Review
Het Kwaad moet je kunnen ruiken en voelen
'Wek alleen een gevoel van het Kwade op en de lezer, met zijn eigen ervaring en inbeeldingsvermogen, zal zelf de details invullen.' Henry James wist wat hij deed toen hij in 1898 de novelle 'The turn of the screw' (de draai van de schroef) schreef. En Benjamin Britten, die er in 1954 een opera van maakte, deed er nog een schepje bovenop. Raadsels en insinuaties, in taal en muziek, in de nieuwe productie van de Nationale Reisopera.
'O Aars, scrotum, penis, prijs de Heer.' Stomverbaasd en hevig geschokt reageerde het Engelse publiek toen vorige maand aan het licht kwam dat dit de betekenis was van een Latijns stukje tekst uit Brittens opera 'The turn of the screw'. Het jongetje Miles lijkt braaf een Latijnse les op te lezen, maar zegt stiekem vieze woorden.
Een betere illustratie van de dubbelzinnigheid van 'The turn of the screw' is niet te bedenken. Alle ingrediënten van de opera zijn er in terug te vinden. 'The turn of the screw' lijkt wel een studie in raadselachtigheid. Het is gebouwd op speculaties, twijfels en mysteries. Speculatie over een strijd tussen het Goede en het Kwade, over de teloorgang van de onschuld, over seks en seksueel misbruik van kinderen. Wie dan ook nog een zijdelingse blik werpt op Brittens privé-leven en zijn voorliefde voor jonge jongens, beschouwt de Latijnse les plotseling als het hart van de opera. Maar dat is slechts één kant van het verhaal. Want 'The turn of the screw' is op vele manieren te interpreteren.
In eerste instantie lijkt de plot in de novelle die Henry James in 1898 schreef, duidelijk. In 'The turn of the screw' komt een gouvernante aan het woord, die twee onschuldige kinderen, Miles en Flora, uit de klauwen probeert te redden van de geesten van de overleden Peter Quint en miss Jessel. Zij hadden voor hun dood de touwtjes in handen in het Engelse landhuis waar de twee wezen zijn ondergebracht. In het begin voelt de lezer mee met de gouvernante die dapper de ongelijke strijd met de slechte geesten aangaat, terwijl de kinderen steeds meer onder invloed van de geesten komen te staan. De gedachte aan seksueel misbruik van Miles door Quint is moeilijk te negeren. Maar hoe groter de macht van de geesten en hoe griezeliger het verhaal wordt, hoe meer de lezer gaat twijfelen aan het relaas van de gouvernante. Zijn de kinderen tegen haar, omdat ze daartoe aangezet zijn door de geesten of zijn ze bang voor haar fanatieke beschermingsdrift? Staan de kinderen echt in contact met de geesten of zijn die het product van de verbeeldingskracht van de gouvernante en haar eigen onderdrukte seksualiteit? En sterft Miles uiteindelijk door de druk van Quint of door de verstikkende omhelzing van de gouvernante? Kortom, wie vertegenwoordigt in dit verhaal het Goede en wie het Kwade? Wiens onschuld gaat hier teloor?
Regisseur Stephen Langridge lacht geheimzinnig als deze vragen hem worden voorgelegd. Hij weet er nog wel meer. Maar antwoorden geeft hij niet. ,,Het is juist mijn bedoeling alle dubbelzinnigheden in beeld te brengen. Het Kwaad moet je kunnen ruiken en voelen, zonder dat het concreet wordt. De verbeelding van de kijker moet geactiveerd worden. Vandaar dat er geen compleet Engels landhuis op het toneel staat, maar slechts een paar meubelstukken. Ik wil dat het publiek na afloop discussiërend de zaal verlaat.''
Langridge, de zoon van de beroemde tenor Philip Langridge, die op menig opname met Brittens werk te horen is, is een echte Engelsman. Jazeker gelooft hij in geesten. ,,Ik heb er een gezien toen ik veertien was, een jong meisje. Het was helemaal niet eng. Ik weet nog dat ik de volgende dag een papier heb gepakt en schreef: 'Vannacht heb ik een geest gezien'. Ik wist dat ik het anders vijf jaar later niet meer zou geloven.''
Maar zijn geloof in geesten pleit de gouvernante in zijn ogen niet vrij. ,,Zij is de enige die in de opera geen naam heeft. En je weet, in dromen hebben mensen geen namen. Bovendien, de gouvernante introduceert de muziek van de geest Quint.'' Dus? ,,Niks dus. Het is iets om over na te denken. Ik heb het definitieve antwoord niet. En als ik het had zou ik dit stuk niet eens willen regisseren, want dan is er niks meer aan.''
Avonden lang hebben Langridge en dirigent Reinbert de Leeuw over alle ingrediënten van de opera gesproken. Tijdens de repetities zet de cast die gesprekken voort. Telkens zie je nieuwe dingen, verzucht De Leeuw. De centrale zin in Brittens libretto komt uit een gedicht van Yeats en wordt uitgesproken door de geesten. 'The ceremony of innocence is drowned' (de ceremonie van de onschuld is verdronken), maar de vraag is uiteindelijk wiens onschuld. Het jongetje zingt tijdens de Latijnse les een liedje met het woord 'Malo' erin, wat staat voor appelboom, maar ook voor slechtheid. Hij laat de gouvernante horen dat hij slecht is. De Leeuw: ,,Maar het is juist de gouvernante die aan het eind van de opera dat liedje zingt''.
Niet alleen de inhoud van deze opera is onconventioneel, de vorm is dat ook. Britten schreef de opera als een thema met variaties. In de proloog wordt het thema, dat bestaat uit de twaalf tonen van de toonladder, geïntroduceerd. Het is opgebouwd uit kwinten (de afstand tussen vijf noten). Kwint-Quint, dat zal wel niet toevallig zijn. Elke scène van de opera wordt voorafgegaan door een instrumentale variatie op dat thema. Door muzikaal steeds een stapje verder te gaan illustreert Britten de titel: de draai van de schroef. Aan de regisseur de taak deze scènes aaneen te smeden.
En dan Brittens spel met de dubbelzinnigheid. De geest Quint kreeg als vast instrument de celesta, het meest hemelse instrument dat er bestaat. Maar Britten weet het luguber te laten klinken. De meest onschuldige kinderliedjes krijgen door zijn spel met muzikale motieven een troebele ondertoon. Zo is Quint muzikaal aanwezig op momenten dat we hem niet zien.
De Leeuw: ,,Britten laat de muziek dingen vertellen die niet in woorden te vatten zijn. Zoals het feit dat de gouvernante en Quint steeds meer op elkaar betrokken raken. Aan het einde zingen ze samen dezelfde melodie.''
De Leeuw is enorm onder de indruk geraakt van de componist, die hij in het verleden helemaal niet interessant vond. ,,Ik heb een heel diep respect voor Britten gekregen. Want het opvallendste aan deze opera vind ik dat Britten het op de enige juiste manier heeft geschreven. Elke noot is de juiste. Voor een dertienkoppig ensemble schreef hij een partituur met een ongelooflijke kleurenrijkdom en met een paar thema's lukt het hem alles wat er gebeurt te illustreren. Hij brengt de veellagigheid van het stuk aan het licht. En toch is de partituur glashelder.''
En dan schreef Britten ook nog een perfecte hoofdrol voor een kind. Miles wordt in deze productie afwisselend gezongen door de Engelse George Ransley en Zico Shaker, die hier met een leraar (school gaat gewoon door) en een chaperonne enkele weken bivakkeren.
Ook in Engeland wordt tegenwoordig openlijk gesproken over Brittens pedofiele verlangens. Langridge erkent dat deze Brittens werk kleuren. ,,Zijn situatie was de motor voor zijn werk. Zijn opera's gaan vaak over seksualiteit en zonde, over het verlangen naar het immorele. Het is ongetwijfeld de reden waarom hij geïnteresseerd was in het verhaal van James.''
,,Maar'', zegt De Leeuw, ,,we moeten niet vergeten dat James dit verhaal in het pre-freudiaanse tijdperk schreef. Wij bezien het nu met post-freudiaanse ogen, maar we moeten er geen post-Dutroux-verhaal van maken. Dan doen we het stuk tekort.''
The turn of the screw van De Nationale