Hoe kijk je naar anderen, hoe wil je dat anderen je zien? Het Fries Museum toont deze maanden (zelf)portretten uit de collectie van de National Portrait Gallery in Londen.
Er zijn mensen die een fotograaf inhuren om de beste foto’s te laten maken voor hun profielfoto op sociale media. Niets nieuws onder de zon: al eeuwen doen mensen veel moeite om zichzelf zo gunstig mogelijk in de etalage te zetten. In portretten van steen, brons, in een olieverfschilderij of op een foto. Liefst op zo’n manier dat de toeschouwer niet alleen leert hoe iemand eruit ziet, maar dat ook meteen duidelijk is wat die persoon vertegenwoordigt. Dat kan macht of roem zijn, maar ook humor of zelfs liefde.
De National Portrait Gallery in Londen verzamelt sinds 1856 portretten van de belangrijkste personen uit de Britse geschiedenis. Het museum is momenteel gesloten voor een grote renovatie. Een deel van de collectie is nu te gast in Leeuwarden voor de tentoonstelling Icons. Meer dan honderd gezichten kijken de bezoeker aan, elk met een eigen verhaal.
Beslist iconisch is het portret dat koningin Elizabeth de eerste rond 1575 van zichzelf liet maken. Ze was het enige nog levende kind van Hendrik de achtste en Anna Boleyn, en bleef bewust ongehuwd zodat ze alleen en zonder echtgenoot kon regeren. Ze werd daarom wel de maagdelijke koningin genoemd. Kunstenaar Nicholas Hilliard schilderde haar met een ketting met een feniks eraan, de mythische vogel die staat voor maagdelijkheid en wedergeboorte.
Op een heel andere manier, en in een andere tijd, maakte kunstenaar Alex Katz in 2009 een portret van Anna Wintour. Vanaf 1988 tot 2013 was Wintour hoofdredacteur van de Amerikaanse editie van Vogue. Een tijdschrift dat stijl en elegantie wil uitstralen, Wintour koos daarom in het dagelijks leven voor een onveranderlijk perfect donkerblond boblijnkapsel. In zijn portret nam Katz die eenvoud één op één over, en plaatste haar tegen een felgele achtergrond: oogverblindend.
In plaats van uiterst lang en precies passen en meten kan een fotograaf ook inspelen op de suggestie van een toevalstreffer. Fotograaf Richard Avedon portretteerde schrijver W.H. Auden in 1960 op straat in New York terwijl het sneeuwde. Het witte decor zorgt ervoor dat de man lijkt te zweven. De schrijver, die al in de jaren dertig openlijk schreef over zijn homoseksualiteit, woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog in New York, ook na zijn terugkeer in Engeland bracht hij er vaak de winter door.
Bij het afbeelden van zichzelf zijn de meeste kunstenaars opvallend voorzichtig. David Hockney schilderde zichzelf staand voor het schildersdoek, penselen in z’n hand, en zelfs Anthony van Dyck lijkt wat aarzelend naar zichzelf te kijken.
Grayson Perry, een kunstenaar die in zijn werk voortdurend bezig is met identiteiten en daar graag mee speelt, maakte een ‘Map of Days’ als zelfportret. Een landkaart waarop hij al zijn goede én slechte eigenschappen als straatnamen heeft getekend, van een creative side en idealism tot lust for power (machtswellust). In een verre uithoek is een klein huisje bestemd voor het rusten op de lauweren. Voorlopig moet hij in zijn leven nog net zo hard z’n best doen als ieder ander om zich van zijn beste kant te laten zien.