Koloniale herkomst
Hoeveel roofkunst hebben de musea nog binnen de muren?
Nederlandse musea hebben honderdduizenden voorwerpen met een koloniale herkomst in hun bezit. Er is alleen nog geen goed overzicht van wat er precies in de depots staat en of het wellicht om roofkunst gaat.
Drie musea hebben een zeer omvangrijke collectie als het gaat om objecten met een koloniale herkomst: Bronbeek in Arnhem, het Rijksmuseum in Amsterdam en het Nationaal Museum van Wereldculturen – de koepel voor musea in Leiden, Amsterdam, Rotterdam en Berg en Dal. Met name de laatste twee hebben al veel onderzoek gedaan op dit gebied. Veel andere musea hebben ook koloniale objecten in de collectie.
Samen met de Museumvereniging hield de adviescommissie een enquête om daar meer duidelijkheid over te krijgen. Van de ruim 400 musea die werden aangeschreven, reageerde slechts een derde, maar dat waren wel de musea die dit soort kunst in de collectie hebben, weet de commissie. Er is nog veel speurwerk te doen, zo blijkt. Ruim de helft van die musea heeft geen volledig overzicht van de koloniale cultuurgoederen in hun depot. Slechts 10 procent weet inmiddels precies om welke objecten het gaat en waar ze vandaan komen. Ruim de helft doet daar onderzoek naar. 20 procent van de musea vermoedt dat er gestolen voorwerpen in hun collectie zitten.
Vijf punten uit het advies over koloniale kunst:
* Bij de omgang met koloniale cultuurgoederen moet de regering uitgaan van de erkenning dat volkeren in koloniën zijn beroofd van cultuurgoederen, en bereidheid tonen om dat onrecht te herstellen.
* Als voormalige Nederlandse koloniën vragen om restitutie van cultuurgoederen die duidelijk onder dwang zijn meegenomen, dan moeten die onvoorwaardelijk worden teruggegeven, als vorm van rechtsherstel voor onrecht dat onder Nederlands gezag is aangedaan.
* Als een Nederlandse ex-kolonie vraagt om een object dat hier rechtmatig is beland, of als de toedracht onzeker is, dan kan zo’n verzoek toch worden gehonoreerd. Maar alleen als het object een belangrijke culturele waarde voor het desbetreffende land vertegenwoordigt, en als het daar goed wordt geconserveerd en tentoongesteld.
* Bij verzoeken van andere, niet-Nederlandse ex-koloniën moet altijd zo’n afweging van belangen en omstandigheden worden gemaakt, ook als een object geroofd is. Dat zal dan buiten Nederlandse verantwoordelijkheid zijn gebeurd, maar Nederland verkeert wel in de positie om dat onrecht te herstellen. Ook kan Nederland een verzoek honoreren omdat een object een grote culturele waarde vertegenwoordigt voor het land van herkomst.
* Een nieuw op te richten adviescommissie behandelt verzoeken om teruggave. Die brengt een openbaar, bindend advies uit aan de minister. Ook moet er een ‘Expertisecentrum’ komen, gespecialiseerd in herkomstonderzoek.
Drie voorbeelden van koloniale kunst
De slavendans. Museum Bronbeek, Arnhem
Gerrit Schouten werd in 1779 in Paramaribo geboren. Zijn familie was grotendeels wit, maar zijn oma was een vrij geboren zwarte vrouw. Schouten werd zonder enige kunstopleiding – die was er niet in de kolonie – kunstenaar. Hij maakte tekeningen en diorama’s over het leven in Suriname, zoals dit tafereeltje uit 1817 van een Du, een slavendansfeest. Hij verkocht zijn werk aan inwoners van de kolonie en bezoekers. Hoe dit diorama in Nederland is terechtgekomen, is onduidelijk. Werd het als souvenir gekocht, of is het ongevraagd meegenomen? In ieder geval is het een interessante historische weergave van de Creoolse cultuur.
De diamant van Banjarmasin (Rijksmuseum Amsterdam)
In 1859 brak in Banjarmasin op het Indonesische eiland Kalimantan een opstand uit tegen de sultan, die door de Nederlanders op de troon geholpen was. Het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) greep hardhandig in. De sultan werd afgezet en het sultanaat werd onder direct koloniaal gezag geplaatst. Een ruwe diamant van zeventig karaat werd in het paleis van de sultan ‘in beslag genomen’ en naar Nederland gestuurd. Al tegen het einde van de negentiende eeuw was er discussie over de rechtmatigheid van deze actie. De website van het Rijksmuseum beschrijft de diamant als ‘oorlogsbuit’.
Kanon van Kandy, Rijksmuseum Amsterdam
In de zeventiende en achttiende eeuw was Ceylon – het huidige Sri Lanka – een Nederlandse kolonie. In die periode werd dit rijk versierde kanon buitgemaakt op de koning van het gebied Kandy. De koning en de VOC deden aanvankelijk goede zaken in de lucratieve kaneelhandel. Maar toen de bevolking in opstand kwam en de koning in 1761 hun kant koos, maakten de Hollanders korte metten met zijn bestuur. Zijn paleis werd geplunderd en verwoest. Het kanon werd als oorlogsbuit naar Nederland gestuurd. Het kwam terecht in het rariteitenkabinet van stadhouder Willem V en nu staat het in het Rijksmuseum.