Podiumkunst na corona
In het theater dreigt een verloren generatie te ontstaan
Beginnende theatermakers, acteurs en actrices hebben sinds de lockdowns in de coronajaren grote moeite om speelplekken te vinden. Betrokkenen uit de theaterwereld luiden de noodklok. ‘De rek is eruit.’
Koen van Seuren (29) en David Westera (26) waren net afgestudeerd aan de Toneelacademie in Maastricht, zaten vol plannen voor nieuwe voorstellingen in het theater, maar in die theaters waren de stoelen leeg, brandde geen licht en zaten de deuren op slot. Het was 2020, het begin van de pandemie. Een beroerd moment om af te studeren.
Wat te doen? Van Seuren en Westera gingen toch maar aan de slag, met de oprichting van theatercollectief Antiklimax en schrijven aan voorstellingen. Ooit moest die pandemie toch voorbij zijn. En inderdaad, begin 2022 gaan de deuren van het slot en gaan de zalen open, ook voor de nieuwe lichting theatermakers, acteurs en actrices. Maar er is iets veranderd. Van Seuren en Westra merken het als zij hun voorstelling proberen te verkopen. Dat is ontzettend lastig. Veel makers kunnen hun voorstellingen zelfs helemaal niet vertonen, zeggen drie kenners van de theatersector.
Onder wie Iris Daalder, senior beleidsmedewerker van de Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten (NAPK), die ziet hoe de twee lichtingen studenten die in de coronajaren afstudeerden zichzelf niet hebben kunnen presenteren. De sector was immers gesloten. Zo is volgens haar ‘een stuwmeer’ ontstaan van nieuwe theatermensen die staan te dringen om de podia bestormen.
Dat stuwmeer is groter dan de twee generaties, stelt Niek vom Bruch, algemeen directeur van Grand Theatre Groningen. Ook de twee lichtingen die voor de coronapandemie afstudeerden, in 2018 en 2019, hebben problemen. De periode om hun naam te vestigen was te kort, waardoor ze nu opnieuw vanaf nul moeten beginnen. Ondertussen staat ook de nieuwste lichting van theatermakers, acteurs en actrices alweer te popelen. Zo dreigt er een ‘tussen wal en schipgeneratie’ te ontstaan, zegt Anne Breure, de voorzitter van belangenvereniging Kunsten ’92.
Een tourlijst die lijkt op een gatenkaas
Als Westera en Van Seuren theaters mailen over hun voorstellingen volgt vaak niet eens een reactie, zelfs geen afwijzing. “Willen ze ons wel programmeren, dan moet je het doen met de data die de programmeur nog heeft”, zegt Westera. “Daarom is onze tourlijst een soort gatenkaas, met dan weer een datum in juni, dan weer in oktober. Dat is artistiek ontzettend nadelig, want je kunt de voorstelling niet al spelend verder ontwikkelen. Als er periodes van twee maanden tussen zitten, begin je eigenlijk weer vanaf nul.”
Westera en Van Seuren hebben nog geluk, beseffen zij. Zij kunnen met hun voorstelling Hamlet versus Don Quixote in elk geval nog terecht in de zalen, al is het dan met grote tussenpozen. Ook krijgen zij steun vanuit het talentontwikkelingsprogramma Station Noord in Groningen. Anderen hebben het nog moeilijker, omdat ze niet in talentenprogramma’s zitten of al niet meer, omdat die programma's hooguit een paar jaar duren. De lichtingen die voor corona zijn afgestudeerd hebben daar last van. Voor sommige makers geldt ook dat ze – op basis van hun jaar van afstuderen – niet meer in aanmerking komen voor talentenprogramma's, terwijl ze door corona niet de kans hebben gehad zichzelf te laten zien.
Minder speelplekken door gestegen kosten
Het stuwmeer aan vers afgestudeerde theatermensen is niet het enige probleem, ook het aantal plekken om te spelen is minder groot, zegt theaterdirecteur Vom Bruch. Zijn theater is een zogeheten vlakkevloertheater, waar acteurs niet op een verhoogd podium staan, maar op gelijke hoogte met het publiek spelen. Dat zijn kleine zalen, met minder dan 200 stoelen. “Dat er minder speelplekken zijn, komt niet per se door corona, dat was daarvoor al zo. Dat heeft te maken met gestegen kosten en de uitkoopsommen: de prijs die gevraagd wordt voor een voorstelling. Die zijn echt aanzienlijk hoger dan voor corona. Voor corona kocht je de voorstelling bij wijze van spreken voor 1500 euro. De opbrengst van de kaartjes is dan voor het podium. Daar leid je gegarandeerd verlies op, want zeker met beginnende makers heb je nooit een uitverkochte zaal.”
