BoekrecensieGeschiedenis
Hoe de duisternis in het Midden-Oosten inviel
Het ooit tolerante Midden-Oosten gleed sinds 1979 af in sektarisme en fundamentalisme, betoogt de Nederlands-Libanese journalist Kim Ghattas.
De Egyptische academicus Nasr Abu Zeid diende in 1992 een verzoek in om gepromoveerd te worden tot hoogleraar Arabische en islamitische studies aan de Universiteit van Cairo. Een van de professoren die hierover moesten oordelen, Abdel Sabour Shaheen, was op z’n zachtst gezegd geen liefhebber van het werk van Abu Zeid. Die betoogde namelijk dat de Koran zowel als metafoor als in een historische context gelezen diende te worden, wat voor religieuze scherpslijpers als Shaheen zeer problematisch was. De Koran is volgens hen het eeuwige en onveranderlijke woord van God.
Een jaar later werd Abu Zeid door Shaheen, die preekte in de fundamentalistische Amr ibn al-As-moskee in Cairo, als ‘afvallige’ bestempeld en deze aanklacht werd al snel door andere religieuze autoriteiten overgenomen. Het kwam Abu Zeid even onrechtvaardig als bizar voor: hij beschouwde zichzelf als een vroom moslim. Hij was weliswaar een liberaal en een kritisch denker, maar geen criticus van ‘de’ islam. Doodsbedreigingen waren het gevolg en ook de juridische geldigheid van zijn huwelijk kwam in gevaar: volgens de islamitische wet mag een moslimvrouw niet getrouwd zijn met een niet-islamitische man. Uiteindelijk weken Nasr Abu Zeid en zijn vrouw noodgedwongen uit naar Nederland, waar hij een aanstelling kreeg aan de Universiteit Leiden.
De kwestie-Abu Zeid staat model voor de ‘invallende duisternis’ in het Midden-Oosten, zoals Kim Ghattas (1977) het in haar imponerende boek ‘Zwarte golf’ omschrijft. De Nederlands-Libanese journalist, die onder meer werkzaam is voor de BBC, gebruikt de term als metafoor voor de toegenomen intellectuele armoede, de ernstige schendingen van mensenrechten en de inktzwarte gewaden die vrouwen in de regio zijn gaan dragen. Abu Zeid, geboren in 1943, kende steden als Cairo, Teheran en Bagdad nog als ‘kosmopolitisch’. Je kunt het je bijna niet meer voorstellen. Ghattas’ leidende vraag is dan ook: wat is er met ons gebeurd?
Gemakzuchtige aanname
Ghattas betoogt overtuigend dat het de machtsstrijd tussen Iran en Saudi-Arabië was die uiteindelijk het pluralistisch-religieuze en overwegend tolerante Midden-Oosten heeft vergiftigd met sektarisme en extremisme – met het jaar 1979 als scharnierpunt. Hiermee rekent ze meteen af met de gemakzuchtige, en in het Westen populaire, aanname dat de tegenwoordige oorlogen tussen soennieten en sjiieten in Jemen en Syrië teruggaan op 632, het jaar waarin de profeet Mohammed overleed en het grote schisma in de islam zich voltrok. Iran en Saudi-Arabië waren lange tijd zelfs bondgenoten; het was pas in 1979, het jaar van de Iraanse revolutie, de bezetting van de Grote Moskee in Mekka en de inval van de Sovjets in Afghanistan, dat daar langzaam maar zeker een einde aan kwam.
Op 16 januari 1979 verliet sjah Mohammad Reza Pahlavi, na lange tijd van protesten tegen zijn leiderschap, Iran voor een ‘korte vakantie’ – om nooit meer terug te keren. Twee weken later keerde de populaire geestelijk leider Ayatollah Khomeini, fel tegenstander van de sjah, na vijftien jaar ballingschap juist terug naar zijn geboortegrond. In maart gingen de Iraniërs naar de stembus voor een referendum: moest de monarchie worden vervangen door een islamitische republiek? De definitie was vaag en 98 procent van de Iraniërs stemde vóór. De Islamitische Revolutie was een feit, critici en tegenstanders werden vermoord. Khomeini werd de hoogste leider van Iran, dat onder de sjah warme banden had met de Verenigde Staten en Israël, maar nu solidair werd met PLO-leider Yasser Arafat en de Palestijnse zaak.
