recensieGorillaz
Gorillaz maakt het wel erg bont met gastmuzikanten
Pop
Gorillaz
Song Machine: Season One – Strange Timez (Parlophone/Warner)
★★
Gorillaz heeft de klassieke, conservatieve mal van het popalbum naast zich neergelegd, zo verkondigde de band van Blur-frontman Damon Albarn begin dit jaar. Want die mal is als beschimmeld brood. Enter, een gloednieuwe werkwijze: de ‘Song Machine’.
Vanaf nu zou Gorillaz – bestaande uit de computergeanimeerde stripmuzikanten Noodle, 2D, Murdoc en Russel – alleen nog nummers een voor een uitbrengen. Maar hoe innovatief is dat? Zowat alle artiesten releasen de laatste jaren single na single om zo in het juiste pulletje te vallen van de Spotify-algoritmen.
De Song Machine draait volgens Gorillaz ‘op pure chaos en voedt zich met het onbekende’. Wat heet, die pure chaos: het aantal gastbijdragen is immens. Damon Albarn was al nooit vies van een gastmuzikant of vijf, maar nu maakt hij het wel erg bont met op elke song een of twee zangers of rappers. Uitkomend op een totaal van 24. Een greep: Robert Smith (The Cure), Elton John, Beck en wijlen Tony Allen, de legendarische afrofunkdrummer. R&B. Hiphop. 80’s-synthpop. Zwoele soul. Allemaal op smaak gebracht met die elektronische saus van Albarn.
Los van elkaar contrasteren al die genres niet zo. Maar uiteindelijk brengt Gorillaz toch nog in zekere zin een album uit: ‘Song Machine: Season One – Strange Timez’. En dat resulteert al snel in een onsamenhangend allegaartje.