BoekrecensieRoman
Het Nieuwegein van Owen Donkers is net zo stoer als The Bronx
Een weinig spectaculaire jeugd in een weinig spectaculaire omgeving: het weerhoudt Owen Donkers niet er een meeslepende roman over te schrijven.
Ook schrijvers hebben de plek waar ze hun jeugd doorbrengen niet voor het uitkiezen. Romans over zo’n jeugd kunnen derhalve zomaar Oegstgeest, Lelystad, de Bijlmer of Alphen aan den Rijn als plaats van handeling hebben. Met Wat je zaait voegt Owen Donkers aan dat rijtje Nieuwegein toe. Niet dat het hem veel uitmaakt. ‘Beklagenswaard degene die trots moet putten uit zoiets triviaals als topografische roots. Nieuwegein is niet beter of slechter dan een andere plaats. Net zo stoer als The Bronx, of, zo je wil, net zo suf als Wolfheze.’
Twintig jaar nadat hij er wegging belandt hij er weer, min of meer bij toeval. Verwarring is zijn deel als blijkt dat het theater dat hij bezoekt precies op de plek van zijn vroegere Montessorischool staat. Ineens lukt het hem niet meer zijn herinnering in de werkelijkheid te passen. ‘Mijn thuisbasis wordt gestadig onherkenbaar gemaakt, de eerste helft van mijn leven uitgewist. Nog eens twintig jaar en mijn verleden zwerft dakloos rond, herinneringen als plakplaatjes zonder album.’ En dan gloort ook nog eens zijn veertigste verjaardag aan de horizon. Hoogste tijd voor een tussentijdse evaluatie van zijn leven, een reconstructie.
Donkers zet met minimale middelen een groot verhaal neer
Owen Donkers is een ‘schrijvers-schrijver’. Op het boekomslag van Wat je zaait prijzen vakgenoten als Peter Buwalda en Jan Siebelink zijn elegante pen. Dat zijn werk nog geen grote bekendheid geniet, is onterecht. In zijn vorige roman Dryocopus toonde hij zich al een verteller die met minimale middelen een groot verhaal kan neerzetten.
Ook een weinig spectaculaire jeugd in een weinig spectaculaire omgeving vormt voor hem geen belemmering. Eenmaal op gang onderbreekt hij zijn lotgevallen alleen met wat korte bespiegelingen vanuit het heden. Hoofdstukken heeft hij niet nodig, zijn jeugd passeert als een gestaag voortkabbelende stroom. Trompetles, de sneltram naar Utrecht, pesterijen, honkbalpetjes, een baantje als krantenbezorger en later bij de McDonald’s, verliefdheden: geen van alle ontstijgen ze de middelmaat waar de meeste jongeren zich doorheen moeten ploeteren, maar Donkers weet ze daar toch met gemak boven te verheffen. Wanneer er wel een keer iets ingrijpends passeert, een klasgenootje verongelukt, probeert hij die gebeurtenis en de effecten ervan juist zo klein mogelijk te maken.
Een vlijmscherp observeerder
Gaandeweg blijkt de hoofdpersoon een gevoelige jongen. Misschien wel hypergevoelig, in elk geval een vlijmscherp observeerder. Met de komst van de groene afvalbak, van de personal computer of van winkelcentrum Cityplaza – het bruisende hart van Nieuwegein, volgens de folder – schetst Donkers in het voorbijgaan een helder tijdsbeeld. Ondertussen groeien hij en zijn ouders, ‘behorend tot de subfamilie van evangelische hippies’, verder uit elkaar. Het instituut school heeft het op hem voorzien, moet daarom bestreden worden en maakt hem almaar recalcitranter. Dat het uiteindelijk allemaal goed komt, heeft hij te danken aan twee factoren. Enerzijds is er de liefde, anderzijds het talent dat zich al vroeg openbaart. Het is zijn uitweg.
‘Ik ben schrijver. Ik heb geen relevante diploma’s, geen cv, geen eenentwintigste-eeuwse vaardigheden’, moet hij constateren. ‘Mocht ik ooit weer gaan solliciteren, me op de arbeidsmarkt wagen, schat ik mijn kansen op succes ergens tussen die van een drieënzestigjarige en die van iemand met de voornaam Mohammed. Dit is de balans. Over zes maanden word ik veertig. Wat zou ik anders kunnen doen dan schrijven?’ Gelukkig doet hij niets anders. Een doorbraak naar een groot lezerspubliek zou een passende volgende stap in zijn leven zijn.
Owen Donkers
Wat je zaait
Alfabet; 256 blz. € 19,99