In het Saudische Mekka drong op 20 november van hetzelfde jaar een gewapende groep van zo’n driehonderd mannen de Grote Moskee binnen. De groepsleider, Juhayman al-Otaybi, beweerde dat zijn zwager de ‘islamitische verlosser’ was: de Mahdi. Al-Otaybi was bovendien een criticus van het Saudische koningshuis, dat het heilige Mekka in zijn ogen met westerse invloeden had bezoedeld. Na twee weken werd de bezetting van de moskee beëindigd, maar het koningshuis voelde zich aangetast in zijn autoriteit. Om de greep op de macht niet te laten verzwakken, haalde het huis van Saoed de fundamentalistisch-religieuze teugels in het land steeds verder aan, wat onder meer resulteerde in het onderdrukken van de vrouwelijke helft van de bevolking.
Financiële steun
Vlak voor het einde van het jaar, op Kerstavond, vielen de Russen Afghanistan binnen. Officieel om orde op zaken te stellen in de strijd van de communistische regering tegen de opstandige moedjahedien, maar door westerse steun aan deze islamitische strijders ontaardde de Afghaanse Oorlog in een proxy – een afgeleide oorlog van de strijd tussen het Westen en de Sovjet-Unie.
Het Saudische koningshuis greep de kans om zijn blazoen op te poetsen en samen met het bevriende Amerika de moedjahedien financieel te steunen. Dat was overigens ook de missie van de jonge Osama bin Laden, die vanuit Pakistan moslims uit de hele wereld rekruteerde en trainde voor de oorlog in Afghanistan.
Voor Iran en Saudi-Arabië waren deze gebeurtenissen, die ogenschijnlijk weinig met elkaar te maken hadden, het startsein om een wedstrijdje geopolitiek ver-pissen en een duel wie-is-er-roomser-dan-de-paus aan te gaan. Talloze burgerlevens werden verpletterd onder de machtswellust en religieuze waanzin van de grootmachten. Door een aantal van deze levens uit te lichten, bewaart Ghattas knap het evenwicht tussen de historische en politieke analyses naast kleinere, menselijke verhalen.
De Egyptenaar Nasr Abu Zaid, die van mening was dat de Koran in zijn historische context geplaatst moest worden, Mehtab Channa Rashdi, een Pakistaanse nieuwslezeres die geen sluier wilde dragen, en journalist Jamal Khashoggi, die in 2018 op de Saudische ambassade in Istanbul werd vermoord, waren onbedoelde helden die slechts een licht wilden opsteken in die invallende duisternis.
Ghattas schreef een noodzakelijk boek voor iedereen die het hedendaagse moderne Midden-Oosten beter wil begrijpen: ‘Zwarte golf’ doet zonder meer recht aan de complexiteit van de geschiedenis en de regio, maar is tegelijkertijd toegankelijk en aantrekkelijk voor een groot publiek. Een bijzonder knappe prestatie.
Elk hoofdstuk van het boek opent met een citaat. Onderstaand gedicht van Rahman Baba, een zestiende-eeuwse soefi uit wat tegenwoordig Pakistan heet, is bijzonder goed getroffen:
De heiligheid van Mekka staat vast
maar een ezel wordt nog geen Hadj-pelgrim
door de juiste gebaren te maken
Oordeel: knap evenwicht tussen politieke en historische analyse en persoonlijke verhalen.
Kim Ghattas
Zwarte golf. Hoe de rivaliteit tussen Saoedi-Arabië en Iran het leven in het Midden-Oosten heeft verwoest
Vert. Irene Paridaans, Joost Pollman."
Uitg. Nieuw Amsterdam; 448 blz. € 29,99