Inge Schilperoord: 'Ik kan me ergeren aan mensen die heel makkelijk roepen: ‘Ze gingen toch zélluf!’'

SchrijversinterviewInge Schilperoord

Inge Schilperoord sprak voor haar boek met jihadisten. ‘Ik dacht: nu ga ik radicale gekken ontmoeten’

Inge Schilperoord: 'Ik kan me ergeren aan mensen die heel makkelijk roepen: ‘Ze gingen toch zélluf!’'Beeld Jildiz Kaptein

Voor haar langverwachte tweede roman sprak Inge Schilperoord uitgebreid met jihadisten. Wat zochten zij in het kalifaat? ‘Ik wilde laten zien dat de islam ook iets heel moois kan zijn.’

Sander Becker

Haar debuutroman Muidhond (2015) is bepaald niet onopgemerkt gebleven. Het boek over een man die worstelt met pedofiele gevoelens, werd een bestseller. Alleen al in Nederland gingen er meer dan 35.000 exemplaren over de toonbank. Er verschenen vertalingen in het Frans, Engels, Italiaans, Noors, Catalaans, Spaans en Turks. Alom waren de kritieken lovend. In 2019 volgde een verfilming.

Na een lange stilte is schrijfster Inge Schilperoord nu terug met haar tweede boek, Het licht in de stad. Voor dit werk deed ze uitgebreid onderzoek naar de islam en naar de belevingswereld van jongeren die afreisden naar het inmiddels weggevaagde kalifaat van terreurgroep Islamitische Staat. Wat maakte dat juist deze mensen zwichtten voor de jihadistische lokroep? In hoeverre is hun keuze invoelbaar?

Behalve als schrijfster werkt Schilperoord ook als forensisch psycholoog. Vandaar het onderwerp van haar nieuwe roman, vertelt ze thuis in Den Haag. “Een paar jaar geleden deed ik mee aan psychologische onderzoeken bij jongeren op de terroristenafdeling van een gevangenis. Ik sprak met mensen die in het kalifaat hadden gewoond of op weg erheen waren opgepakt en teruggebracht naar Nederland. Ik vond dat fascinerend. Als psycholoog heb ik natuurlijk ook mijn vooroordelen en van tevoren dacht ik: nu ga ik veel radicale gekken ontmoeten. Die zaten er ook wel tussen, maar het viel me op dat veel van deze jongeren helemaal niet zo gek waren. Ze hadden wel radicale ideeën, maar waren niet per se psychisch gestoord. Vooral een paar meisjes zijn me bijgebleven. Met hen kon ik, tussen aanhalingstekens, best ‘leuke’, ‘interessante’ gesprekken voeren.”

Inge Schilperoord: ‘Een blije, ingebedde puber gaat niet zo snel naar het kalifaat’. Beeld Jildiz Kaptein
Inge Schilperoord: ‘Een blije, ingebedde puber gaat niet zo snel naar het kalifaat’.Beeld Jildiz Kaptein

Inge Schilperoord (49) is schrijfster. In 2015 debuteerde ze met de roman Muidhond. Daarnaast schrijft ze journalistieke artikelen, columns en boekrecensies voor diverse media, waaronder Trouw. Ze werkt ook als forensisch psycholoog. Ze verricht psychologische onderzoeken voor justitie, via het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, onder meer bij het Pieter Baan Centrum.

In haar boek kruipt Schilperoord in de huid van het tienermeisje Sophie, dat gefascineerd raakt door de islam. De vwo-scholiere heeft de godsdienst leren kennen via haar vader, een strafrechtadvocaat die jonge moslimextremisten verdedigde. De islam is in principe goed, hield hij haar altijd voor; het is niet de bron van de radicalisering.

Wanneer haar vader omkomt bij een ongeval, blijft Sophie achter met een heleboel vragen. Wie waren die radicale jongeren die haar vader bijstond? Waren ze eerlijk tegen hem of logen ze hem voor? En hoeveel troost kan de islam bieden als je, zoals Sophie, voortaan zonder ouders door het leven moet?

In haar zoektocht naar antwoorden sluit Sophie vriendschap met haar Afghaanse klasgenote Zala, die een diepe, vanzelfsprekende liefde voor Allah koestert. Sophie spoort ook een ex-cliënte van haar vader op, een jihadbruid met – zo lijkt het – nog springlevende sympathieën voor IS. Gaandeweg raakt Sophie steeds meer in vertwijfeling: met welk van de twee meiden voelt ze zich het meest verwant?

