Hoe de bijzondere band tussen Picasso en een metaalbewerker leidde tot een vernieuwing van de beeldhouwkunst
De vriendschap tussen metaalbewerker Julio González en kunstenaar Pablo Picasso leidde tot een vernieuwing van de beeldhouwkunst.
Twee mannen werken in 1929 aan een metalen beeld. De kunstenaar Pablo Picasso (1881-1973) heeft het ontwerp gemaakt, maar beheerst niet de techniek om het te realiseren. Daarom heeft hij de hulp ingeroepen van een oude Spaanse vriend, metaalbewerker Julio González (1876-1942). Die leert hem lassen en samen realiseren ze het beeld 'La Femme au Jardin'.
De ruim twee meter hoge sculptuur is een van de blikvangers op de tentoonstelling 'González, Picasso en vrienden' in het Gemeentemuseum Den Haag. De bezoeker leest op het tekstbordje dat het een werk is van Picasso; de naam van González ontbreekt. En zo heeft Picasso meer metaalsculpturen gesigneerd, die hij zonder de inbreng van González nooit had kunnen maken.
Dat Picasso een onaangenaam mens kon zijn, is bekend. Hij was ontrouw in de liefde en in vriendschappen. Daarvan lijkt ook González het slachtoffer geworden. Picasso profiteerde van zijn vakkennis, om vervolgens alleen met de eer te gaan strijken.
Maar is dat wel zo? Met deze expositie wil conservator Laura Stamps duidelijk maken hoe het echt zat tussen die twee mannen, allebei met Spaanse roots, die van 1928 tot 1932 intensief met elkaar samenwerkten in Parijs. En hoe González van een metaalbewerker kon uitgroeien tot een van de belangrijkste beeldhouwers van de vorige eeuw.
Tekst loopt door onder de afbeelding.
Revolutionair
Al op jonge leeftijd werkt Julio González in de metaalwerkplaats van zijn vader in Barcelona. Met zijn vader en broer Joan maakt hij (sier)smeedwerk en ook decoratieve voorwerpen en sieraden. Tegelijk droomt hij van een carrière als kunstschilder. Die kans doet zich voor als de familie rond 1900 met het bedrijf naar Parijs verhuist. Daar kan hij zijn traditionele tekeningen en schilderijen van Spaanse boerenvrouwen laten zien op salontentoonstellingen. Veel succes heeft hij er niet mee. Af en toe komt Picasso over de vloer, een oude vriend uit Barcelona. In die tijd is hij nog een arme kunstenaar die op en neer reist tussen Spanje en Parijs. De vriendschap eindigt in 1904 na een ruzie tussen Picasso en Joan.
In 1928 klopt Picasso weer aan. Hij heeft de vakkennis van Julio nodig om zijn schetsen voor een monument voor de dichter Apollinaire om te zetten in figuren. Het moet een 'beeld uit het niets' worden, gemaakt met metaaldraad. Gonzales maakt het voor hem, maar het ontwerp wordt afgewezen omdat het te modern zou zijn. De metaalbewerker leert de kunstenaar ook een aantal lastechnieken. Dat resulteert in hun eerste gezamenlijke werk: La Femme au Jardin, opgebouwd uit losse stukken metaal. Dat was revolutionair, want beelden werden van oudsher uit één stuk steen gehouwen of geboetseerd in klei en vervolgens in brons gegoten. Gonzáles versnelt dit trage proces door stukken metaal aan elkaar te lassen en zo zonder tussenstappen een beeld te maken.
Er volgen meer gezamenlijke sculpturen, die allemaal aan Picasso worden toegeschreven. De bescheiden González doet er niet moeilijk over. Hij vindt de samenwerking zo inspirerend, dat hij Picasso toestemming vraagt om zelf ook metalen sculpturen te mogen maken. Die moedigt dat aan en dat is net het zetje dat González nodig heeft om definitief te kiezen voor het kunstenaarschap. Van een metaalbewerker ontwikkelt hij zich tot 'de vader van de metaalsculptuur'. Hij trekt de aandacht met zijn gedurfde en expressieve beelden van metalen vormen die menselijke figuren verbeelden. Zijn fabelachtige techniek stelt hem in staat om 'te tekenen in de ruimte'. Opvallend is dat zijn werk soms abstracter oogt dan dat van Picasso, bijvoorbeeld in de manier waarop hij een kus verbeeldt. Toch heeft het altijd een figuratieve basis. De katholieke González vond dat je als kunstenaar moest uitgaan van de door God geschonken realiteit.
Tekst loopt door onder de afbeelding
Hij ontwikkelt een eigen stijl, al is daarin wel de invloed van Picasso zichtbaar en ook die van de beeldhouwer Brancusi, in wiens atelier hij een tijdje heeft gewerkt. Tijdens de Spaanse burgeroorlog (1936-1939) maken Picasso en González allebei sterk politiek getint werk, waarin schreeuwende monden en huilende gezichten veelvuldig voorkomen. Die opengesperde mond duikt bij Picasso al veel eerder op, in zijn schilderij 'Grand nu au fauteuil rouge' uit 1929.
Waardering
Op de wereldtentoonstelling van 1937 in Parijs zijn ze allebei vertegenwoordigd. Picasso presenteert in het Spaanse paviljoen zijn Guernica vol schreeuwende figuren, als aanklacht tegen de verschrikkingen in Spanje. Enkele schetsen die hij maakte voor dit meesterwerk zijn te zien in Den Haag. González toont er 'La Montserrat', een ijzeren sculptuur van een strijdbare boerenvrouw. In de jaren erna beeldt González deze symbolische figuur vaker af, steeds met een schreeuwende mond. Ook maakt hij twee grote sculpturen van stekelige wezens, half cactus, half mens - Homme Cactus I en II (1939) - met een opengesperde bek en opgeheven vuist.
González maakte er nooit een geheim van dat hij zich dankzij Picasso had kunnen ontwikkelen van metaalbewerker tot een vernieuwende beeldhouwer. Hoewel Picasso alle eer opeiste van de metaalsculpturen die hij samen met González had gemaakt, mag daaruit niet geconcludeerd worden dat de vriendschap van zijn kant niet oprecht was. In brieven uitte hij zijn grote waardering. Hoezeer hij hem bewonderde, bleek echter pas na de dood van González, die in 1942 overleed aan een hartaanval. Zeer ontdaan schilderde Picasso vlak na de begrafenis een groot naargeestig schilderij van de schedel van een stier, het symbool van Spanje. Het is een ode aan González en tegelijk een verwijzing naar het lijden van het Spaanse volk.
'González, Picasso en vrienden', t/m 2 april in het Gemeentemuseum Den Haag.