Vandaar dit boek
Gabri van Tussenbroek: ‘Mensen moeten ook beseffen wat ze níet zien op De Nachtwacht’
Gabri van Tussenbroek hoopt dat zijn boek ertoe bijdraagt dat mensen met kritische ogen naar Rembrandts ‘Nachtwacht’ kijken.
Het is heel gek, maar ik heb geen enkele herinnering aan de eerste keer dat ik Rembrandts ‘Nachtwacht’ moet hebben gezien.
Op de middelbare school gingen we een dag naar Amsterdam. Het schilderij ‘Who’s Afraid of Red, Yellow and Blue’ van Barnett Newman in het Stedelijk Museum is me wel bij gebleven, maar van de Nachtwacht in het Rijksmuseum herinner ik me niets.
Mogelijk was ik als jongen uit Zaltbommel zo overdonderd door alle indrukken in de grote stad, dat de Nachtwacht er niet meer bij kon. Ach, Cees Nooteboom schreef het al: De herinnering is een hond die gaat liggen waar hij wil.
Toegankelijk
Tijdens mijn studie kunstgeschiedenis heb ik uitgebreid kennis gemaakt met het beroemdste schilderij van Nederland. Het is niet zo dat ik als student al bedacht dat ik er ooit over wilde schrijven.
Daar ging ik pas over nadenken toen ik klaar was met mijn boek ‘De toren van de Gouden Eeuw’, dat vorig jaar is verschenen. Dat speelt zich ook af in de tijd van Rembrandt en daar wilde ik nog wel even blijven. Ja, zo noem ik de zeventiende eeuw altijd. Als je geschiedenis voor een breed publiek toegankelijk wilt maken, moet je er iets aan koppelen wat mensen kennen. Als je het over de zestiende, zeventiende of achttiende eeuw hebt, zegt leken dat weinig. Rembrandt of het moment dat de eerste treinen hier gingen rijden, kunnen mensen beter plaatsen in de historie.
Amsterdam
Over de Nachtwacht is al heel veel geschreven. Miljoenen mensen hebben het bekeken of kennen het van tv, internet en koekblikken. Het schilderij uit 1642 toont de schutterscompagnie van Wijk II, het gebied tussen Damrak en Singel. Over kapitein Frans Banninck Cocq en luitenant Willem van Ruytenburch, de twee figuren op de voorgrond, weten we bijna alles. Wat valt er dan nog over te schrijven? Die vraag heb ik mezelf ook gesteld. Wat me zo intrigeerde waren die andere figuren op het doek. Laat ik nou eens vertellen, bedacht ik, wie dat waren, waar ze woonden, wat hun beroep was en hoe rijk ze waren. Maar ook wilde ik kijken naar hun rol in de stad, zodat je een beeld krijgt hoe het er toen aan toe ging in Amsterdam.
Het boek is geen biografie van deze schutters, de stad is de hoofdpersoon. Ik grijp de Nachtwacht aan om de stad te beschrijven die er in grote lijnen nog precies zo uitziet als toen. Als ik naar buiten kijk, zie ik de Oudezijds Voorburgwal, waarover deze schutters vele malen hebben gelopen. Iets verderop staan de huizen waar ze hebben gewoond. Het verleden is niet abstract, de geschiedenis ligt hier op straat.
Hond
Ik ben begonnen met de hond, om lezers meteen het boek in te sleuren. Staat er dan ook een hond op, vroegen mijn mede lezers verbaasd. Niet zo gek, want het dier is haast niet meer te zien door de witte waas die erover hangt. Die gaan ze aanpakken bij de restauratie die volgende zomer begint. Als je goed kijkt zie je dat de hond woest blaft. Hij is geschrokken van de roffel die de tamboer heeft laten horen, als sein dat de compagnie zich klaar moet maken om te gaan marcheren.
Dode kip
Een van de raadsels van de Nachtwacht is het meisje links vooraan. We weten nog steeds niet waarom ze daar staat en wie ze is. Ik ben ook niets wijzer geworden. De dode kip die aan haar gordel hangt, roept ook vaak vragen op. Daarmee verwijst Rembrandt naar het symbool van de schutters van de Kloveniersdoelen: op hun wapenschild stond een vogelpoot. Zo ben ik alle figuren op het schilderij stuk voor stuk langs gegaan. Er staan in totaal zeventien schutters op.
Oorspronkelijk was de schutterscompagnie belast met de verdediging van de stad. In de tijd van Rembrandt hadden ze vooral een ceremoniële functie, al moesten de mannen in een crisissituatie wel in actie komen. Je zou ze kunnen vergelijken met onze buurtwacht en de vrijwillige brandweer. De stad was ingedeeld in tientallen wijken met allemaal hun eigen compagnie. Die van Wijk II telde 160 tot 180 leden, die een dwarsdoorsnede vormden van de bevolking. Maar dat geldt niet voor het selecte gezelschap dat is afgebeeld op de Nachtwacht.
Elite
Deze zeventien schutters behoorden tot de financiële en culturele elite. Het waren lakenkopers, juristen, wijnhandelaren en makelaars. Ze hadden er het geld voor om zich door de societyschilder Rembrandt te laten portretteren. Dat was niet goedkoop. Per man hebben ze hem honderd gulden moeten betalen en misschien wel het dubbele voor degenen die ten voeten uit zijn afgebeeld.
Als je weet dat een modaal jaarsalaris toen 300 gulden bedroeg, snap je dat we kijken naar de CEO’s van die tijd. Schaamteloos etaleren ze in dit groepsportret hun rijkdom, macht en status, met de bedoeling hun eigen positie en belangen uit te bouwen en te versterken.
Schimmig
Van dit gezelschap hielden sommigen zich ook bezig met schimmige zaken. Zo had Reijnier Engelen in 1624 laken verkocht dat hij niet had laten keuren, wat verplicht was. Hoe hij toch lid kon worden van de compagnie, daarover zwijgen de bronnen. Dat geldt ook voor Jan Adriaensz Kuiper die wijn had gesmokkeld om belasting te ontduiken. Natuurlijk deden ze ook goede dingen voor de stad. Ze regelden zorg voor armen en wezen. Politiek en bedrijfsleven waren nauw met elkaar verbonden. Amsterdam was een oligarchie in die tijd, een bestuursmodel dat heel veraf staat van onze democratie. Het was de koloniale tijd en op de Nachtwacht staan alleen maar witte rijke mannen. Het is bij uitstek het symbool van de VOC-mentaliteit en Hollands Glorie en uitgegroeid tot ons ultieme kunstwerk, dat elke scholier moet hebben gezien.
Moet elk schoolkind hier nog wel naar toe, nu die symbolen de laatste tijd steeds meer ter discussie staan? Ik hoop dat mijn boek er in ieder geval toe bijdraagt dat mensen er met kritische ogen naar kijken. En ook beseffen wat ze níet zien op dit schilderij.”
Amsterdam en de Nachtwacht. De mannen op het meesterwerk van Rembrandt
Gabri van Tussenbroek
Prometheus; 120 blz. € 18,99