Je tweede boek liet een tijd op zich wachten. Had je er last van dat je wilde tippen aan het succes van je debuutroman?

“Tuurlijk, ja, daar heb ik soms best last van gehad. Het eerste boek kreeg veel publiciteit, ook in het buitenland. Daar ben ik echt wel een paar jaar zoet mee geweest. Op een gegeven moment verslapte de media-aandacht en ging ik een onderwerp voor een nieuw boek zoeken. Vooral in die fase liep het moeizaam. Het kwam niet op gang, het succes van de eerste roman werkte verlammend. Mensen vroegen steeds: wanneer komt er een tweede? Toen kwam ook de verfilming van Muidhond er nog tussendoor, waar ik aan heb meegewerkt. Maar toen ik eenmaal een onderwerp had, ging het vrij snel. Het werd een soort obsessie, iets dwingends. Dat hielp me om door te zetten, tegen alle twijfel in.”

O ja? Twijfelde je over het boek?

“Bij mijn eerste boek had ik dat ook. Ik dacht toen: durft een uitgever zijn vingers wel te branden aan een roman over een pedofiel? Hebben mensen zin om zoiets te lezen? Nu twijfelde ik opnieuw. Dat kwam vooral doordat ik het schrijven bleef combineren met mijn psychologische werk. Die combinatie is geen succes, daar ben ik inmiddels wel achter. Een halve week dit, een halve week dat, dat werkt voor mij niet. Als ik een paar dagen uit het boek ben, ontstaat er gevoelsmatig afstand. Juist dan slaan die twijfels toe. Kán ik het eigenlijk wel? Waar gaat het heen? Het kost veel tijd om daar overheen te komen. Maar ik heb er iets op gevonden: de alles-of-­niets-methode. Ik ben nu bijvoorbeeld een half jaar alleen maar psycholoog en daarna ga ik een half jaar alleen maar schrijven. Zo lukt het beter en is er minder ruimte voor dat gezeur in mijn hoofd.”

Je nieuwe boek begon bij de geradicaliseerde meiden met wie je sprak. Wat trof je zo in hen dat je over hen wilde schrijven?

“Het viel me op dat hun radicalisering vaak heel snel was gegaan. Soms waren ze van huis uit al religieus en gleden ze in korte tijd af. Of ze waren pas bekeerd, raakten geïnteresseerd in radicaal gedachtegoed en kwamen online meteen in een fuik terecht. Vervolgens verlieten ze huis en haard en vertrokken ze naar dat kalifaat. Het intense en extreme dat pubers kunnen hebben, deed me denken aan hoe ik zelf als tiener was. Ik zou als 16- of 17-jarige nooit naar het kalifaat zijn afgereisd, maar ik was wel altijd heel nieuwsgierig en zoekende. Ik was ook erg geïnteresseerd in religieuze zaken, terwijl ik atheïstisch ben opgevoed. Dat vind ik een boeiend vraagstuk: hoe komt het dat sommige mensen die niet in een religieus gezin zijn opgegroeid, alsnog iets vinden in een godsdienst, en anderen niet? Ik kan me nog herinneren dat ik het vroeger soms frustrerend vond dat anderen een geloof hadden en ik niet. In mijn boek komen die twee sporen bij elkaar: het verhaal van de Syriëgangers en dat van mijn eigen jeugd.”

Heb je kunnen achterhalen wat die afgereisde jongeren zo vatbaar maakte voor radicalisering?

“Dat blijft tot op zekere hoogte iets mysterieus. Wat wel vaak meespeelt, denk ik, is een zeker gemis, op welk niveau dan ook. Een gemis aan toekomst, zelfvertrouwen, inbedding, acceptatie, erkenning. Als je dan op een radicale website wél erkenning en steun vindt, en je krijgt voorgespiegeld dat je in een zogenaamd paradijselijk kalifaat kan gaan wonen, dan is die verleiding voor sommigen te groot.

“Het waren vaak nog heel jonge mensen die afreisden, in de puberteit, volop in hormonale ontwikkeling. Ze waren op zoek naar een identiteit en naar een groep om bij te horen. Sommige jongeren worden dan punk, andere… Daarmee wil ik terrorisme niet afdoen als een puberteitsgril. Maar ik denk wel dat het vaak kwetsbare jongeren met een tekort zijn die zich zo extreem verliezen. Een blije, ingebedde puber met een goed toekomstperspectief zal niet snel die kant op gaan.”

Vanuit rechtse hoek hoor je vaak dat het radicalisme niet voortkomt uit psychosociale omstandigheden, maar dat het in de islam zelf zit.