“Er zijn altijd minder inkomsten dan kosten. De 1500 euro voor corona is nu minimaal 1800, zo niet 2000 euro geworden. Maar wij kunnen onze kaartjes niet 25 procent duurder maken omdat je een product verkoopt dat nog niemand kent. Dan heb je ook nog de energie, de techniek en de productie en de medewerkers die je moet betalen. Daarbij zijn de huren vaak flink omhooggegaan.”
De financiering van podiumkunsten is verdeeld over de landelijke overheid en de gemeenten. De landelijke overheid zorgt ervoor dat er geld is voor theater-, dans en muziekgezelschappen om nieuwe producties te ontwikkelen of bestaand repertoire opnieuw op de planken te brengen. Die moeten vervolgens ergens in de zalen worden vertoond. Dat is de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Zij geven theaters en concertzalen subsidie om voorstellingen te kunnen tonen, maar dat is niet langer voldoende, zegt Vom Bruch.
“De inflatie is 10 procent, maar de subsidies gaan gemiddeld met 4 procent omhoog. Dan heb je meteen een financieel probleem.” Dat gemeenten niet volledig indexeren, heeft te maken met hun eigen financiële zorgen. De aandacht van de wethouders financiën gaat vooral uit naar de vraag: hoe bekostigen we de jeugdzorg?
Theaters spelen meer op zeker
Daarvoor alle begrip bij Vom Bruch, maar hij zou het fijn vinden als gemeenten de indexatie wat hoger op de prioriteitenlijst plaatst. “Ik moet ervoor zorgen dat mijn begroting sluit”, zegt Vom Bruch. “Als er meer geld uitgaat dan er binnenkomt, moet ik de uitgaven verlagen. Aan welke knoppen kan ik draaien? Dat zijn er niet zo veel. Ik kan niet de huur naar beneden brengen, of de salarissen verlagen. Want de cao heeft terecht voor een loonstijging gezorgd. Op een gegeven moment kom je in de tang als gemeenten de subsidies niet aanpassen aan de inflatie. Dan moet je dus snijden in je activiteiten. Het effect daarvan is dat we minder voorstellingen kunnen laten zien.”
Een ander effect is dat theaters meer op zeker spelen. Dus liever geen avontuurlijke voorstelling van beginnende makers, maar een voorstelling van een gerenommeerd gezelschap waarbij de zaal vol zit. Want bij de grote voorstellingen is het publiek na corona wel weer teruggekeerd. Bij de kleinere blijft het bezoek achter.
Een tekort aan plekken voor beginnende theatermakers heeft invloed op de toekomst. “Wij zien dat de makers zich minder kunnen ontwikkelen, terwijl vernieuwing belangrijk is”, zegt Kunsten ’92-voorzitter Breure. “Uiteindelijk komt daar de interessante kunst vandaan die het grote publiek trekt. De vraag is: kunnen we die randen met de experimenten behouden, zodat later de stukken voor het grotere publiek ook spannend blijven?”
Ook oudere theatermakers hebben het moeilijk
Breure heeft niet alleen zorgen over de jongste generatie theatermakers. De afgelopen jaren hebben ook een wissel getrokken op de dertigers en veertigers. “De rek is eruit, ook bij succesvolle makers van wie je denkt: die doen het toch fantastisch? Zelfs zij hebben moeite een stabiele basis te vinden om voldoende inkomen te verdienen. Dus je ziet ook daar uitval. Ik vrees voor een domino-effect dat door de hele sector trekt, ook naar de techniek, de marketing en naar alle ondersteunende en faciliterende functies.”
