Interview
Geert Buelens over de jaren 60: niet alleen pop en seks, maar ook dekolonisatie
Wie denkt aan de jaren zestig, denkt aan pop en seksuele vrijheid. Maar ook de dekolonisatie past in het rijtje, toont Geert Buelens in zijn standaardwerk.
Geert Buelens is van 1971, en kent de jaren zestig dus alleen maar van horen zeggen. Hij is weleens jaloers op oudere mensen die dat hooggeprezen decennium wel hebben meegemaakt: “Ik denk dat het heel fijn is om op te groeien in een samenleving die vooruitkijkt en die een positieve horizon heeft. Ik heb alleen maar een opeenvolging van crises meegemaakt, één lange rij bezuinigingen, dat was zeker zo in België waar ik geboren ben. Ik ben opgegroeid met punk en No Future, het gevoel dat de toekomst weinig te bieden heeft.”
Maar hij kan zich ook ergeren aan het gesnoef van de babyboomers die de jaren van hun jeugd voortdurend ophemelen en het soms doen voorkomen dat het hun eigen verdienste is geweest dat die zo mooi waren. “Ze houden zich zelden in, ze stralen zo ontzettend veel zelfvertrouwen uit dat ik soms denk dat hun realiteitszin daar onder te lijden heeft.”
Buelens, hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde in Utrecht, schreef ruim duizend pagina’s over de periode 1 januari 1960 tot en met 31 december 1970, elf jaar in totaal. Hij behandelt de politieke en economische geschiedenis, maar vooral ook de ontwikkeling van de cultuur: de pop, de jazz, de klassieke muziek, het theater, de film, de literatuur. De seksuele revolutie komt aan de orde, de dekolonisatie, de tweede feministische golf, de burgerrechtenbeweging in de VS, de verstedelijking, noem maar op. Zijn conclusie: de wereld is er in die periode misschien op vooruitgegaan, maar de grote belofte die de jaren zestig met zich meedroegen: een nieuwe wereld waar iedereen mocht meedoen en waarin iedereen ook wat te zeggen had, die belofte is niet gestand gedaan. “In 1960 werd de wereld beheerst door witte mannen, en die witte mannen zijn nog steeds niet bereid die macht af te staan.”
Er is al zoveel over de jaren zestig geschreven. Waarom moest er in uw ogen toch een nieuw boek komen?
“Wat ik geprobeerd heb, is bij mijn weten nog niet eerder gebeurd. Ik kijk niet alleen naar het Westen, wat meestal de norm is, maar ook naar de rest van de wereld. Dit boek is bovendien gebaseerd op heel veel primaire culturele bronnen. Het is een analyse van meer dan achthonderd films die ik heb bekeken, van honderden uren televisie, van tienduizenden liedjes die ik heb opgespoord, van talloze romans, toneelstukken, gedichten en tentoonstellingen.”
De tekst loopt door onder de afbeelding.
Hoe konden die jaren zestig uitgroeien tot dat buiten-gewone decennium dat zo tot de verbeelding spreekt?
“Een hele reeks factoren kwam samen. De babyboomers, geboren na de Tweede Wereldoorlog, gingen massaal studeren, daardoor had je voor het eerst in de geschiedenis een grote groep hoogopgeleide mensen, die ook nog eens geld hadden, want er was economische groei. Tegelijkertijd liep de Koude Oorlog volop en de beide grootmachten, de VS en de Sovjet-Unie, investeerden op grote schaal in wetenschap, ruimtevaart, onderwijs en cultuur. Beide blokken dachten: we moeten aan de rest van de wereld laten zien dat we de beste zijn. Ze boden tegen elkaar op.”
In die omstandigheden konden talentrijke artiesten een groot publiek bereiken met vernieuwend werk. In de popmuziek waren dat onder anderen The Beatles, Bob Dylan en The Rolling Stones, in de filmwereld Godard, Bergman en Truffaut. Buelens: “Een perfecte cocktail van een gunstig tij en grote namen die je in de geschiedenis zelden ziet.”
Ondanks die vernieuwing was de lp van The Sound of Music de bestverkochte lp in die tijd. Dat is nogal truttig.
“Ons beeld van de jaren zestig is gevormd door die nieuwe generatie en hun smaak, en omdat ze met zovelen waren, hebben ze die smaak pontificaal uitgedragen. Maar er waren natuurlijk ook mensen die een ander smaakpatroon hadden, ik hoef alleen maar te kijken naar mijn familie, mijn ooms en tantes. Die kochten The Sound of Music. Die mensen, die niks hadden met The Beatles en The Stones, zijn in de geschiedschrijving altijd buiten beeld gebleven. Maar zij behoren natuurlijk ook tot de cultuur van die periode.”
