ColumnKlassiek&zo
In het dirigentendrama ‘Tár’ ontnemen de vele feitjes haast het zicht op de intrigerende fictie
De titel is kort en krachtig. Én geheimzinnig. Iemand die zonder voorkennis de filmtitel Tár in de bioscoopladder ziet, denkt wellicht in eerste instantie aan een stil paardendrama op een koude, onherbergzame poesta met zwijgende herders. Nou, koud is Tár zeker, ijskoud zelfs, maar gezwegen wordt er allerminst – de dialogen gaan soms zó snel en zitten zó boordevol informatie dat het je al gauw duizelt.
Tár is de achternaam van de fictieve, lesbische dirigent Lydia Tár, die in werkelijkheid doodgewoon Linda heet. Dat laatste blijkt aan het eind van de lange film als Lydia/Linda in haar ouderlijk huis haar broer tegenkomt. Ze is dan al diep gevallen en is haar machtspositie als chef-dirigent van de Berliner Philharmoniker kwijtgeraakt. Haar broer voegt haar toe: “Je hebt nooit geweten waar je vandaan kwam, of waar je naartoe wilde”.
Net zo machtsbelust als maestro’s
Tár is dus een beroemde dirigent. En beroemde dirigenten worden aangeduid met hun achternaam. Zo hebben we het over de Mozart van Krips, de Tsjaikovski van Mravinsky, de Sibelius van Kajanus. Laat ik hier ook maar even aan wat name dropping doen – de film bezwijkt daar bijkans onder. In Tár gaat het over de Mahler van Tár. Ze heeft bijna een complete cyclus van diens symfonieën opgenomen. Alleen de Vijfde ontbreekt nog, en zal er ook niet komen. Met dat getal vijf wordt aan het eind een onverwacht mooi spel gespeeld.
Er is veel te doen over Tár, die overal terecht vijf sterren kreeg. Omdat in de film slim gespeeld wordt met feit en fictie, voelde de lesbische maestra Marin Alsop zich aangevallen en uitte stevige kritiek. Ze vond dat het personage van Tár te veel één op één op haar eigen leven en carrière was geplakt, en dat de nog kwetsbare positie van vrouwelijke dirigenten – zo veel zijn er nou ook weer niet – ondermijnd werd. Als maestra’s de top bereiken, worden ze net zo machtsbelust als maestro’s.
Scenarist/regisseur Todd Fielding en hoofdrolspeelster Cate Blanchett pareerden Alsops bedenkingen met het argument dat het vooral een film over corrumperende macht is, en dat de hoofdpersoon toevallig dirigent is. Het verhaal over de muziekwereld zou in hun visie een pars pro toto zijn – door een deel uit te lichten kan dat staan voor alle vormen van macht. Met andere woorden: de dirigent had ook een architect kunnen zijn. Maar er zit zoveel ‘pars’ in de film zit, dat het ‘toto’ uit beeld raakt.
Alsof we kijken naar dat vreselijke programma ‘Maestro’
In dat licht bezien, begrijp ik de kritiek van Alsop en anderen wel. Haar naam komt overigens in de film langs, in een rijtje vrouwelijke dirigenten die het pad geëffend hebben. En als Tár in een interview zegt dat maestra een verkeerde term is (“We spreken toch ook niet over astronette”) heeft ze het mis. Maestra is toch echt ingeburgerd in Europa. Blanchett speelt dat alles geweldig, maar hoe goed ze ook probeert om feitelijk te dirigeren, het ziet er potsierlijk uit. Alsof we kijken naar dat vreselijke programma Maestro.
Lydia Tár zoekt haar kleding zorgvuldig uit. Toen ik over dat onderwerp ooit eens wilde praten met Karina Canellakis werd ze woest. Dat vroeg ik toch ook niet aan mannelijke dirigenten? Tár gaat heel ver om er precies zo uit te zien als de jonge Claudio Abbado op een platenhoes – image building. In de stortvloed aan muzikale feitjes en namen komen ook Janine Jansen, Otto Tausk en Jaap van Zweden langs. Daarvoor moet je wel goed opletten, want ze flitsen langs in deze flitsende film.
Peter van der Lint schrijft iedere week met aanstekelijk enthousiasme over de wereld van de klassieke muziek. Lees zijn columns hier terug.