De financiën houden ook theatermakers Van Seuren en Westera bezig. “Omdat onze tourlijst zo’n gatenkaas is, werken we in de tussenliggende periodes aan andere dingen”, zegt Westera. “Ik werk soms als acteur voor een andere club of we schrijven aan een nieuw project. Omdat je het moet doen met de gaatjes die de programmeurs nog hebben, moet je lang wachten op geld van fondsen die hebben bijgedragen aan je project. Daarom kan het betalen van honoraria aan mensen die je in dienst hebt genomen voor een productie soms lang duren, terwijl je die het liefst meteen nadat je klaar bent uitbetaalt. Soms kan ik pas helemaal aan het eind van het jaar mezelf uitbetalen voor een productie die ik in februari al gemaakt heb.”
Een stuwmeer aan aanstormend talent, te weinig ruimte bij podia, gemeenten die niet kunnen indexeren, dat lijkt op een structureel probleem in de theatersector. De Raad voor Cultuur denkt na over een compleet andere financiering van de sector”, zegt NAPK-beleidsmedewerker Daalder. “Want nu werkt het niet goed meer. Maar als die nieuwe inrichting van het culturele bestel pas na 2028 komt, moeten we nog wel een lange tijd binnen het huidige systeem doorwerken. Dus wordt het een jaar of vijf pleisters plakken. Daarna kunnen we echt bouwen aan een stevigere toekomst voor de sector.”
Een voorprogramma in het theater
In deze periode van pleisters plakken en schaarste aan speelplekken ontstaan wel allerlei nieuwe ideeën over hoe je theater naar het publiek kunt brengen. “De nieuwe generatie makers zoekt niet altijd meer de podia op om te spelen, maar kiest ook andere plekken”, zegt Daalder. “Op buitenlocaties bijvoorbeeld, of ze gaan samenwerken met andere partijen, zoals een museum. Deels is dat noodgedwongen, maar theatermakers kiezen ook voor andere locaties vanuit nieuwsgierigheid, want het is artistiek uitdagend en je bereikt natuurlijk weer nieuwe publieksgroepen.”
In de muzieksector kunnen beginnende bands optreden in voorprogramma’s. Een aantal theaterproducenten heeft dat idee overgenomen en werkt met een buddy-programma. “Als je een productie boekt, is er een soort kort voorprogramma van een nieuwe theatermaker”, zegt Daalder. “Die kan dan vlieguren maken.”
Theatermaker Van Seuren kent die voorprogramma’s ook. “In Noord-Nederland is sinds een paar jaar platform Stormram actief”, zegt hij. “Zij organiseren avondvullende voorstellingen in alle noordelijke theaters waar dan ook een ‘work in progress’ van een jonge noordelijke maker wordt geprogrammeerd. Dat helpt jonge makers om hun voorstelling te verkopen en zichzelf te laten zien. Wij zijn ook voor een groot deel van onze tourlijst afhankelijk van Stormram. Het is heel fijn dat we vaak in het noorden kunnen spelen.”
Theaterfestivals belangrijker
Een echt positieve ontwikkeling is volgens theaterdirecteur Vom Bruch de rol van theaterfestivals. “Vorig jaar zag je in het zomerseizoen dat beginnend werk vaker te zien was op de festivals. Zeker in Noord-Nederland. Oerol, Noorderzon, Jonge Harten, Explore the North, FestiValderAa, Arcadia in Leeuwarden, dat zijn hele belangrijke speelplekken geworden voor talent.”
Van Seuren en Westera zien ook wel iets in een impresariaat, speciaal voor jonge makers. “Als je als programmeur in een theater een mailtje krijgt van een impresariaat dan weet je dat er een impresariaat is dat vertrouwen heeft in die makers. Dus een theater neemt dan niet zo’n groot risico. Als je als theater een mailtje krijgt van twee jongens die nog tamelijk onbekend zijn, dan zul je toch wat terughoudender zijn om daarop te reageren. Een impresariaat dat alleen jonge makers programmeert is er nog niet. Misschien moeten wij in dat gat springen.”
Lees ook:
Cultuursector ziet publiek terugkeren nu najaarsgolf corona uitblijft
Nederlanders gaan weer net zoveel naar musea, theaters, poppodia en filmhuizen als in de jaren voor corona. Een verschil is wel dat bezoekers niet ver van tevoren kaarten kopen, maar pas op het laatste moment.