Recensie

Herinneringen van een creatieve, intelligente Berbervrouw in Frans Tunesië

null Beeld Fadhma Aïth Mansour Amrouche
Beeld Fadhma Aïth Mansour Amrouche

De herinneringen van een in 1967 gestorven Berbervrouw tonen hoe moeilijk het leven in Frans Tunesië was.

Monica Soeting

Fadhma Aïth Mansour Amrouche
De geschiedenis van mijn leven. Autobiografie van een katholieke Berbervrouw
Jurgen Maas; 279 blz.
€ 19,99

Ze werd in 1882 als buitenechtelijk kind geboren in een dorp in Kabylië, in het noorden van Tunesië. Haar moeder was een jonge weduwe met twee zoontjes die zwanger was geworden van een dorpsgenoot. Haar minnaar ontkende dat hij de vader was. De moeder hertrouwde met een verstandige, zorgzame man, maar ging niet met hem mee toen hij na de dood van zijn oudste broer diens plaats in zijn eigen familie moest innemen.

Ze hield haar gezin in leven met het voedsel dat ze zelf verbouwde en de opbrengst van de gewassen die ze op de markt verkocht. Ze was een dappere, doortastende vrouw. “De tatoeage op mijn kin is meer waard dan een mannenbaard”, placht ze te zeggen.

Haar kleine dochtertje werd het mikpunt van spot en smaad; andere kinderen sloegen haar. Haar moeder bracht haar naar een Frans nonnenklooster, maar ook daar werd ze mishandeld. Gelukkig kon ze terecht bij een Franse meisjeskostschool; Tunesië viel destijds nog onder de heerschappij van Frankrijk.

Berberliederen

Toen de school wegens geldgebrek dichtging, vond de inmiddels jonge vrouw werk in een Frans katholiek ziekenhuis. Hier ontmoette ze haar toekomstige man, een Berberse, christelijke onderwijzer. Na haar huwelijk trok ze met haar man in het huis van haar schoonvader, een nietsnut die het vermogen van zijn vader verkwanselde. Ze kreeg acht kinderen, van wie er vijf op jonge leeftijd stierven.

Ze verhuisde ettelijke malen, woonde in Tunesië en in Frankrijk, beheerde financiën van het gezin en zorgde ervoor dat haar kinderen goede opleidingen konden volgen. Vierenzestig jaar later schreef ze haar levensverhaal op verzoek van haar zoon, de schrijver Jean Amrouche. Ze heette Fadma Aïth Mansour Amrouche en ze is de geschiedenis ingegaan als de vertaalster van Berberliederen die haar dochter, de schrijfster en zangeres Taos Amrouche, ten gehore gebracht.

Doorzettingsvermogen

Zesenvijftig jaar nadat Amrouche’s herinneringen in het Frans verschenen, zijn ze nu in het Nederlands vertaald. De bezorgers ervan noemen ‘De geschiedenis van mijn leven’ in hun inleiding een ‘ongepolijst, eerstehands verslag van het voor ons soms onvoorstelbare dagelijkse leven in Kabylië, Algerije, Tunis en Parijs in de Franse koloniale tijd’. Waaraan ze toevoegden: ‘Uit de mond van een vrouw’, alsof het hier om een apart soort mens gaat.

Zouden ze ‘Uit de mond van een man’ hebben geschreven als het om de herinneringen van Amrouche’s man of zoon was gegaan? Ook de opmerking dat het hier gaat om een ‘ongepolijst’ verslag slaat de plank mis. Amrouche had een goede opleiding genoten en probeerde ondanks haar drukke leven zoveel mogelijk te lezen.

“Mocht er een gevoel voor poëzie en voor de kunst in Marie-Louise en mij huizen, dan hebben we dat aan jou te danken”, schreef Jean Amrouche in een ontroerende brief aan zijn moeder. Je kunt hoogstens vaststellen dat Fadma Amrouche in haar herinneringen nauwelijks iets over haar vertalingen vertelt, maar des te meer over haar familieleden en haar huishouden.

‘De geschiedenis van mijn leven’ schreef ze dan ook in de eerste plaats voor haar kinderen. Bovendien lijkt ze zich in haar verhaal aan het ideaal van de bescheiden vrouw te hebben aangepast. Wie zorgvuldig leest, ziet echter zoveel meer: haar creativiteit, haar intelligentie en haar enorme doorzettingsvermogen.

Haar herinneringen laten vooral zien hoe moeilijk het was om in een Franse omgeving op te groeien. Hoewel Amrouche christen werd genoemd, was ze nooit echt gelovig. Maar als niet-moslim werd ze door haar landgenoten gewantrouwd, terwijl de meeste Fransen haar als Berberse als minderwaardig beschouwden. “Ondanks mijn door en door Franse scholing, heb ik me nooit innig verbonden kunnen voelen met de Fransen of Arabieren”, schreef ze. “Altijd ben ik een banneling gebleven, nooit ergens écht thuis.”

Alles gaat voorbij

Toen haar oudste zoon het huis verliet en zij tegen haar zin net weer een kind had gekregen, diepte ze alle gedichten en liederen over ballingschap uit Kabylië op: “Terwijl ik mijn laatstsgeborene wiegend suste, suste ik ook mijn eigen pijn, met dikke tranen op mijn wangen. Wat heb ik sindsdien veel gezongen!”

Aan het einde van een naschrift dat ze in 1962, vijf jaar voor haar dood, aan haar herinneringen toevoegde, troostte ze haar dochter met de woorden ‘alles gaat voorbij, alles vergaat’.

Gelukkig blijft ze in dit levensverhaal voortbestaan.

Lees hier meer boekrecensies van Trouw.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden