Tiende sterfdag

Harry Mulisch schreef als Homerus, maar was nog te beroerd om zelf koffie te zetten

Harry Mulisch in 2007 in zijn werkkamer. Onno Blom werkte aan een biografisch portret over hem. Beeld Mark Kohn
Harry Mulisch in 2007 in zijn werkkamer. Onno Blom werkte aan een biografisch portret over hem.Beeld Mark Kohn

Een groot literator en een ijdele kwast, Harry Mulisch was het allebei. Tien jaar na zijn dood maakte Onno Blom een biografisch portret van misschien wel de laatste Nederlandse schrijver op de Olympus.

Sander Becker

Harry Mulisch kreeg tijdens zijn leven heel wat te verduren. ‘Bestrijd het leed dat Mulisch heet’, fulmineerden de student-schrijvers van Propria Cures. ‘Het werk van Mullis / Is niks als vullis’, spotte koningin Juliana in een gedicht van Gerard Reve. Zelfs Donald Duck maakte de verheven literator belachelijk door hem weg te zetten als ‘Harry Muesli’, het grote genie achter ‘De ontdekking van de zemel’.

Eerlijk is eerlijk, de schrijver heeft het er zelf naar gemaakt. Hij stierf op 30 oktober 2010, maar tien jaar na dato wordt hij nog altijd herinnerd om zijn arrogantie. De ijdele dandy was vol van zijn eigen talent. Hij spiegelde zich graag aan Goethe en Thomas Mann, want ja, hij was nu eenmaal een groot schrijver, ‘daar helpt geen moedertjelief aan’. Op de achterkant van zijn boek ‘De pupil’ plaatste hij een foto van zichzelf in zwembroek, turend naar een vulkaan in de verte. Het onderschrift: ‘Van links naar rechts: de Vesuvius, Harry Mulisch.’

De achterkant van het masker

Was Mulisch echt zo erg? “Ja en nee”, verklaart Onno Blom in zijn werkkamer in een achttiende-eeuws Leids hofje. De literaire journalist heeft zojuist een biografisch portret van Mulisch uitgebracht met als titel ‘De wondergrijsaard’. In het boek laat hij ‘de achterkant van het masker’ zien. Blom voerde talloze gesprekken met Mulisch’ kinderen, zijn weduwe en bevriende schrijvers. Bovendien put hij uit eigen herinnering, want hij kende de meester persoonlijk. In 2002 verbleef hij een half jaar in Mulisch’ werkkamer om ‘Zijn getijdenboek’ te maken, een geïllustreerd biografisch portret.

Zijn eerste interview met Mulisch hield Blom in 1997 voor Trouw. “Een drama”, vertelt hij. “De bandrecorder was blijven stilstaan, de schrik van elke journalist. Toch leverde het een aardig artikel op. Het ging over het verstrijken van de tijd. Grappig, vond Mulisch, dat de bandrecorder uitgerekend tijdens een gesprek over dat onderwerp had stilgestaan. We raakten bevriend en hielden tot het eind contact. Mulisch was niet erg aanraakbaar, niet iemand om mee te knuffelen. Maar we hadden wel warme gesprekken. Hij was bereid over alles te praten. Ik heb hem leren kennen als aardig, geestig en gastvrij.”

Harry Mulisch op het Boekenbal in 1977.   Beeld
Harry Mulisch op het Boekenbal in 1977.Beeld

Privé stelde de schrijver zich absoluut niet arrogant op, vervolgt Blom. “Maar dat wil niet zeggen dat hij het niet wás. Hij was wel degelijk heel zelfovertuigd, zelfvoldaan en ijdel. Hij deed alleen wat hij zelf wilde. Van anderen trok hij zich weinig aan. Voor een schrijver strekt zo’n houding tot aanbeveling, vind ik. Maar veel mensen hadden er moeite mee. Ze vonden Mulisch een lul. Dat was ook precies de bedoeling, zei hij, want dan hielden ze een beetje afstand en had hij geen last van ze.”

De arrogantie was, naast een karaktertrek, ook een spel. Mulisch bouwde zijn hooghartigheid uit tot een altijd herkenbaar imago. Als hij er commentaar op kreeg, deed hij er nog een schepje bovenop. Een verslaggever vroeg hem ooit of het niet eens tijd werd voor een standbeeld. Mulisch antwoordde: ‘Ja, maar dan wel op een paard’. Vervolgens stond hij op en deed hij voor in welke pose hij moest worden vereeuwigd: licht door de knieën gebogen, staand in de stijgbeugels, de blik strak op de horizon. “Dat soort ironie, daar kan ik enorm van genieten”, zegt Blom. “Mulisch trok zich niets aan van de Nederlandse maaivelddoctrine. Dat vind ik verfrissend en grappig.”

Mulisch’ inborst kwam vermoedelijk voort uit zijn verscheurde jeugd. Zijn ouders waren gescheiden in 1936, toen hij negen jaar was. Vervolgens liet zijn moeder hem in de steek. Iets later, tijdens de Tweede Wereldoorlog, werkte zijn vader als bankier voor de nazi’s, terwijl zijn moeder op het nippertje aan de Jodenvervolging ontsnapte. “Desondanks heeft Mulisch zich nooit als slachtoffer opgesteld”, zegt Blom. “Integendeel, hij heeft van zijn zwakte zijn kracht gemaakt. Maar overal in zijn werk voel je de tragiek.”

Bloms titelwoord ‘wondergrijsaard’ is door Mulisch zelf bedacht. Toen Gerard Reve hem in 1962 had uitgemaakt voor ‘belegen literair wonderkind’, zwoer Mulisch dat zijn beste werk nog moest komen. ‘Ik zal een wondergrijsaard zijn’, schreef hij, ‘let maar eens op.’

Hij loste zijn belofte in, onder meer met ‘Twee vrouwen’ (1975), zijn definitieve doorbraak bij het grote publiek. Het boek verscheen in enorme oplages. Net als de bestseller ‘De aanslag’ (1982) is het nog altijd populair onder scholieren. Mulisch’ magnum opus, ‘De ontdekking van de hemel’ (1992), kwam pas uit toen de schrijver 65 was. Zoete wraak.

Hij noemde zichzelf uiteindelijk ‘De Grote Eén’

Niet alleen literair, ook qua gezondheid bleef Mulisch lang vitaal. Hij overleefde Hermans en Reve, met wie hij steevast als ‘de Grote Drie’ werd aangemerkt. Uiteindelijk noemde hij zichzelf ‘De Grote Eén’.

Blom heeft heimwee naar de tijd dat die drie Olympiërs nog heersten over de Nederlandse literatuur. “Hun werk dééd ertoe. Er werd met spanning uitgekeken naar alles wat ze schreven. Dat mis ik in de huidige literatuur. Onderling voerden Hermans, Reve en Mulisch een venijnige strijd. Maar door steeds naar elkaar te verwijzen, hielden ze elkaar ook in het zadel. Met hun haantjesgedrag drukten ze andere goede schrijvers weg. Jan Wolkers, Hugo Claus, Remco Campert en Hella Haasse vonden dat vreselijk.”

De Grote Drie hadden elk hun eigen kwaliteiten. “Reve was veruit de grootste stilist”, zegt Blom. “Een provocateur die je hard kon laten lachen. Hermans was een machtige denker, een polemist voor wie iedereen bang was. En Mulisch was die ijdele kwast, maar ook een echte oeuvreschrijver: elk woord, elke zin, elk boek, alles hangt bij hem samen, als organen in een lichaam. Zijn oeuvre was zijn tweede lijf, zei hij zelf. En in dat onsterfelijke lichaam leeft hij voort. Het knappe van Mulisch, vervolgt Blom, is dat hij zich bleef vernieuwen. “Reve en Hermans schreven elke keer hetzelfde boek, Mulisch zocht het experiment.

Onno Blom, schrijver van het biografisch portret van Mulisch. Beeld Stephan Vanfleteren
Onno Blom, schrijver van het biografisch portret van Mulisch.Beeld Stephan Vanfleteren

Soms leverde dat een faliekante mislukking op. Het boek ‘De verteller’ is bijvoorbeeld zo ingewikkeld dat het onleesbaar is. Critici sabelden het neer. Mulisch leerde daarvan. Voortaan beschreef hij het ingewikkelde heel eenvoudig. Dat werkte fantastisch.”

Overspelige rokkenjager die zijn kinderen weigerde op te voeden

De kritieken werden gaandeweg steeds lyrischer, ook in het buitenland. The Wall Street Journal vergeleek Mulisch na ‘The Discovery of Heaven’ met Homerus, Dante en Milton. Maar in eigen land zat zijn imago hem toch in de weg. Veel lezers meden zijn werk, bijvoorbeeld omdat ze zich ergerden aan zijn onwrikbare Castro-verering, zijn pedante verwijzingen naar de Griekse mythologie of zijn eindeloze symboliek. Of omdat hij bekendstond als overspelige rokkenjager die zijn eigen kinderen weigerde op te voeden en die nog te beroerd was om zelf koffie te zetten. Of omdat hij vrouwonvriendelijk zou zijn, wat genadeloos tot uitdrukking kwam op de feministische meetlat van maandblad Opzij: hij scoorde een -3. Maar het is wel ‘een beetje burgerlijk’ om zo’n gelauwerd oeuvre links te laten liggen alleen omdat de kunstenaar je niet aanstaat, vindt Blom.

Hij raadt huiverige lezers aan om toch eens te beginnen met het autobiografische ‘Voer voor psychologen’. “Mulisch beschrijft daarin hoe hij als driejarig jongetje door zijn vader om een pakje sigaretten wordt gestuurd. Vanaf dan ziet hij het leven als een opdracht. Het is een oerscène die je aan het lachen maakt én ontroert.”

Blom hoopt dat hij met De wondergrijsaard de nieuwsgierigheid heeft geprikkeld. “Stel dat een 17-jarige na mijn boek een roman van Mulisch gaat lezen. Dat zou het grootste compliment zijn.”

Onno Blom, De wondergrijsaard, 256 blz., 21,99 euro, uitgeverij De Bezige Bij.

Is zo’n Olympische berg nog wel van deze tijd?

“Vooropgesteld, Harry Mulisch was een heel groot schrijver”, zegt literatuurwetenschapper Sander Bax. “Maar wat hem vooral tot een ‘Olympiër’ maakte, was dat hij het zelf zo vaak benadrukte. In interviews, essays en autobiografische boeken heeft hij in veertig à vijftig jaar zorgvuldig het imago opgebouwd van een genie.

“Tv-mensen, journalisten en recensenten deden gretig aan die beeldvorming mee. Ze vonden het intrigerend, net als het publiek. Als toeschouwer dacht je: Mulisch zal die opschepperij toch niet echt menen? Hij stelde zich bewust dubbelzinnig op. In mijn biografie ‘De Mulisch Mythe’ uit 2015 laat ik zien dat hij een slim imagospel speelde.

“Hij maakte ook handig gebruik van de tv. Die ontwikkelde zich precies in de periode waarin hij als schrijver opkwam. Hij verscheen uitgebreid in beeld, terwijl zijn filosofie juist was dat je als schrijver onzichtbaar moest verdwijnen achter je werk. Die paradox heb ik altijd fascinerend gevonden.

“In de huidige tijd is het voor schrijvers veel lastiger om zo’n subtiel imagospel te spelen. Ze krijgen op tv nu nog hooguit acht minuten de tijd. Bovendien worden ze voortdurend aangesproken als de hoofdpersoon van hun eigen werk. Voor het literaire onderscheid tussen schrijver en personage is nauwelijks nog ruimte.

“Wat ook meespeelt, is dat de mediacultuur complexer is geworden. Er zijn extra zenders bijgekomen, en internet. Daardoor val je als schrijver minder snel op. En nog iets: iederéén schrijft tegenwoordig een boek, van voetballers tot fotomodellen. Dit maakt dat er niet snel meer een nieuwe ‘Grote Drie’ zal ontstaan, à la Mulisch, Hermans en Reve.

“Toch denk ik niet dat Mulisch de laatste Olympiër was. Ook nu zijn er auteurs die zich op een vergelijkbare manier een imago proberen aan te meten. Denk aan Ilja Leonard Pfeijffer. Die heeft lang het beeld van de bohémien gecultiveerd, terwijl Mulisch de dandy was. Het zijn allebei clichés uit de negentiende eeuw.

“Pfeijffer heeft inmiddels net als Mulisch een indrukwekkend oeuvre. Ook wat dat betreft komt hij in aanmerking als Olympiër. Dat geldt ook voor Grunberg en Van der Heijden. Maar ik denk ook aan een schrijver als Manon Uphoff. Haar laatste roman ‘Vallen is als vliegen’, over misbruik, kreeg veel media-aandacht. Het boek was tegelijk autobiografisch én literair complex, de twee criteria die Mulisch tot een Olympiër maakten. Toch zal een vrouw niet snel bestempeld worden als Olympiër. Het is echt een mannelijk concept.

“Datzelfde kun je natuurlijk zeggen over het idee van ‘De Grote Drie’. Dat was een nostalgisch concept waar een mannelijke logica aan ten grondslag lag: concurrentie. Schrijfster Niña Weijers wil er daarom niets van weten. Zij heeft expliciet afstand genomen van de apenrots omdat ze weigert literatuur te zien als een wedstrijdje.

“Je zou je inderdaad kunnen afvragen of zo’n Olympische berg nog wel van deze tijd is en of we niet beter kunnen denken in termen van een heuvellandschap met verschillende toppen. Het lijkt me in elk geval belangrijk om in onze literatuurgeschiedenis aandacht te hebben voor diversiteit.”

Een golfje Mulisch-boeken

Naast ‘De wondergrijsaard’ verschijnen er nog diverse andere Mulisch-boeken rondom de tiende sterfdatum van de schrijver:

- ‘Zo’n genie ben je nou ook weer niet’ van Alice Schwarz, de moeder van Mulisch. Het boek, verzorgd door Mulisch-biograaf Robbert Ammerlaan, bevat brieven die de Joodse vrouw na haar emigratie naar de Verenigde Staten (in 1951) aan haar zoon schreef. (De Arbeiderspers)

- ‘Ik kan niet dood zijn, Aforismen’, Harry Mulisch. Een verzameling invallen, observaties en aforismen die Mulisch in de loop van zijn leven optekende in schriften en op losse velletjes. (De Bezige Bij)

- ‘Het mirakel’, Harry Mulisch. Magisch-realistische taferelen rond de heer Tiennoppen, een personage dat in worsteling is met de werkelijkheid. De bundel bevat een nog onbekend verhaal. (De Bezige Bij)

Lees ook:

Tien jaar na zijn dood houdt ‘De Aanslag’ Harry Mulisch nog altijd fier overeind

Hoe houdbaar is het werk van Harry Mulisch? Tien jaar na zijn dood scoort de schrijver nog altijd goed, al lijken zijn symboliek en zijn vrouwelijke personages ietwat achterhaald.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden