BoekrecensieMemoir
Grootmoeder sloot een deal met een pedofiel
In dit voortreffelijke memoir daalt Heleen Debruyne af in de inktzwarte krochten van haar familiegeschiedenis.
De grootmoeder van Heleen Debruyne is al drie jaar dood, maar heeft nooit een uitvaart gekregen. De urn met haar as – het goedkoopste model – staat tussen de verfblikken en onkruidverdelger in het tuinhuisje van haar ouders. Waarom ze daar staat, wil Debruynes geliefde weten. Debruyne, rammelend met de urn: ‘Volgens mijn moeder staat ze daar voor straf’.
Debruyne (1988) groeide op in het West-Vlaamse Roeselare, omgeven door een gevoel van onbehagen, van duisternis. Op haar twaalfde wilde ze al ontsnappen, al wist ze niet precies waaraan. Er zat een lijk in de kast waar niemand over sprak. ‘In mijn familie wordt de rauwe werkelijkheid vermeden’, schrijft ze in De huisvriend, en hoe brokken en beetjes van de lugubere waarheid langzaam haar kant opkwamen.
Terwijl haar zwangere vriendinnen panikeren over zaken als klimaatverandering, muterende virussen en institutioneel racisme, is Debruyne – ook in verwachting – bang voor een erfzonde, voor een aangeboren wreedheid. Wat als zij op grootmoeder Trees lijkt? De moeder van haar vader die in het verleden een wel heel akelige deal sloot met de excentrieke huisvriend Albert?
Een les over moederschap
‘Voor ik zelf een kind krijg moet ik haar begrijpen. Ergens in haar leven schuilt een les over het moederschap’, aldus Debruyne in dit sterke memoir waarvoor ze in de inktzwarte krochten van haar familiegeschiedenis afdaalde. Het zijn de jaren zestig, vrouwenbladen raadden een ‘kleine werkkeuken’ aan. Het bereiden van eten moest voor de hardwerkende man onzichtbaar blijven, zijn maaltje diende feestelijk te worden geserveerd in de eetkamer. ‘Een tafel in de keuken was te gemakkelijk en kweekte luie moeders.’ Een tijd van grote benepenheid dus, maar ook van feministisch rumoer.
Trees is getrouwd met een nogal slap sujet, een schuinsmarcheerder bovendien. Geld heeft hij ook al niet, maar daar komt de rijke huisvriend in het spel. Hij betaalt voor alle met zware botersauzen overgoten etentjes, voor de hotels, de reisjes, de villa. Grootmoeder was een vrouw die de barricades niet op hoefde, schrijft Debruyne, zij had het patriarchaat naar haar hand gezet: ‘Bijna kan ik haar bewonderen om zoveel handigheid. Maar dan zie ik mijn vader voor me, enig kind aan een rijkelijk gedekte tafel met volwassenen, en daarna in het donzige hotelbed naast Bertie, en denk ik aan wat Vonne zei: “Andere moeders lieten hun kind niet alleen bij Albert”.’
Want dat is de deal die Debruyne’s grootmoeder met de huisvriend sloot: zij de weelde, hij naar believen haar enige kind.
Ook dat wat stinkt, wat lelijk is, dat wat het daglicht amper kan verdragen onthullen; de schrijver van een memoir is niets zonder een bepaalde mate van meedogenloosheid. En nietsontziend, dát is Debruyne. Zo openbaart ze een flink aantal fragmenten uit de dagboeken van haar grootvader, een pathetisch figuur die zijn zoontje ernstig verwaarloosde, wegkijkend van het misbruik.
Wat De huisvriend vooral tot een voortreffelijk memoir maakt, is de open blik waarmee ze haar historie, haar familie bekijkt. Mild is ze niet, maar ze plaatst de gebeurtenissen wel in een context, in een tijd, rekening houdend met de aldoor veranderende seksuele moraal. Ja, dat wat haar grootmoeder deed, was weerzinwekkend en onvergeeflijk, maar Trees was ook een intelligente huisvrouw die hopeloos verstrikt zat in haar huwelijk en in de normen van haar tijd, wier ambities bleven plakken op de vette keukenvloer.
‘Eindeloze lege dagen, uren en minuten die ze even kon vullen met kopen, drinken en dansen maar die elkaar onverbiddelijk bleven opvolgen, steeds even leeg. Was het anders geweest in andere omstandigheden? In een idyllisch huwelijk, in andere tijden, op een andere plek, na een betere bevalling?’
Essayistische zijpaden
In Vuile lakens. Een hedendaagse visie op seksualiteit, Debruynes in 2016 verschenen essaybundel, concludeert ze samen met historica Anaïs van Ertvelde dat seksuele vrijheid een illusie is. Ook in De huisvriend slaat Debruyne vele essayistische zijpaden in met gedachtes over seksualiteit, over feminisme, het moederschap, over hoe mannen en vrouwen zich tot elkaar verhouden. Goed doorwrochte passages zijn dat, waarin Debruyne de nuance niet schuwt.
Die nuance zit soms ook in de weg, bekent ze moedig. Ze slaagt er niet in haar familiegeschiedenis te omvatten, ermee af te rekenen. Steeds beschijnt weer een ander licht de zaak, een nieuw excuus om een oordeel uit te stellen. Zelfs voor de huisvriend toont ze mededogen: ‘Stel je voor: je hebt seksuele verlangens maar je mag die niet, nooit, in praktijk brengen. Dat is een straf, het is deerniswekkend.’ Dan grijpt haar lief in: ‘Allemaal waar, uitstekende verzachtende omstandigheden. Maar een kind heeft jarenlang met een pedofiel samengeleefd. Iemand draagt daar verantwoordelijkheid voor.’
Heleen Debruyne
De huisvriend
De Bezige Bij; 208 blz. € 21,99