Behalve veel cultuur was er ook veel geweld: president Kennedy werd vermoord, z’n broer Robert, Martin Luther King, Malcolm X, de oorlog in Vietnam.
“Het was heel gewelddadig. Er was bovendien een soort van staatsgeweld dat we ons vandaag de dag moeilijk kunnen voorstellen. Mijn boek begint met het bloedbad in het Zuid-Afrikaanse Sharpeville in 1960, de massamoord van het apartheidsregime op ongewapende zwarte betogers waarbij 69 mensen om het leven kwamen. Die gebeurtenis is vrij algemeen bekend. Een jaar later doodde de politie in Parijs tientallen Algerijnen. We weten nog steeds niet hoeveel, maar zo goed als zeker meer dan in Sharpeville. Het is een van de grootste schanddaden uit de Europese geschiedenis, maar pijnlijk genoeg nooit deel geworden van ons collectieve geheugen.
“Er waren nog veel meer bloedbaden: Mexico-Stad in 1968 aan de vooravond van de Olympische Spelen, de onderdrukking van de Praagse Lente in datzelfde jaar, politiegeweld tijdens optochten van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging. Het opvallende van al dit staatsgeweld is dat het de hoop en de verwachting die de jaren zestig zo kenmerken niet heeft gefrustreerd, het optimisme bleef. Terwijl vandaag de dag een schietpartij waarbij doden vallen juist wordt gezien als een symptoom van de neergang van onze samenleving. De weerbaarheid was destijds kennelijk groter.”
De moord op president Kennedy was volgens u een breekpunt in de geschiedenis.
“Ja. Voor veel mensen is het nog steeds een centraal punt in hun leven. Waarom is hij vermoord? Het is nooit opgelost. Er kwamen de wildste samenzweringstheorieën, daar zit sindsdien geen stop meer op - kijk maar naar 9/11: de paranoia is onbegrensd. De moord op Kennedy is een van de grote etterende wonden van de jaren zestig. Doordat ze niet werd opgelost, raakten mensen hun vertrouwen in de overheid kwijt. De gebeurtenis heeft ook culturele gevolgen gehad: de tv, die zeker in de VS al grote invloed had, werd daarna ook in Europa het machtigste medium.”
De sixties worden veelal bekeken vanuit westerse blik, en ook gezien als een westers fenomeen. U bestrijdt dat.
“Ja, het was namelijk overal voelbaar. Voor mij is een van de belangrijkste verhalen uit deze periode de dekolonisatie en de geboorte van het nieuwe Afrika, met een jonge bevolking die heel ambitieus was en waar je ook meteen een enorme culturele bloei zag. Voor een deel was dat geïnspireerd door wat er in de VS gebeurde, en in de Cariben: Cubaanse muziek was in de jaren vijftig al heel populair in Congo.
“Ik beschrijf twee grote culturele festivals: in 1966 in Dakar, en in 1969 in Algiers. Daar kwam de zwarte cultuur uit de hele wereld samen: daar waren Braziliaanse nazaten van slaven, Caribische nazaten, mensen uit de VS vanzelfsprekend, uit Groot-Brittannië ook. En natuurlijk mensen uit het continent zelf, met een enorme explosie van creativiteit en zelfbewustzijn. De ontwikkelingen in die regio worden zelden met de jaren zestig geassocieerd, maar zijn volgens mij heel belangrijk omdat je heel mooi de kracht van cultuur en van de dekolonisatie ziet samenkomen.”
De tekst loopt door onder de afbeelding.
De sixties deden zich opmerkelijk genoeg ook voelen in het toen nog communistische Oost-Europa.
“Het beeld van de landen achter het IJzeren Gordijn was dat daar alles saai en grijs was en dat er niks mocht. Maar ook daar had je destijds heel creatieve kunst en cultuur, in Tsjechoslowakije bijvoorbeeld al jaren voor de Praagse Lente. Er werden interessante films gemaakt waarin op een ondeugende, spannende en inventieve manier verhalen werden verteld, met thema’s die ver afstonden van het socialistische realisme en de opbouw van de stalinistische heilstaat, veel ondeugender dan films die op dat moment in Nederland en België werden gemaakt. Er zat zeker ook kritiek in op de inertie van het communistische systeem.”
