazers en andere muzikanten zitten op de hooizolder.

Geloof, dikke vingers, de liefde, de worsteling met de dood – het komt allemaal ruim aan bod in Speerstra’s boek. „Ze houden veel van It Heidenskip, maar ze willen er niet begraven worden. Er is geen kerkhof. Als je doodgaat, word je weggebracht. Vroeger gebeurde dat met de lijkboot. Net als Dutsje Hylkema-Abma.”

Het is het laatste hoofdstuk in ’De oerpolder’, het verhaal over de doodzieke boerin van de Hylkema-pleats, achter in het land, zeventien hekken door. Speerstra vertelt. Het is zomer 1900. Omdat de blindedarmontsteking is doorgebroken, heeft de arts van Workum de chirurg uit Sneek gevraagd te komen. Gerben Nammens Bouma, die in Leiden en Berlijn gestudeerd heeft, zal de eerste medische operatie in It Heidenskip uitvoeren.

De reis is een mijl op zeven, de grote keukentafel wordt naar de voorkamer gebracht en Dutsje op een wit laken gelegd. De koetsier moet de specialist assisteren, de keukenmeid krijgt instructies om bij te lichten met een petroleumlamp.

’Peritonitis’, klinkt het dreigend uit de mond van de chirurg. De boer huivert, struikelt de kamer uit en zet de Friese klok stil. Het mag niet baten. Even later sterft Dutsje Hylkema-Abma, op de keukentafel in de voorkamer. Speerstra’s stem stokt even. „Dat was jouw overgrootmoeder.”

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden