Review
Het complexe leven gevat in een Prada-bloesje
Moralisme en utopie zijn uit de kunst en de architectuur verdwenen. De idealen van het modernisme zijn vervangen door een heel ander gedachtengoed. De kunst accepteert het kapitalisme. Wie het anders wil, kan zich geen navelstaren veroorloven; de níeuwe kunst moet zich op mens en maatschappij richten.
Dit zijn enkele van de verschijnselen die kunstcritica Anna Tilroe in 'Het blinkende stof' in kaart brengt. De essays uit de bundel werden eerder gepubliceerd in NRC Handelsblad in de serie 'Vergezichten'. Om zicht te krijgen op de westerse cultuur van nu interviewde zij gezichtsbepalende architecten, ontwerpers en kunstenaars, bezocht exposities en bestudeerde steden en gebouwen.
In de blokvormige stad Brasilia komt ze het failliet van het modernisme tegen, in Los Angeles de huidige obsessies in al hun extremiteit. Hier prijkt op reclameborden langs Hollywood Boulevard de pornoster Angelyne, het 70-jarige symbool van de zichzelf scheppende mens die door fitnesstraining, plastische chirurgie en gezond eten een prachtig lichaam kan houden. Hier is iedereen acteur in zijn eigen, maakbare schijnwereld. Hollywood imiteert niet de werkelijkheid, de werkelijkheid imiteert Hollywood.
De architectuur die bij deze theatrale wereld hoort, valt te bewonderen in het gigantische Urban Entertainment Center waar de bioscopen, winkels en bars er uitzien als decors. Jon Jerde is de architect die het heeft bedacht, en het sleutelwoord van deze anti-modernist is experiences. Hij ontwerpt dus ervaringen, en de belangrijkste activiteit waaraan deze ervaringen gekoppeld worden, bestaat uit 'shoppen', het sociale bindmiddel van deze tijd.
Shoppen, experiences, imago en illusie, leiden ons verder naar het fenomeen branding ('merking'). Wat vroeger alleen een merknaam (brand) was, vertegenwoordigt nu een identiteit met een eigen belevingswereld. Branding beperkt zich niet alleen tot de commercie: er is een Nederlands kunstenaarsduo dat een merknaam heeft aangenomen, 'Kkep'. Volgens Kkep staat een merk voor allerlei waarden, het is een constructie die de persoonlijke identiteit vervangt. Kkep laat heel duidelijk zien dat ook in de kunst de veroordeling van de consumptiemaatschappij heeft plaatsgemaakt voor acceptatie.
Je kunt concluderen dat mensen in de huidige amusementscultuur passief ondergaan wat de commercie hen voorzet. Een eigen visie of vormen van verzet horen bij het aloude idealisme. Verontrustend is, dat zelfs een wereldberoemde architect als Rem Koolhaas ieder moralisme overboord gooit, niet minder dan Kkep. Koolhaas wil geen mening verkondigen, hij wil slechts begrijpen wat er gebeurt, en meedoen. Shoppen en branding behoren ook tot zíjn werkterrein. Voor het luxe-modemerk Prada ontwierp hij winkels en reclameteksten met een hoog gebakkenluchtgehalte. Volgens Koolhaas voegt Prada met behulp van 'intelligentie als altruïstisch gebaar' extra 'waarde' toe aan zijn produkten.
Mevrouw Prada zelf, ook door Tilroe geïnterviewd, doet daar nog een schepje bovenop. Als we haar moeten geloven, zitten de complexiteit van de wereld en het drama van het leven allemaal in een Prada-bloesje of -tasje gevat. De verbeelding wordt tegenwoordig ingezet voor produkten.
Volgens Tilroe deint de hedendaagse kunst zonder idealen mee op de golven van de nieuwe cultuur, zonder antwoord te geven op de beeld- en spektakelcultuur waarin de mens neemt zonder te geven. Zij vindt dat de nieuwe kunst de menselijke conditie moet tonen en maatschappelijk gericht moet zijn. Wat Tilroe daarbij voor ogen staat, zijn website-culturen en samenwerkingsverbanden tussen architecten, kunstenaars, wetenschappers en de commercie.
Tilroe ziet het als de taak van musea hun objectgerichte aanpak te vervangen door een 'discussie over wat blijvende betekenis heeft'. Maar hoe ziet dat er dan uit? Zij bespreekt een kunsttentoonstelling over 'shoppen' en de Jeroen Bosch-tentoonstelling in Museum Boijmans, waar oude kunst gecombineerd werd met nieuwe én met een rokje van Prada. Maar is dat geen erg krampachtige poging om kunst 'van iedereen' te maken? Publieksgerichte tentoonstellingen moeten met de entertainmentcultuur concurreren. Volgens Tilroe kan dat door er met een duidelijke strategie op in te gaan of juist door er nadrukkelijk afstand van te nemen.
Tilroe laat in haar heldere en goed geschreven boek niet alleen zien hoe de kunst toenadering zoekt tot de nieuwe cultuur, zij geeft ook aan hoe de kunst zich daarin profileert. Het zijn interessante observaties met verontrustende kanten, die Tilroe nauwelijks kritisch benadert. Voor mij is shoppen als kunstthema oninteressant. Maar niet voor Tilroe. Het is blijkbaar vanzelfsprekend dat het domein van de verbeelding is ingepikt door de commercie en dat het kunstwerk is beroofd van de vrijheid om zichzelf te zijn. Het zit in een keurslijf van maatschappelijke relevantie en moet begrepen kunnen worden. Voor abstractie of intuïtie is daarin bijvoorbeeld geen plaats.
Dat blijkt als Tilroe haar collega-criticus Janneke Wesseling ervan langs geeft wanneer deze een beroep doet op haar intuïtie bij de beschouwing van kunst. Wesselings manier van kijken, met een esthetische blik die het kunstwerk op visuele inhoud beoordeelt, is in de ogen van Tilroe volkomen achterhaald. Net als Intuïtie trouwens, dat thuishoort in hetzelfde rijtje als Zuiverheid en Essentie. Het zijn volgens Tilroe onvatbare begrippen. Zo resoluut als zij deze traditie afwijst, zo gecharmeerd lijkt ze van het nieuwe jargon -dat zeker niet minder vaag is. Bijvoorbeeld wanneer een ontwerper orakelt over een 'nieuwe, vervloeiende, gedematerialiseerde wereld' waarin 'alles informatie' wordt, 'anything flows'.
De 'dissident' Jan Vercruysse komt in het boek als een verademing. Deze Belgische kunstenaar verzet zich tegen kunst die moet communiceren en een boodschap heeft. Volgens hem is kunst het laatste domein voor afzondering. Daarom weigerde hij deelname aan het megaspektakel van de Dokumenta van Jan Hoet in '92. Het publiek zou misschien gaan denken dat kunst amusant en sensationeel moet zijn.
Deze ouderwetse kritische houding komt mij zinniger voor dan de nieuwe. Laten de scherpzinnige observaties van Anna Tilroe een aanzet zijn tot een discussie -en niet tot een nieuwe doctrine. Laten we hopen dat kunst ook nog een ontsnapping biedt. Waarom zou het geen vrijplaats mogen zijn?