Is tijdens uw onderzoek en het schrijven van dit boek uw opvatting over de jaren zestig veranderd?
“Jazeker, ik begon zelf ook vanuit die westerse opvatting. Maar gaandeweg heb ik de rijkdom van de cultuur in de derde wereld ontdekt, niet alleen in Afrika, maar ook in Latijns-Amerika - in Brazilië bestond toen een vorm van avant-gardepopmuziek. Eigenlijk zag je in alle werelddelen grote creativiteit en kreeg de cultuur overal een nieuwe impuls.”
Stond de wereld er op 31 december 1970 beter voor dan op 1 januari 1960?
“Het hangt ervan af waar je naar kijkt. Grote delen van Latijns-Amerika en Afrika zijn er niet op vooruitgegaan, daar kwamen gewelddadige dictaturen. Er waren catastrofes, zoals in Biafra en Vietnam. Maar kijk je naar het materiële en intellectuele welzijn in het Westen, dat is enorm verbeterd. Neem de grootscheepse woningbouw waardoor krotten opgeruimd konden worden.
“Bij de burgerrechtenbeweging en de tweede feministische golf, twee grote maatschappelijke stromingen die miljoenen mensen vertegenwoordigden die in feite amper mee mochten doen, is er progressie geweest, zeker, maar die is ook wel beperkt. De witte mannen behielden de macht.”
U maakt en passant een eind aan een discussie die al meer dan een halve eeuw duurt: The Beatles waren beter dan The Rolling Stones.
“Dat zeg ik niet, want dat is een smaakkwestie. Maar The Beatles hadden wel een veel grotere culturele impact. Zij waren een planetair fenomeen, zo heb ik het ook proberen te beschrijven. Ik heb gereconstrueerd waar ze allemaal zijn doorgedrongen, en dat is bijna overal: in Afrika, in Latijns-Amerika, in Azië. De Volksrepubliek China was misschien een uitzondering, al waren The Beatles in havensteden waar buitenlandse schepen aanmeerden ook wel bekend. Ze waren vernieuwend met hun conceptalbums als Sergeant Pepper’s Lonely Hearts Club Band. Overal in de wereld waren er groepjes die Beatlesachtige muziek maakten, tot in de Sovjet-Unie aan toe; het was echt een mondiaal fenomeen.”
De jaren zestig waren de tijd van de seksuele revolutie, de vrije seks. Heeft dat de wereld veranderd?
“Die revolutie was veel minder verbreid dan algemeen gedacht. Echtscheiding is minder een taboe geworden, er gaan inderdaad meer echtparen uit elkaar. Maar het huwelijk heeft de jaren zestig overleefd; het idee van met z’n tweeën een gezin opbouwen is niet wezenlijk veranderd. Ja, het kunnen vandaag twee vrouwen zijn, of twee mannen. Maar daar is het bij gebleven. De commune is niet de norm geworden, net zomin als vrije liefde en partnerruil. De grote helden uit de popcultuur, John Lennon, Paul McCartney, Bob Dylan, zijn ook altijd getrouwd.”
Is er in de geschiedenis een vergelijkbaar decennium geweest met zoveel invloed?
“Nee, dat denk ik niet. Je kunt in elk decennium bijzondere dingen aanwijzen, maar het was nooit zo omvangrijk. Want dat is het bijzondere van de jaren zestig: er was hoogwaardige cultuur op vele fronten, die ook nog eens heel breed gedragen werd. Die combinatie is ongekend.”
Was het nou op 1 januari 1971 allemaal ineens afgelopen?
“Met de oliecrisis kwam er enkele jaren later wel een eind aan de economische voorspoed die al dat moois mogelijk had gemaakt. Maar in de jaren zeventig en tachtig is er ook mooie muziek gemaakt. Misschien is de popmuziek uit de jaren zestig nooit meer overtroffen, maar ik heb concerten meegemaakt van Prince, die waren fenomenaal, dat waren onvergetelijke ervaringen.”
Geert Buelens
Geert Buelens (1971) is dichter, essayist, columnist en hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde in Utrecht. Hij schreef onder andere over dichters tijdens de Eerste Wereldoorlog, en een studie over de invloed van Paul van Ostaijen op de Vlaamse poëzie. Het werk van Buelens is vele malen onderscheiden en vertaald.
Geert Buelens
‘De jaren zestig. Een cultuurgeschiedenis’
Ambo/Anthos; 880 blz, € 49,99 (ebook € 19,99)