“Dat geluid ken ik, maar ik ben niet van die school. Veel jihadstrijders die ik gezien heb, waren heel snel bekeerd of geradicaliseerd. Vaak wisten ze helemaal niet zoveel van het geloof af. Het leek er meer op dat ze zich ergens aan vastklampten om zich sterker te voelen of om richting te geven aan hun leven. Ik heb bijvoorbeeld veel adolescenten gezien die een semicriminele leefstijl hadden gehad en die ineens tot inkeer waren gekomen. Ze sloegen helemaal door naar de andere kant, heel impulsief. Ze wilden er plotseling alles aan doen om zichzelf te redden, te zuiveren, zodat ze alsnog in de hemel konden komen of met een schone lei konden beginnen. Als je zo’n chaotische achtergrond hebt, is het prettig om je te kunnen vastklampen aan regels, zoals islamitische gedragsregels. Strikte voorschriften werken dan angstdempend.”

Inge Schilperoord: 'Als je zo'n chaotische achtergrond hebt, is het prettig om je te kunnen vastklampen aan islamitische gedragsregels'. Beeld Jildiz Kaptein
Inge Schilperoord: 'Als je zo'n chaotische achtergrond hebt, is het prettig om je te kunnen vastklampen aan islamitische gedragsregels'.Beeld Jildiz Kaptein

Wil je met dit boek een boodschap uitdragen?

“Die vraag kreeg ik ook bij mijn vorige roman, maar nee. Ik heb Muidhond destijds niet geschreven om te ­laten zien ‘Kijk eens hoe lief pedofielen kunnen zijn’, want er zitten ook vreselijk slechte mensen tussen. Dit nieuwe boek heb ik ook niet geschreven om de islam of Syriëgangers te verdedigen. Ik vind het wel een prettig bijeffect als lezers na afloop iets genuanceerder kijken naar allerlei mensen die we snel in types indelen, zoals de bekeerling of de jihadist. Achter zulke mensen gaat vaak van alles schuil wat niet zo eenduidig is.

“Verder wilde ik laten zien dat de islam ook iets heel moois kan zijn. Voor Zala, Sophies Afghaanse vriendin, is het geloof iets natuurlijks. Ze is ermee opgegroeid, het is een deel van wie zij is en hoe zij de wereld ervaart. Sophie zou eigenlijk willen wat Zala heeft. Dat gevoel van: er bestaat een God en die ís er voor je. Maar Sophie blijft er ambivalent over, ze durft zich er niet helemaal aan over te geven. Daardoor lukt het haar niet om het mooie van het geloof te ervaren. Met het radicale, dat haar tegelijk aantrekt, valt ze ook niet samen. Dat innerlijke proces wilde ik onderzoeken. Maar een boodschap zou ik het niet noemen.”

Het kalifaat is inmiddels geschiedenis. Wel speelt nog de vraag of uitgereisde vrouwen en hun kinderen vanuit kampen in Syrië teruggehaald moeten worden naar Nederland. Wat vind je daarvan?

“Daar wil ik me op deze plek niet te veel in mengen. Ik heb niet voor niets een roman geschreven, geen non-fictieboek waarin ik stelling neem. Kijk, de kinderen die daar zijn geboren hebben natuurlijk nergens schuld aan. Maar goed, het is politiek gezien erg ingewikkeld of je die vrouwen moet terughalen. Ik kan me wel ergeren aan mensen die heel makkelijk roepen: ‘Ze gingen toch zélluf!’ Sommige van die meisjes waren pas zestien toen ze gingen. Dus ja, inderdaad, ze gingen zelf. Maar moeten ze daar de rest van hun leven op worden afgerekend? Tegelijk is er natuurlijk de angst: wat haal je met die mensen binnen? Die kant snap ik ook goed.”

Heb je al een volgende roman op het oog? Een nieuw onderwerp uit de spreekkamer?

“Omdat Muidhond voortvloeide uit mijn psychologische werk, wilde ik voor mijn tweede boek eigenlijk iets heel anders. Dat is niet gelukt; het werd toch weer iets wat met mijn werk te maken heeft. Logisch, ik doe dat werk niet voor niets, ik vind het gewoon heel interessant. Het boek waar ik nu aan werk, is non-fictie met autobiografische elementen. Voor een volgende roman heb ik ook al wel een idee, maar dat heeft toch weer te maken met mijn werk. Dus ja, of ik er ooit helemaal los van kom?”

null Beeld
Beeld

Inge Schilperoord
Het licht in de stad
Podium; 216 blz. € 22,50

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden