Grensreis met geur- en geluidspaden
’Ontmoetingen Hardenberg-Neuenhaus’ van Elsbeth Cochius, t/m 14/11 in de Kunstsuper van Hardenberg, cat., 0523-260013.
Aangezien beeldende kunstenares Elsbeth Cochius in Enschede woont, is zij vertrouwd met de raadselen en geheimen die rondwaren in grensgebieden.
Tijdens haar voettocht door het grensoverschrijdende niemandsland tussen het Overijsselse Hardenberg en Neuenhaus in het Duitse Niedersachsen, ontdekte Cochius vele wegen. Handels- en postwegen naar de Hanzesteden, kerkpaden, hellewegen en ginds nog een liekweg. Ze liep de weg heen en terug, en duidde haar grensreis met verzamelde stenen en kloeke linosneden, nu in Hardenbergse expositie bijeen.
Zelf verzon Elsbeth Cochius een particulier geurpad met bijbehorend geluidspad. Haar geluidspad overhuifde zij aldus: ,,stapstap,.brrrr, toeeeet, broem, brrrrroemmm, tsjirrip, tsjirrip, tsjirrip, rrrrrrr, kiewie, kiewiet, stapstap, booeee, bèèh, stapstap, sssjjsjjssjjj, fffffffff, wie, wie, had ich die lieb!, Fritz Fritz Fritz, willst du mit zum Wein gehn?, krrrrt, krrrnt, knrt, sjt, sssjjsjjjssjjj, ffffffff, sie tèh, tèh, siet, siet en zo verder: van verkeerslawaai naar zachte geluiden, van helder vogelgezang naar monotoon gezoem van ventilator of het gedruis van mensen in een dorp naar een weg die alles overstemt en langzaam weer wegsterft en dan de rust van het bos of veld.’’
Voor haar geurpad rangschikte Cochius: frisse ochtendlucht, uitlaatgassen, asfalt, stof, uitlaatgassen, gras, mest, hooi, zoet fluitekruid, diesel, stof, mest, hars, zand, hars, water, veen, verstikkend zware aardlucht, diesel, stof, gras, graan, scherpe irriterende kippenmest, dennegeur.’’ De grens passerend ziet zij over elkaar buitelende boerenzwaluwen boven een mesthoop op vliegenjacht, en schetst die later in haar atelier op een tien meter lange rol rijstpapier.
De bomen van het Fürstliche Wald wisselen af met zandafgravingen, stuivend wit zand, schilderkunstige aardlagen met grillige patronen, extra sterk naar hars ruikende gevelde boomstammen, blauwgroene oerbronnen en Keltische grafheuvels uit de bronstijd. Door zandstormen gepolijste en driehoekige stenen (windkanters) vertellen hun roestigoranje gekleurd verhaal uit de ijstijden. Als bijoutjes belicht liggen de windkanters te stralen op de tentoonstelling in Hardenberg, met daarachter behangrollen vol geschilderde uitvergrotingen.
Weinig ontgaat Cochius’ kunstenaarsoog: ,,Om een grasspriet zie ik een bijna lichtgevend zijden klokje aan een draadje hangen. Dit spinsel wordt ’feeënlampje’ genoemd en bevat de eieren van een spin. Even later zie ik er nog één maar nu bekleed met zandkorrels waarmee de spin de cocon kunstig heeft gecamoufleerd.’’