TV-columnMaaike Bos
Hoe de aardbeving door Sinan Can en Karsu de talkshowtafel domineerde
Gunay Uslu was ziek gemeld woensdagavond, anders was de Turks-Nederlandse staatssecretaris van cultuur en media wel bij de opening geweest van het ’meest interactieve mediamuseum’ ter wereld, het nieuwe Beeld & Geluid in Hilversum. Bij de opening ging ‘de Mediareactor’ voor het eerst aan: een oneindige stroom televisiebeelden op lichtbakken door de zaal heen. Puttend uit ruim een miljoen uur audiovisueel archief dat Beeld & Geluid beheert.
Hij symboliseerde voor mij ook de stroom aan beelden uit Turkije na de aardbeving - en deed me tegelijk denken aan de stilte uit oorlogsgebied Syrië. Nu de nieuwskanalen wereldwijd gevuld zijn met verhalen over slachtoffers, inzamelingsacties en mensen van Turkse afkomst die wanhopig hun familie zoeken, duurt het even voor je de afwezigheid van beeld en geluid uit Syrië opmerkt.
Documentairemaker Sinan Can was wel bij die museumopening, nadat hij van de opnames van Khalid & Sophie (BNNVara) gekomen was. Daar had ook de staatssecretaris’ broer Atilay Uslu gezeten, oprichter van vakantie-organisatie Corendon. Can mag als journalist mee met het Corendon-vliegtuig dat vrijdag van Nederland toestemming krijgt (veilig genoeg) om in Gaziantep te landen, veertig kilometer van de Syrische grens. Hij gaat met een cameraman een ingang zoeken in de Noord-Syrische rampregio’s waar nog geen journalisten zijn en geen verhalen vandaan komen.
Journalisten moeten nog steeds het onheil tegemoet lopen
Dat zinnetje horen we vaker nu. In een wereld die online verbonden is door een oneindige stroom van beelden op sociale media en nieuwskanalen, blijft nieuws nog steeds een kwestie van mensen die fysiek naar een plek toe moeten reizen. Ze moeten toestemming krijgen om mee te vliegen met een vlucht alleen bestemd voor hulpverleners en -goederen, vertelde Uslu. Ze moeten veilig in het gebied kunnen komen, bijvoorbeeld met het Turkse leger mee in een gebied dat het samen met het Vrije Syrische Leger controleert, vertelde Can. Assad-gebied en rebellengebieden blijven buiten beeld, en dus ‘buiten hulp’. Alleen de Witte Helmen-vrijwilligers komen er. Mobieltjes hebben er vaak geen bereik (en wie kan ze opladen in die beschadigde gebouwen?). Ergens ontroert het me, dat journalisten ondanks alle ‘burgerbeelden’ nog steeds het onheil tegemoet moeten lopen om verhalen te zoeken, en dat ook doen.
Can had net vorige maand zijn hoopgevende serie Sinan op zoek naar het paradijs uitgezonden: met verhalen over schoonheid en wederopbouw in voormalige oorlogsgebieden in Syrië en Irak. “Ik heb nog nooit zoveel reacties gekregen op een serie, het waren er duizenden”, vertelde hij me bij het mediamuseum. Die serie kan zo het archief in, nu (delen van) gebieden misschien weer zwaar zijn beschadigd.
Op wrange manier is ook een programma van zangeres Karsu door de realiteit ingehaald. Zij vertelde dinsdag in tranen bij Jinek hoe ze afgelopen september nog in Gaziantep en Hatay met haar familie een kookprogramma had gemaakt. “Dit komt over twee weken op tv”, wees ze naar een video van een tafel vol familie en lekkernijen. “Ik weet nu niet eens of die en die nog leven”, zei ze met overslaande stem.
Beelden die vertraging hebben. Beelden die zijn ingehaald. Beelden die nog moeten worden gezocht. De schijnbaar oneindige stroom die we normaal voor lief nemen, blijft kwetsbaar én blijft mensenwerk.
Vijf keer per week schrijven Maaike Bos en Renate van der Bas columns over televisie.